What’s in a language? (15)

Branch Out en medewerkers willen alle lezers van deze blog (inmiddels zo’n 1.300) allereerst natuurlijk een uiterst voorspoedig 2016 wensen! Ook dit jaar zullen wij ons best doen om diverse ontwikkelingen en eigenaardigheden op het gebied van Engels (en dan met name op het gebied van Legal English) onder de aandacht te brengen. Als er verder speciale (grammaticale) vragen zijn, als u zich regelmatig afvraagt hoe je het een en ander “eigenlijk in het Engels” schrijft, of als er andere dingen zijn waar wij eens aandacht aan zouden moeten besteden: laat het ons gerust weten.

De laatste maand van het jaar ontaardt altijd in de gebruikelijke flauwekullijstjes van “nieuwe” woorden en de bekendmaking van “Het Woord van het Jaar” (voor de mensen die het hebben gemist: “sjoemelsoftware” in het Nederlands (klik hier) en in het Engels: emoji voor Brits-Engels (klik hier), aldus de Oxford Dictionary, en het achtervoegsel –ism voor Amerikaans-Engels (klik hier), aldus de Merriam Webster Dictionary (daar hebben we het dus weer… wélk Engels?).

Aan het begin van die maand echter, was een veel belangrijkere taalontwikkeling in het nieuws. Ik bedoel de pogingen van diverse musea (waaronder het Rijksmuseum, het Tropenmuseum, het Afrikamuseum) om beschrijvingen van de in hun bezit zijnde (kunst)werken “waardevrij” te maken. (Voor de mensen die dát gemist hebben: klik hier). Woorden als “neger”, “eskimo”, “mongooltje”, “indiaan”, “hottentot”, etc. zouden niet alleen verbannen moeten worden van de bordjes die naast deze werken hangen, maar ook in de catalogusbeschrijvingen; “negerinnetje” wordt “Surinaams meisje”, dat soort werk.

Dit alles is natuurlijk volkomen logisch: in 2016 spreekt niemand met meer dan vijf hersencellen nog over “negers” of “mongooltjes”, dus waarom zouden die woorden dan wel in musea blijven bestaan? Daarnaast zijn die musea al jaren bezig met dit werk (zie bijv. Spreken we dezelfde taal? van Alex van Stipriaan, hoogleraar Caraïbische geschiedenis aan de Erasmus Universiteit uit 2011). Veelzeggender echter is de vraag waarom dit juist nú zo in de publiciteit gebracht moet worden?

Ongetwijfeld is dit gebeurd onder invloed van buitenlandse (lees: Amerikaanse) ontwikkelingen. Het Rijksmuseum zélf zegt dat “met name Amerikaanse bezoekers” aanstoot
namen aan de tekstbordjes. Dit past vrijwel naadloos in de zwartepietendiscussie waar de tegenstanders van Zwarte Piet een heel groot hart onder de riem wordt gestoken door buitenlandse (lees: Amerikaanse) actievoerders, documentairemakers en VN-
onderzoekers. (Misschien daarom juist niet zo verwonderlijk dat het suffix –ism tot het (Amerikaanse) woord van 2015 is verkozen…?)

Dé grote fout die zowel voor- als tegenstanders van taalverandering maken, is echter dat zowel de dat-is-belachelijk-want-dat-is-nu-eenmaal-onze-cultuur schreeuwers als de het-zijn-allemaal-tekens-van-onderdrukking-door-de-blanke-man roepers (een) “taal” zien als een waardevrij middel van communicatie dat los staat van de cultuur waaruit (een) “taal” is voortgekomen. Beide groepen geloven letterlijk in het Bijbelse adagium dat er eerst het Woord was, en toen pas datgene wat er werd bedoeld met dat Woord. (En voor de mensen die dát dan weer even gemist hebben: klik hier).

“Taal” (en niet alleen woorden maar ook grammatica, syntax, uitspraak enz.) ontstaat juist uit (culturele) omstandigheden.

En waar is dat nou mooier te zien dan in Legal English, ofwel in het Engels dat gebruikt wordt in de juridische context van de Anglo-Amerikaanse (Common Law)cultuur? Als datzelfde Engels (om allerlei redenen) óók wordt gebruikt in een Civil Law-cultuur, dan stuit je op een hoop ongerijmdheden en misverstanden. Het Nederlandse ‘opzeggen’ is niet zomaar terminate, de Nederlandse ‘rechter’ is lang niet altijd niet altijd een judge, en wat dacht u van ‘dagvaarding’, ‘verzoekschrift’, ‘kort geding’, ‘comparitie’, ‘vonnis’, ‘beroep’? Om er maar een paar te noemen…

Een andere cultuur geeft de woorden een andere betekenis. Hierover de komende weken in de Branch Out Legal English Blog.