Monthly Archives: September 2015

Courtesy (7)

U kent ze vast wel: die lijstjes met dingen die je in het achterhoofd moet houden als je iets aan het doen bent. Tien tips om beter met je tijd om te gaan, Tien tips om betrouwbaar over te komen, Tien tips voor een goed CV, voor het opruimen van je kledingkast, enz. enz. Zo zie ik ook regelmatig een lijstje langskomen om beter/sneller/effectiever etc. met e-mail om te gaan. Laatst nog: een lijstje van tien meest gemaakte fouten met het schrijven van e-mail. Lees hier voor dit lijstje.

De meeste van die lijstjes komen uit de time management-hoek (hoewel het mij verder een raadsel is hoe je je tijd moet managen als je steeds die lijstjes moet lezen, maar dit
terzijde…). Die e-mailmanagementlijstjes zijn vaak een mengeling van technische tips
(begin met het aanhechten van het document dat je wilt sturen, gebruik de delay-knop, etc.) en gezond-verstanddingetjes (denk aan wie je een cc stuur, gebruik niet automatisch reply all etc.). Maar óók altijd (en zelfs op de eerste plaats in meegeleverd “lees hier”-voorbeeld) dat je moet letten op de juiste “toon”. En juist dit kan voor een niet-moedertaalspreker een lastig te nemen hobbel zijn. Waarom?

Ten eerste gaat “toon” verder dan de goed-fout discussie. Shut up! is bijvoorbeeld “goed” Engels (net zoals het Nederlandse: “Houd je bek!”). Ik zou het alleen niet gebruiken in een zakelijke sfeer… Nu is dit wel een heel zwart-wit voorbeeld, maar er zijn talloze andere
woorden en uitdrukkingen waar de niet-moedertaalspreker veel minder weet van heeft. (Geschreven zie je het nooit, en als dan vaak nog als “f…”, maar “fuck” is wellicht een goed voorbeeld…: het is zo’n beetje het ergste woord dat je kan gebruiken. In Engeland dan. Tenzij je Gordon Ramsey heet. Maar veel Nederlanders gebruiken dat woord nog steeds. NIET doen!).

Ten tweede is “Engelstalig” nogal een breed begrip… Engelsen, Amerikanen, Australiërs en ga zo nog maar even door, hebben allen Engels als moedertaal. Alleen verschilt de ‘toon’ vaak in die verschillende landen. Wat in het ene Engels bijv. als ‘aangenaam formeel en beleefd’ gezien wordt, kan in het andere Engels als ‘stijf, duurdoenerig en snobistisch‘ opgevat worden. Om nog even bij fuck te blijven: de Australiërs gebruiken te pas en te onpas en zonder enig geblik of gebloos de lichamelijke variant: Bugger! Een Brit zou dit zelden doen. In de tv-versie van Four Wedding and a Funeral zijn de eerste woorden: Fuck, fuck, fuck zelfs vervangen door Bugger, bugger, bugger. Zo erg is ‘t.

Ten derde is het erg belangrijk om dezelfde toon door de hele tekst vol te houden
(Consistency, zie ook bijv. hier). Dit is voor niet-moedertaalsprekers misschien wel het moeilijkst. U wilt niet weten hoe vaak wij correspondentie tegenkomen die begint met (het Engelstalige equivalent van) “Zeer Weledelgeboren Heer…” om vervolgens af te sluiten met (het Engelstalige equivalent van) “Groetjes”.

Ten vierde is het ook nog eens een kwestie van tijd. Wat men 25 jaar geleden als beleefd aanmerkte, kan nu veel té formeel en ouderwets worden gevonden. Sterker nog, al té formeel wordt zelfs vaak opgevat als humoristisch of zelfs sarcastisch.
Aaaah, communicatie…

Op het gevaar af op mijn beurt ook weer met een lijstje te komen, zullen we deze blog
afsluiten met een aantal formeel-informeel tegenstellingen. Tenminste a) in zakelijke communicatie b) in Brits-Engels en c) in 2015. U kunt hier zelf vast wel varianten op bedenken.
Reason of writing:
Formeel: Your name was given to me by…
Informeel: I got your name from…
Making requests:
Formeel: We would appreciate it if you…
Informeel: Could you…
Reminding:
Formeel: We do not appear to have received…
Informeel: I haven’t received…
Inviting:
Formeel: We would like to invite you to…
Informeel: Please come to our…
Asking for clarification:
Formeel: It is not clear whether you mean…
Informeel: Do you mean…?
Attaching documents
Formeel: Please find attached…
Informeel: I am attaching…

What’s in a language? (11)

Twee weken geleden hield de Europese Commissie-voorzitter, Jean-Claude Juncker, de openingsspeech voor het nieuwe politieke jaar. Hij, Luxemburger, deed dit in het Engels. In de hele EU-pers werd deze State of the Union inhoudelijk besproken. In de hele EU? Nee, de pers in één klein landje bleef moedig weerstand bieden… Hier werd veel meer juist de vorm van deze toespraak onderdeel van het debat: Engeland. Waarom?

Even de voorgeschiedenis: Junckers voorloper, Barosso, leunde voor zijn openbare speeches zwaar op een klein team tekstschrijvers. Juncker deed juist het tegenovergestelde: hij zocht input van alle partijleiders van het Europese parlement en van alle 28 Eurocommissarissen. In de week voor zijn speech trok hij zich twee dagen terug met een team van zes mensen: Anne Mettler (hoofd van de European Political Strategy Centre, de interne denktank van de Commissie), Martin Schultz (Parlementsvoorzitter), stafchef Martin Selmayr, Manfred Weber (fractievoorzitter van de Europese Volkspartij), Frans Timmermans (vice-voorzitter Europese Commissie) en Mina Andreeva (Junckers woordvoerdster). Sommigen concentreerden zich op visionaire aspecten van de speech, anderen richtten zich op het benoemen en bespreken van concrete en actuele onderwerpen. Junckers beoogde resultaat was een mix van positieve en negatieve aspecten van de huidige, Europese, situatie. Juncker zei een slag om de arm te houden en de definitieve versie de nacht voor 9 september zélf te schrijven.

So far, so good, zou je kunnen zeggen. Maar nu de nageschiedenis: in bijna alle EU-landen werd Junckers speech op z’n inhoud becommentarieerd. Alleen in Engeland ging het vaak om de vorm. Het geheel is het best samengevat in een commentaar van Tim King in Politico (hier te lezen).

Tim Kings opmerkingen kort samengevat: There was a fundamental imbalance at the heart of his presentation: it was long on rhetoric but short on persuasive explanation. The result was uneven and disjointed — and long before the end he had lost his audience, at least in the parliamentary chamber.

Ik vraag me af of de heer King dezelfde opmerkingen had gemaakt als Juncker zijn rede in het Frans of Duits had gehouden; het was (kort door de bocht) een “Duitse boodschap in het Engels”. Duits (of dan tenminste “Europees”) in opbouw, retoriek, uitweidingen, voorbeelden, vergezichten, afwegingen van voors en tegens, afwisselingen van positieve en negatieve kanten etc. etc, maar dan in het Engels. Dankzij een heel leger aan vertalers ongetwijfeld een grammaticaal en lexicaal correct Engels, maar bedacht en gebracht door een niet-Engelsman, met een niet-Engelse achtergrond. En het feit dat zijn team bestond uit: Mettler (Duits/Zweeds), Schultz (Duits), Selmayr (Duits), Weber (Duits) en Andreeva (Bulgaars) heeft waarschijnlijk ook niet echt geholpen. Je zou hebben kunnen denken dat Timmermans, hoewel Nederlands, een zeker tegenwicht had kunnen geven, maar nee dus.

King schrijft verder in zijn commentaar: There were moments in the speech that the professional part of his audience — the journalists, spin-doctors and politicians — were able to re-process into soundbites and Tweets. But the occasional rhetorical flourish could not rescue something that was basically lacking in coherence. Zó moet er dus in het Engels een speech worden geschreven (én gehouden).

Het geheel doet erg denken aan dingen die vermeld staan in de Anglo-Dutch Translation Guide: een Engelsman zeg: “Very interesting.”, de Europeaan denkt te horen: “He is impressed”, maar de Engelsman bedoelt eigenlijk: “I don’t agree” of  zelfs: “I don’t believe you” (nog veel meer prachtige voorbeelden hier te lezen).

Om de dichtregel uit Awater van Martinus Nijhoff (“Lees maar, er staat niet wat er staat”) te parafraseren: “Luister maar, er wordt niet gezegd wat er gezegd wordt”.

Kortom: het probleem met het Engels is dat Engelsen het spreken. Of anders: het probleem met de Engelsen is dat ze Engels spreken.

 

Plain English (9)

Plain English (of haar, qua naamgeving iets minder de lading dekkende, nationale equivalent: ‘Begrijpelijk Nederlands’): we hebben het er al vaker over gehad (zie voor alle Plain English-afleveringen hier). Lezers die nog eens willen lezen wat Plain English is en waarom we Plain English zouden moeten gebruiken, verwijs ik graag naar deze blogpost (klik hier),

Hoewel de Plain English-movement in bijna alle Engelstalige landen flink aan terrein aan het winnen is, is er natuurlijk ook nog veel tegenstand. We kunnen nu natuurlijk opmerken dat de juridische wereld enigszins conservatief is en van nature wars van veranderingen, maar voor welke wereld geldt dat niet…? Vandaag dus even ruimte voor en aandacht aan de tegenstanders van het gebruik van Plain English:

• Het is beter om juridische stukken te schrijven in bewoordingen die al eens gebruikt zijn en hun waarde voor een rechtbank reeds hebben bewezen. Dit is speciaal van belang in Common Law-landen waarin rechters veel minder de vrijheid hebben om wetten en contracten te interpreteren: “er staat wat er staat”. Zie bijv. onze bespreking van de entire agreement clause van de afgelopen weken.
• De meeste teksten die juristen schrijven, zijn bedoeld voor andere juristen. Met andere woorden: de lezers zullen best begrijpen waar iemand het over heeft als hij zich in technisch Legalese uitdrukt. Geen enkele reden dus om in Plain English te schrijven. Bovendien biedt het schrijven van een “moeilijke” juridische tekst  juristen de kans om te laten zien hoe goed ze juridisch onderlegd zijn.
• Dat mythische wezen “De Klant”, verwacht dat zijn geld “goed besteed” wordt. De kans bestaat natuurlijk altijd dat die “De Klant” zegt: “dat had ik zelf ook gekund” als iets in Plain English wordt afgeleverd.
Plain Engish is té eenvoudig om de juiste nuances in ingewikkelde juridische concepten aan te brengen. Daarnaast kan het in voorkomende gevallen soms juridisch juist handig zijn om bepaalde passages opzettelijk enigszins vaag te houden. Iets wat in Plain English lastiger te bewerkstelligen is.

Al deze argumenten zijn natuurlijk redelijk moeiteloos met tegenargumenten te bestrijden (zoals zo vaak). Bovendien helpt het groeiende, al dan niet kosteloze, Internet-aanbod van standaard-contracten en/of standaard-clausules in contracten ook al niet met het rondbazuinen van het Plain English-evangelie…

Eén enkel argument echter zou tegenstanders van het gebruik van Plain English moeten kunnen overtuigen: het economische argument… Meer en meer onderzoek wijst uit dat Plain English uitermate kostenbesparend is. Voor een kort overzicht: lees hier. Nu weet ik wel dat dit overzicht gepost is door een clubje Plain English-enthousiastelingen en dus weinig objectief is, en dat het tegendeel lastig is aan te tonen, maar toch….

Wat je (begrijpelijkerwijs) echter nooit ergens leest, is dat Plain English voor niet-moedertaalsprekers Engels een stuk makkelijker onder de knie te krijgen moet zijn. En voor die mensen zijn wellicht de volgende (gratis) sites met interactieve Plain English-oefeningen leerzaam en/of amusant:

http://tinyurl.com/plainenglishexercises (met oefeningen in een juridische context)
of
http://tinyurl.com/plainenglishexercises2

Veel plezier!

Conciseness (5)

De laatste drie blogs hebben we besteed aan “overbodigheid”. Zo hebben we onder meer gezien dat de entire agreement clause in Engelstalige Anglo-Amerikaanse contracten onder Anglo-Amerikaans recht voor veel meer pure tekst zorgen dan Nederlandstalige contracten onder Nederlands recht. En dat veel bepalingen in naar het Engels vertaalde Nederlandse contracten hoogstwaarschijnlijk juridisch overbodig zijn.

“Juridisch” overbodig… dáár raak je juist de kern van de zaak. Het mag dan wel (nogmaals: hoogstwaarschijnlijk) juridisch overbodig zijn, maar commercieel, klantvriendelijktechnisch, stijlmatig, gemoedsrustgevend, etc. etc. kan het heel erg handig zijn om al bepalingen op te nemen in een Engelse vertaling van een Nederlands contract. “Het is wat de (Amerikaanse) klant vraagt”, “baat het niet, dan schaadt het niet”, “zo ziet het er tenminste erg compleet uit”, hoor ik regelmatig Nederlandse juristen zeggen over hun
Engelstalige contracten (waarbij het aantal in rekening gebrachte uren waarschijnlijk ook niet geheel en al uit het oog verloren wordt, maar dit terzijde).

Het ligt er dus maar aan hoe je “overbodigheid” definieert. Het ironische van zaak is echter dat met name juristen van mening zijn dat hun teksten een soort droge, van zo veel mogelijk persoonlijke en culturele vooroordelen ontdane beschrijvingen van de ‘juridische’ werkelijkheid zijn. Een soort wiskunde, eigenlijk. Niets is echter minder waar, en dat zie je vooral als ze in een andere taal (en dus meestal in het Engels) gaan schrijven. Wat in de ene taal namelijk als “overbodig” wordt beschouwd, is een andere taal vaak de normaalste zaak van de wereld.

Zo wees een onderzoek onlangs uit dat mensen in de Amerikaanse academische wereld de introducties van in het Engels vertaalde Duitse proefschriften vaak ter zijde legden omdat die ‘veel te uitvoerig’ waren. In de Duitse academische wereld is het echter de gewoonte om in dergelijke introducties iedereen uitvoerig, en met redenen bekleed, te bedanken voor hun bijdrage, hulp en ondersteuning bij het schrijven van dat proefschrift. Als je dat niet doet, ben je een botte en ondankbare barbaar.

En om dichter bij huis te blijven: de Nederlandse gewoonte om een alinea te beginnen met een terugverwijzing naar datgene wat in de voorafgaande alinea is beweerd, wordt door Anglo-Amerikaanse lezers vaak als totaal overbodig beschouwd (“ja… dat hadden we toch net al gelezen?”, is vaak de opmerking). (Zie ook: What’s in a language 1, hier nog eens te lezen).

Ook de rare Nederlandse “regel” om een in een “formeel” stuk geen zinnen te laten beginnen met “ik” (of “wij”) (nog steeds overal te vinden: zie bijv. hier) doet veel Anglo-Amerikaanse wenkbrauwen fronsen. Dat wil zeggen: als zo’n “formeel” stuk in het Engels wordt vertaald, natuurlijk. Want dan wringt men zich in allerlei rare bochten om ook in de Engelse vertaling de zinnen niet met “ik/wij” te laten beginnen. Met alle rare en zelfs foutieve Engelse zinsconstructies van dien. (Ewout Sanders heeft hier in het NRC nog eens een column aan besteed, lees hier). Je kan daar wel weer allemaal culturele quasi-
verklaringen bij verzinnen, bijv. dat “onze calvinistische volksaard” voorschrijft jezelf niet op de voorgrond te plaatsen door een zin met “ik” te beginnen, zoals je hier en daar leest, maar als je om verklaringen verlegen zit, sla je met Johannes Calvijn altijd een goede slag… Overigens zie je onder het motto: when in doubt, leave it out, nu steeds meer dat schrijvers beslissen “ik” maar helemaal weg te laten: “Geachte mevrouw Q, Zat net uw mail d.d. 8 april te lezen en…”, “Geachte heer Z, Ben net begonnen aan…”).

Ik draag deze voorbeelden aan om duidelijk te maken dat schrijven in het Engels (of om het even welke andere taal) lang niet alleen afhangt van het kiezen van de juiste woorden (als dat al kan…) of het al dan niet correct toepassen van grammaticale regels. Het gaat óók om wat de, uiterst lastig te definiëren “mores” zijn. En voor wat betreft Legal English vallen onder die “mores” ook nog eens de verschillen tussen de verschillende rechtssystemen. Daarnaast: bedenk dat uw Anglo-Amerikaanse tegenhanger net zo weinig weet van Civil Law-regels als u van Common Law gebruiken. En misschien eigenlijk nog wel
minder… Al was het maar omdat zíj de Branch Out Legal English Blog niet lezen…. Tot volgende week!