Monthly Archives: May 2018

English in Mediation (5)

Een kleine bekentenis… We zijn op deze plaats een aantal keren flink van leer getrokken tegen zgn. “nominalisaties” (lees bijv. nog eens Conciseness 6 of Plain English 15). Maar is dat wel helemaal terecht? Psycholinguïstisch onderzoek wijst uit dat nominalisaties wel degelijk hun nut kunnen hebben.

Even recapitulerend: nominalisaties zijn zelfstandige naamwoorden die gemaakt zijn van werkwoorden. In het Engels vaak woorden die eindigen op -tion (investigation,
communication),
-sion (persuasion, admission), -ment (movement, agreement), -ance
(variance, resistance), -ence (persistence, reference), -al (refusal, betrayal
) of –tude
(gratitude, multitude). U kunt vast zelf wel de werkwoorden erbij verzinnen… Over het
algemeen zijn de Plain English-goeroes het erover eens dat dit soort woorden, als het even kan, vermeden dienen te worden.

In Seeing through Legalese noemt Joseph Kimble ze “Zombie nouns: the tendency to turn strong verbs into abstract nouns accompanied by weak verbs (such as: is, do, make, have) is one of the worst faults in modern writing”.  In The Reader’s Brain, How neuroscience can make you a better writer, schrijft Yellowlees Douglas: …nominalizations tend to be complex, abstract and difficult to picture… they are sneaky and are flying stealthily beneath our radar, they are the villains of sentences because they steal the action from the verb, they obscure action, agency and even meaning in sentences. En dat zijn nog maar twee willekeurige Plain English-aanhangers. Genoeg in ieder geval om je er nooit meer aan te bezondigen…

Maar wat nu als het juist de bedoeling is de acteurs en de actie enigszins te verdoezelen? In een recente studie A Rose by Any Other Name (gepubliceerd in Psychological Science ) laten Michal Reifen-Tagar en Orly Idan zien dat gebruik van juist die nominalisaties ipv. de werkwoorden een positief effect kan hebben in situaties waar spanning op staat. Handig om te weten voor diplomaten, juristen en, met name, mediators.

De onderzoekers vermoedden dat het gebruik van zelfstandige naamwoorden (nouns), als in bijv.  “I am in favour of the removal of settlers”, een groter kalmerend effect zou hebben dan het gebruik van werkwoorden  als in “I am in favour of removing settlers”. De eerste (the removal of) is meer een statement, een min of meer abstract geloof. De tweede (removing of) meer een voorgesteld recept voor actie en geeft derhalve meer aanleiding tot (vaak ongewenste) emoties.

Zij presenteerden twee groepen (in total 400 proefpersonen) een reeks zinnen. Eén groep kreeg noun-zinnen, de andere groep kreeg verb-zinnen (“I support the division of/dividing Jerusalem”, “I am in favour of demolishing/the demolition of homes belonging to family members of those involved in terrorist activities”, “I am in favour of cutting off/the cutting off of supply of electricity to Gaza during wartime” etc.). De proefpersonen konden hun reactie kwijt op een schaal van 1 tot 6 (Volledig mee eens – Volledig niet mee eens). De resultaten waren precies zoals de onderzoekers hadden gedacht: de noun-zinnen gaven een veel mildere kijk op de zaken dan de verb-zinnen.

De resultaten van dit onderzoek zorgen er natuurlijk niet voor dat nu meteen maar de wereldvrede uitbreekt (of tenminste het Joods-Palestijnse conflict oplost) maar laat wel goed zien hoe spanningen tussen partijen iets kunnen verminderen door goed na te denken hoé je iets presenteert.

In grote lijnen lijkt deze nominalisatie-discussie natuurlijk een beetje op een andere pet-hate van Plain English-aanhangers: de passieve vorm. Ook die zou je zo veel mogelijk moeten zien te vermijden, maar er zijn behoorlijk wat omstandigheden waar die passieve vorm te verkiezen is boven de actieve vorm (zie Clarity 9).

Het is in deze serie blogs al een paar keer eerder beweerd: grammatica heeft meer
betekenis dan je denkt  (zie bijv. Correctness 5 of Correctness 6)

PS:
Mocht u na het lezen van deze blog nog zin hebben in een aantal oefeningen, ga dan hiernaartoe om van nominalisaties af te komen of hiernaartoe om juist nominalisaties te maken. Denk na voor wié u schrijft en wat u daarmee wil bereiken. Veel plezier.

Clarity (20)

Nou, nou, dát was even iets! In tamelijk omzichtige bewoordingen vond de Rechtbank
Amsterdam een paar weken geleden dat een verweer van mr. Inez Weksi niet geheel en al te volgen was, tenminste… het was voor de Rechtbank “minder duidelijk wat precies in al die pagina’s wordt betoogd”. De rechtbank vond het “lastig structuur in het betoog te
ontdekken” en standpunten waren, “ook door het zeer wijdlopige en grammaticaal niet kloppende taalgebruik, niet eenvoudig te onderscheiden”. Dat was het eigenlijk wel zo’n beetje… (Hier na te lezen, onder punt 3.2 – Algemene opmerkingen over het
gevoerde verweer).

Toch waren hele kuddes advocaten boos, niet in het minst natuurlijk Weski zelf. Weski, enigszins complottheoretiserend vanwege het feit dat zij eerder probeerde de rechtbank te wraken omdat de rechters in haar ogen niet onpartijdig waren: “Je kan slechts hopen, dat in hoger beroep wel magistratelijk en onafhankelijk zal worden geoordeeld met respect voor de wet en de advocaten”. Vervolgens vielen een hoop collega’s van Weski haar bij. “Is het aan de rechter om zich op een dergelijke wijze uit te laten over pleitaantekeningen? Ik geloof van niet”, schrijft Van Swaaij bijvoorbeeld in zijn blog , en een aantal advocaten vallen hem bij in de reacties. Ook de NRC spreekt er schande van; in een hoofdredactioneel commentaar schrijft de krant: “Kennelijk was er twijfel bij de rechters of de advocaat wel beschikt over voldoende kennis en vaardigheden om een goed verweer te kunnen voeren”.

En al gauw was er sprake van een benchslap (of een bench slap of een bench-slap,
afhankelijk van welke krant/blog/commentaar/woordenboek etc. u wilt volgen; weet dat er geen Engels equivalent voor het Groene Boekje bestaat). Een benchslap is (volgens de 10e editie van Black’s Law Dictionary, 2014 waarin het woord voor het eerste werd opgenomen) een judge’s sharp rebuke of counsel, a litigant, or perhaps another judge, esp., a scathing remark from a judge or magistrate to an attorney after an objection from
opposing counsel has been sustained.
Een balietik, dus.

Niet voor niets is benchslap (laten we de spelling van Black’s maar aanhouden) van Amerikaanse makelij. In tegenstelling tot de Nederlandse praktijk komt dat daar erg vaak voor, met name in de Appelate Courts (ofwel: in de hogerberoepszaken) is dit schering en inslag. Balietikken worden daar zó vaak uitgedeeld dat er verschillende categorieën voor in het leven zijn geroepen (vertical benchslaps, horizontal benchslaps, reverse benchslaps,
flying benchslaps, General benchslaps, inter-article benchslaps,
voor een nadere uitleg: klik hier) en er zijn zelfs Best-of-the-Year nominaties mee te winnen!

Verreweg de meeste balietikken echter, vallen in de categorie Learn to Proofread, You Idiotbenchslap, ofwel precies de categorie waaronder we de recente Weski-balietik kunnen scharen. In Judges on Effective Writing geeft Bryan Garner een korte bloemlezing van wat verschillende Amerikaans rechters hebben te zeggen over het taalgebruik in hun rechtbanken. Daarmee vergeleken is de Weski-balietik een lieftallig aaitje over haar hoofd van bezorgde, maar goedbedoelende, ouders. Iets dergelijks vindt Paulien Cornelissen in het NRC overigens ook.

Wat mij betreft mogen balietikken voor niet te volgen taalgebruik in Nederland veel vaker worden uitgedeeld. Schrijfregel Numero Uno: Weet Voor Wie U Schrijft. En als zelfs de Rechtbank een pleidooi niet meer kan volgen, is ergens iets goed mis. Dit nog afgezien van het feit of het nu wel zo handig is om de Rechtbank tegen de haren in te strijken. Ik hoop dat de advocatuur zich dit eens meer te harte gaat nemen. En misschien kunnen we dan ook stoppen om angstaanjagende woorden als “magistratelijk” en “de Magistratuur” te
gebruiken?

Plain English (18)

De hypotheekakte is misschien wel hét juridische document waar niet-juristen het vaakst mee te maken krijgen. En laat nu juist dát document “een van de meest onbegrijpelijke genres in het Nederlandse taalgebied zijn”. Tenminste, dat zeggen de Utrechtse
onderzoekers Leo Lentz, Marloes Herijgers en Erik van der Spek. In opdracht van
Vereniging Eigen Huis probeerden ze de hypotheekakte begrijpelijker te maken. Ze onderzochten daarvoor 42 aktes van 21 geldverstrekkers. Hun bevindingen beschrijven ze in het laatste nummer van Tekstblad, een tijdschrift over tekst en communicatie.

Ik moet bekennen dat ik het artikel nog niet zelf heb gelezen, wél een samenvatting op AM-Web (hier te lezen).  Ik heb het nummer besteld en als er meer te melden valt, kom ik hier binnenkort op terug. Om kort te zijn willen deze wetenschappers van de Universiteit Utrecht samen met de AFM, geldverstrekkers en de Vereniging Eigen Huis iets doen aan de schier onneembare leesbaarheidshorde die “hypotheekakte” heet.

Die hordes worden (volgens de samenvatting, althans) gevormd door woordlengte
(gemiddeld 5,69 letters per woord), zinslengte (gemiddeld 19,6 woorden), bijvoeglijke bepalingen (gemiddeld 3,1 per zin), een overmaat aan lijdende vormen en onnodige hulpwerkwoorden, veel te veel informatie in één zin en overmatig gebruik van zgn. “jargon”. Al deze gemiddeldes liggen vér boven welke andere tekstvorm dan ook. Dit alles is nogal kwalijk te noemen, met name omdat hypotheekakten juist onder de ogen komen van niet-juridisch onderlegde lezers. Regel Numero Uno als je begint te schrijven is namelijk:
Bedenk Voor Wie U Schrijft.

“Eindelijk wordt men wakker”, zou je kunnen verzuchten. In de Angelsaksische landen zijn ze al meer dan 40 jaar bezig om het onleesbaarheidsprobleem op te lossen. Hoewel de
private sector nog steeds worstelt met leesbaarheid en begrijpelijkheid, moét wetgeving in steeds meer landen en staten beantwoorden aan de ‘regels’ van Plain English. En wat meer zij: er verschijnen steeds meer uitgebreide verantwoordingen van commissies die zich bezig houden van met het “hertalen” van die wetgeving van traditioneel Legal English naar leesbaar en ook voor niet-juridisch onderlegde lezers begrijpelijk Plain English. Zie bijv. Bryan Garner’s Guidelines for Drafting and Editing Court Rules  (besproken in Concisesness 9 ) of Joseph Kimble’s New Federal Rules of Civil Procedure (besproken in Conciseness 8 ). In die verantwoordingen staat wat er waar en waarom is “hertaald”.

Vereniging Eigen Huis en de onderzoekers willen daarom om tafel met de geldverstrekkers om te kijken hoe ze samen de akte beter leesbaar kunnen maken. Ook het notariaat en toezichthouder AFM krijgen een uitnodiging. Ik hoop dat ze kennis nemen van al die jaren aan vooronderzoek dat de Plain English-beweging al heeft uitgevoerd. Het is namelijk niet alleen maar kortere zinnen maken, lijdende vormen proberen te ontwijken, archaïsmen schrappen en jargon vermijden en ga zo nog maar even door. Het gaat ook over een betere en daardoor meer inzichtelijke tekstopbouw, indeling, vermijden van ambiguïteit,
overbodigheden en herhalingen en ga zo nog maar even door. En hopelijk kunnen ze de klus klaren zonder enigszins neerbuigende woorden als “versimpelen”, “vereenvoudigen”, en “Jip-en Janneketaal” te gebruiken… Dáár gaat het niet om. Leesbaarheid en
begrijpelijkheid moeten de uitgangspunten zijn.

Overigens, over “jargon”, ofwel Terms of Art gesproken: de angst om al te veel rekening te houden met juridische eisen aan woorden als ‘inpandgeving’ of ‘kwijting’ zijn, volgens mij, eenvoudig te tackelen door de eerste keer dat dergelijk (oei! help!) jargon in een
hypotheekakte wordt gebruikt, een simpele verklaring tussen haakjes te schrijven. Waar staat dat dat niet mag? En als een simpele, door iedereen te begrijpen verklaring om welke reden dan ook niet mogelijk is, dan lijkt me dat je dat jargon/Term of Art sowieso moet voorkomen.

Zoals gezegd: wordt vervolgd!