Monthly Archives: July 2014

What’s in a language? (5)

Ben ik nou zo bot, of zijn jullie nou zo beleefd?

Daar stond het weer eens geschreven, in een artikel getiteld “A guide to (mis)communication” in het Financial Times Magazine van 14-15 juni (hier te lezen): “… but if you are Dutch, used to blunt speech, you think it (etc.)….”. In dit verder zeer lezenswaardige artikel schrijft Gillian Tett over een nieuw boek van Erin Meyer, een docent Cross-Cultural Management bij INSEAD: “The Culture Map”. Over dit boek komen we in een volgende blog nog wel eens te spreken: het verschil dat Meyer aanbrengt tussen high context en low context culturen (en de gevolgen voor o.a. het taalgebruik) kan voor internationaal opererende juristen van groot belang zijn, maar liever heb ik het hier even over dat enorme misverstand dat Nederlanders zulke botte, directe en onbeleefde horken zijn. (Overigens een misverstand dat sommige Nederlanders van harte onderschrijven en zelfs cultiveren).

Zélf ben ik graag erg voorzichtig met het verzinnen van allerlei verklaringen: Nederland is een erg egalitaire samenleving en daarom is de noodzaak om beleefd te zijn niet zo sterk aanwezig als in andere landen; iets met maaivelden en het afhakken van koppen; de verzuiling wordt er vaak aan z’n haren bijgesleept (altijd een goed excuus, die verzuiling); die eeuwige zogenaamde ‘handelsgeest’ van de Nederlanders; Nederland een typische low context country (volgens Meyer, dan) en ga zo nog maar even door. Nog even, en die heroïsche strijd tegen al dat water is ook vast een verklaring voor die voor Nederlanders zo karakteristieke bluntness

En hoewel het natuurlijk erg verleidelijk is om allerlei wilde theorieën te bedenken, ligt het volgens mij veel eenvoudiger: Nederlanders spreken net even té goed Engels voor hun eigen bestwil. Ik illustreer deze stelling vaak met de volgende situatie: een ontbijt met twee Britten, een Nederlander en een Portugees (of een persoon van willekeurig welke andere nationaliteit, excuses aan de Portugezen). De Nederlander en de Britten zitten de hele tijd vrolijk met elkaar te keuvelen in het Engels (het weer, de beurskoersen, de koffie, het onderwerp van de vergadering die ochtend, etc., etc.). Op een gegeven moment zegt de Nederlander: “Oh, give me the sugar”. En dan zie je de Britten terugdeinzen en bij zichzelf denken: “Waarom geeft hij mij nou zo’n bevel? Zitten we net zo leuk met elkaar te praten, en dan beveelt hij mij de suiker aan te geven… ik ben z’n knechtje toch niet?” De Portugees, die de hele tijd nog niets heeft gezegd, zegt ook “Oh, give me the sugar”, en de Brit kijkt verheugd op (“Ha, hij spreekt Engels! Je kan met hem communiceren”) en geeft zonder blikken of blozen de suiker aan.

Wat is hier gebeurd? De Nederlander heeft verwachtingen geschept; als iemand over zó veel sociale eigenschappen en talenkennis beschikt dat hij over van alles en nog wat in het Engels mee kan praten, dan móet hij ook het verschil weten tussen “Oh, give me the sugar” en “Would you mind passing me the sugar, please”. Met andere woorden: tussen een strikt bevel en een vriendelijk vraagje. Terwijl de Nederlander hoogstwaarschijnlijk wilde zeggen: “Oh, geef de suiker even?” maar zich bedenkt dat hij niet “even” kan zeggen in het Engels, en waarom zou je in zo’n gezellige en informele sfeer als dit onbijtje zo’n formeel en hogelijk beleefd verzoek moeten indienen met iets van “Would you mind passing me the sugar, please?”.

Hier is geen enkele sprake van bot-, onbeleefd- en/of directheid: doordat de Nederlander al de hele tijd vloeiend Engels heeft gesproken (volgens de Brit, dan… want hoe vaak heeft u al van Engelstaligen gehoord dat uw Engels zo goed is?), verwacht die Brit dat de Nederlander weet hoe hij op een voor de Brit normale manier om de suiker vraagt, en aan de andere kant vindt de Nederlander dat “Would you mind… etc een overdreven formele manier om de suiker te vragen, terwijl die vraag eigenlijk gewoon het Britse equivalent is van “Oh, geef me de suiker even”.

Ik blijf bij mijn standpunt dat het onzin is te beweren dat Nederlanders gewend zijn aan blunt speech (zoals Gillian Tett in haar Financial Times-artikel schrijft): het is veeleer de (té grote) verwachting die Nederlanders scheppen met hun Engels dat daarvoor zorgt. Ik ken eigenlijk net zo veel onbeleefde Britten als onbeleefde Nederlanders (en inderdaad veel minder onbeleefde Portugezen, maar dat kan ook zijn omdat ik maar één Portugees ken?). Ik denk niet dat het aan de “volksaard” van die mensen ligt, maar veel meer aan een verwachtingspatroon: wat ben je gewend? Want andersom vinden veel Nederlander het “onbeleefd” als Britten hun geschreven zinnen met Ik/I beginnen, of dat Amerikanen hun telefoon opnemen met een simpel “Hello?”, terwijl dat de gewoonste zaak van de (Britse/Amerikaanse) wereld is. Bluntness is veel vaker in het ear of the beholder dan ons lief is…

Om iedereen de kans te geven zélf te ondervinden hoe direct, bot en onbeleefd men in andere landen wel niet is, gaat de Branch Out Legal English Blog er even uit tot eind augustus. Prettige Vakantie iedereen! Tot eind augustus!!

PS: In het algemeen is het niet erg comme-il-faut om het met Britten tijdens een ontbijt te hebben over “het onderwerp van de vergadering van die dag”, zoals in mijn situatie hierboven. Dit op zichzelf kan al als blunt of over(t)ly direct worden opgevat. Dit alleen maar om aan te geven dat opvattingen betreffende ‘(in)directheid’, ‘botheid’ en ‘(on)beleefdheid’ niet alléén op taal aankomen…