Monthly Archives: January 2017

Plain English (13)

Oh, oh… het is ook nooit goed! Deze rubriek, Plain English, heeft 13 bijdrages, inclusief deze. In alle bijdrages hebben we een lans gebroken voor het gebruik van Plain English (of zijn Nederlandse tegenhanger: Begrijpelijk Nederlands), behalve in Blog Plain English 9  waar wij (toegegeven: een beetje) ruimte hebben ingeruimd voor de, volgens tegenstanders althans, meer bedenkelijke kanten van Plain English.

Het kán zijn dat Legalese/Juridisch Nederlands of hoe je dergelijk taalgebruik dan ook mag noemen, koren op molen is voor populisten, Gutmenschtegenstanders, elitebashers, bovenlaagbestrijders en iedereen verder die het goed voor heeft met Volk en Vaderland. Meer en meer onderzoek wijst echter uit dat er ook onverwachte kanten zitten aan het
gebruik van Plain English/Begrijpelijk Nederlands.

Het artikel in het NRC-Handelsblad van Petra Jonkers: “Het dilemma van de gratis brillen” geeft dit haarfijn weer. Kort samengevat: begrijpelijke taal (waar de Plain English-beweging al vele jaren voor vecht) verhoogt de conflictbereidheid bij consumenten. Zij illustreert dit met het voorbeeld van vergoedingen voor brillen en gehoorapparaten: mensen met een (aanvullende ziektekosten)verzekering claimen deze brillen veel vaker nu de polisvoorwaarden in, door de overheid verplicht gesteld, ‘Begrijpelijk Nederlands’ zijn opgesteld. Anders gezegd: ander taalgebruik (kortere zinnen, actief taalgebruik, ‘gewone’ woorden, etc.), ondersteund door typografische ingrepen als lettertype en opmaak, veroorzaakt
ander gedrag. Opti- en audiciens blij…

Het artikel “Eenvoudige tekst, eenvoudige claim?”  (van de juristen Van Boom en Van Dam en de rechtspsycholoog Desmet, uit het Tijdsschrift voor Consumentenrecht en Handels-
praktijken ) bevestigt dit: 1500 proefpersonen kregen een casus voorgelegd over een bestaande autoverzekering. De helft kreeg een oude, lastiger te lezen, variant van de polis te lezen, de andere helft de nieuwe versie in vereenvoudigde taal. De groep lezers van de iets eenvoudiger opgestelde tekst verwachtten een hogere vergoeding van de verzekeraar dan de lezers van de lastige tekst. Bovendien waren de lezers van de eenvoudige tekst door hun verhoogde verwachting op een schade-uitkering ook veel vaker bereid een negatieve uitkomst aan te vechten. Dit verschijnsel staat bekend als confirmation bias: de, vaak onbewuste, neiging om informatie te zoeken die bevestigt wat we al geloven en die alle informatie die het tegendeel beweert, negeert.

Als is vastgesteld welk publiek welk wereldbeeld heeft (welke reeds bestaande ideeën en normen/waarden), dan is de volgende stap de boodschap in een juist frame work te zetten, ‘framen’ (in goed Nederlands…). Geen enkele boodschap kan álle informatie over een bepaald onderwerp bevatten. Iedere communicatie over wat dan ook zal sommige
aspecten meer, en andere minder of helemaal niet, benadrukken. Omdat het niet écht helpt om alleen maar bewijs van je eigen gelijk te leveren (wat zelfs op den duur in je nadeel gaat werken…), helpt het om te je te concentreren op wat je publiek belangrijk vindt.

En daar wringt ‘m de schoen: Plain English/Begrijpelijk Nederlands is een vorm van
framing. (Net zoals het omgekeerde, Legalese/Juridisch Nederlands, dat overigens óók is). Want ‘framen’ we financiële/verzekeringstechnische (etc.) bijsluiters, polissen en
Algemene Voorwaarden (etc.) in een Plain English-frame (wat overigens wettelijk verplicht is…), dan worden we als vertrouwenwekkend, publieksvriendelijk, transparant etc. gezien, maar lopen we de kans dat claims en daaruit voortvloeiende kosten toenemen. En als we dergelijke teksten in een Legalese-frame zetten, dan worden we gezien als elitair, al te moeilijk, opzettelijk ondoorzichtig etc., maar is de kans een stuk kleiner dat dit geld gaat kosten. Oftewel: “Oh, oh… het is ook nooit goed!”

Over twee weken meer over framing (het is per slot van rekening Donald Trumptijd…)

What’s in a language? (23)

Arme Britten… Raken ze eerst hun empire kwijt, daarna wil de rest van Europa niets meer met ze te maken hebben, en nu lopen ze het risico ook nog hun eigen taal te verliezen! Dat wil zeggen: hoe meer mensen op de wereld Engels beheersen op een ‘werkbaar’ niveau (ongeveer 2 miljard), des te meer mensen klagen dat ze de native speakers Engels (ongeveer 430 miljoen) steeds slechter begrijpen.

Dat heeft natuurlijk een aantal voor de hand liggende, maar ook paradoxale, oorzaken; hoe belangrijker Engels wordt als lingua franca, hoe onbelangrijker wordt het standaard-Engels. Een lingua franca is in de eerste plaats een taal die als gemeenschappelijk
communicatiemiddel wordt gebruikt tussen mensen met verschillende moedertalen. Een lingua franca is bedoeld om elkaar te begrijpen, regels (grammatica, uitspraak etc.) zijn minder belangrijk. In het Europees Parlement hoor je nier voor niets niet-moedertaalsprekers Engels vaak tegen Engelse native speakers zeggen: “Can’t you just speak English like the rest of us do?

Ook is, volgens deskundigen, de uitspraak van de Engelse th klank ten dode opgeschreven. Tegen 2060 zal throw iets als frow zijn, en mother iets als muvva. Om dat nou weer allemaal op het conto te schrijven van “immigratie” gaat wel weer wat ver, te meer daar er talloze regio’s in Groot-Brittannië zijn waar dit al eeuwen de gewoonste zaak van de wereld is.

Moedertaalsprekers spreken te snel: ongeveer 250 woorden per minuut waar een
intermediate niet-moedertaalspreker zich bij ongeveer 150 woorden per minuut
comfortabel voelt. Moedertaalsprekers gebruiken samentrekkingen: I’ll, I’d, don’t etc. waar een niet-moedertaalspreker beter met I will, I would en do not uit de voeten kan. Moedertaalsprekers gebruiken afkortingen (ETA, ASAP etc.). Er zijn verschillende moedertaal-
sprekers Engels (Britten, Amerikanen etc.) die andere woorden (en afkortingen!) gebruiken voor hetzelfde.

De Engelse taal zélf verandert, zo zeer zelfs dat regels en conventies verouderen zodat moedertaalsprekers die niet meer gebruiken: denk aan het Britse Mr/Mrs/Ms zonder puntje (mét puntje is ouderwets, óf, om het ingewikkelder te maken: Amerikaans) of het gebruik van hereby/herewith/hereto dat wij nog iedere dag zien maar dat in het modern-Engels als archaïsch gezien wordt (te vergelijken met als een niet-Nederlander ‘mensch’ zou
schrijven, of ‘koopen’).

Moedertaalsprekers gebruiken uitdrukkingen en (pop)culturele annotaties die voor een niet-moedertaalspreker nauwelijks te begrijpen zijn (al was het alleen maar om de vluchtige aard van dergelijke zegswijzen). Helemaal ingewikkeld wordt het als niet-
moedertaalsprekers zó goed Engels spreken dat Engelstaligen zich niet meer realiseren dat ze een niet-moedertaalspreker voor zich hebben (lees hier meer).

De British Council probeert de toenemende verwarring door al die Global Englishes  te stoppen. De moedertaalsprekers Engels moeten weer naar school om in hun eigen taal met niet-moedertaalsprekers Engels te communiceren! Klik op deze link.  “It’s a bit of a
revelation to many of them that their English isn’t as clear and effective as they think it is
”, zegt Neil Shaw,  Hoofd Intercultural Fluency. Hij wordt in deze stelling ondersteund door Dr Dominic Watt van de University of York: “Mother-tongue English may not even be an
advantage anymore, because you haven’t had to go through the same learning process that the non-natives have. So they’re all on the same page and it’s the native speakers who are the odd ones out.

Kortom: weer een typisch gevalletje van The Empire Strikes Back.

PS:
De halfbakken plannetjes die opgaan in het Europese Parlement om, na de Brexit, Frans of Duits, of zelfs Spaans de nieuwe lingua franca te maken, zullen met precies dezelfde
problemen te maken krijgen.

English in Mediation (4)

Mediation is eigenlijk niets meer dan een soort “onderhandelen met hulpstukken”. De
mediator zelf maakt geen beslissingen, het zijn de partijen (en hun juridische hulptroepen) die, onder leiding van de mediator, een onderhandeling beginnen. Het hele onder-
handelingsproces in een mediation is een informeel proces, maar om de chaos niet al te groot te maken zijn er enkele spelregels opgesteld; als één van de partijen in de ogen van de andere partij te ver gaat, kán dit eventueel juridische consequenties hebben.

Zowel de wet als de gedragscode van mediators (en wie eigenlijk niet?) fronzen hun wenkbrauwen als er ‘gelogen’ wordt tijdens onderhandelingen. Echter, niet iedere ‘leugen’ doet de wenkbrauwen even hoog optrekken. Sommige ‘leugens’ zijn in orde. Dergelijke leugens vallen onder, wat in het Engels heet: “puffing”: je zelf opblazen om in een onderhandeling belangrijk(er) gevonden te worden of sterker te staan.

Voorbeelden van puffing: partij A zegt met niet minder dan € 50.000,- schadevergoeding genoegen te nemen terwijl hij al blij zou zijn met de helft; partij B staat op een
confidentiality agreement in een contract terwijl het hem eigenlijk niets kan schelen; partij C roept tijdens een mediation dat hij 100% zeker naar de rechter stapt als de mediation voor hem niet goed genoeg uitpakt. En, als je er goed over nadenkt, is 95% van alle tweets van president-elect Donald Trump een vorm van puffing….

Puffing heeft zijn weg ook al gevonden naar verschillende juridische woordenboeken: the exaggeration of the good points of a product, a business, real property, and the prospects for future rise in value, profits and growth. It cannot be the basis of a lawsuit for fraud or breach of contract unless the exaggeration exceeds the reality. However, if the puffery includes
outright lies or has no basis in fact  a legal action for rescission of the contract or for fraud is possible.

De Code of Professional Conduct van de American Bar Association heeft het in twee
specifieke gevallen over het onderwerp truthfulness: Rule 4.1 (Truthfulness in Statements to Others) en Rule 8.4(c) (Misconduct).

Rule 4.1 sluit lang niet alle “leugens” uit; het maakt een duidelijk verschil tussen liegen en “puffen”. Voor een gezaghebbende en uitvoerige discussie over het concept van puffing verwijs ik graag naar de American Bar Association Formal Opinion 06-439. In het kort komt het erop neer dat puffing wordt toegestaan maar dat van advocaten/mediators verwacht (en zelfs vereist) wordt dat zij een “juiste voorstelling van feiten” geven: “We emphasize that, whether in a direct negotiation or in a caucused mediation, care must be taken by the lawyer to ensure that communications regarding the client’s position, which otherwise would not be considered statements of ‘fact’ are not conveyed in language that converts them, even inadvertently, into false factual representations.”

Dus hoewel een jurist de ethische plicht heeft de interesses van zijn cliënt onvermoeibaar te verdedigen, zijn er grenzen, grenzen die worden bepaald in de Code of Professional
Conduct.
 Mediation praktijken spelen zich altijd af in een wolk van vertrouwelijkheid, maar dat geeft niemand een vrijbrief om de grenzen van die vertrouwelijkheid te testen door al te losjes om te gaan met de voorstelling van feiten tijdens de onderhandelingsfase van een mediation.

Voor niet-Engelstaligen die in het Engels mediation-activiteiten uitvoeren, is het extra
oppassen; de scheidslijn tussen liegen en puffen is diffuus. Hun language register is vaak beperkt, een woord valt al snel verkeerd, en niet-Engelstaligen hebben vaak grote moeite hun (Engelse) taalgebruik te variëren en aan de juiste omstandigheden aan te passen.

PS:
op 2 en 3 februari organiseert Branch Out ten kantore van Ekelmans en Meijer in Den Haag een training English in Commercial Mediation (voor meer info: klik hier). Er zijn nog enkele plaatsen over.