Monthly Archives: June 2018

What’s in a word? (27)

Het common law-rechtssysteem (dat in de VS en Engeland, dus) hecht grote waarde aan woorden. Meer dan een civil law-systeem. Het punt is dan wel om goed in beeld te hebben wat bepaalde woorden dan wel of niet betekenen. Neem nu het woord money waar het Supreme Court in de VS zich afgelopen week weer eens mee bezig hield.

De Railroad Retirement Act uit 1937 bepaalt op welk gedeelte van het spoormede-
werkerssalaris welke belasting betaald moest worden. De wet definieerde salaris
(compensation) als zijnde: any form of money remuneration. De Amerikaans treinmannen en –vrouwen krijgen de laatste jaren echter ook uitbetaald in aandelen (stocks). De vraag dus was of die aandelen ook als inkomen moesten worden belast. Na een hoop getouwtrek kwamen de rechtbanken in den lande er niet uit en moest het Supreme Court hierover buigen.

Dat viel nog niet mee en het resultaat was een 5 tegen 4 beslissing (hier te lezen: Wisconsin Central v. United States), ofwel a divided U.S. Supreme Court decision. Opperrechter Neil Gorscuch, één van vijf uit het winnende kamp schreef: “Stock isn’t money, stock is stock”. (Over Gorscuch en zijn gewoonte om samentrekkingen – isn’t ipv. is not– te gebruiken, hebben we het vorig jaar ook al gehad, en hier doet hij het weer…).

Zijn belangrijkste argument was dat in de tijd dat de wet door het Congres werd aangenomen, money werd gezien als munten en bankbiljetten, dit alles volgens de
woordenboeken uit die tijd (Webster’s New International Dictionary van 1942, Oxford
English Dictionary van 1933 en Black’s Law Dictionary 1200 van 1933). Daarnaast
behandelt de Amerikaanse belastingdienst via de Internal Revenue Code uit 1939 aandelen en geld op een verschillende manier. Het aannemen van de Railroad Retirement Act in 1937 derhalve, requires respect, not disregard.

Natuurlijk voerde het verliezende team onder leiding van opperrechter Stephen Breyer aan dat zij dit maar een vreeemde war of 1930’s dictionaries vonden, dat zelfs die jaren ’30
woordenboeken aangaven dat a medium of exchange niet de enige betekenis was van money en dat de betekenis van money door de jaren heen is veranderd: “Nothing in the statue suggests the meaning of this provision should be trapped in a monetary time warp, forever limited to those forms of money commonly used in the 1930’s”. Tevergeefs allemaal, dus.

Had Breyer (en met hem Ginsburg, Sotomayer en Kagan) maar iets meer geweten over de beslissingen van hun Britse tegenhangers. In 1942 schafte het Britse High Court of Justice bij monde van Lord Atkin, in de zaak Perrin v. Morgan, the strict sense of the word money namelijk al af. Emily Morgan stierf met een bezit van £33.000. In haar (zelfgeschreven) testament stond dat ze al haar geld wilde nalaten aan haar nabestaanden. Jammer voor haar
nabestaanden, want ze had slechts £1000 in haar portemonnee, de rest zat in aandelen. (Meer hierover valt te lezen in The Judicial House of Lords 1876-2009, Oxford University Press, 2009, blz. 148).

Deze strict-sense-of-the word-doctrine bestond al sinds 1725 toen een Engelse rechtbank besloot dat money alleen het contante geld en het geld op een bankrekening betrof, en heeft geleid tot vele tientallen rechtszaken. Totdat Lord Atkin en zijn mede-opperrechters het genoeg vonden dus. Deze zaak is zó bekend dat die nog onlangs werd gebruikt op de website van een Britse online testamentenaanbieder.

Pecunia non olet. Geld stinkt niet. Maar het zou wel handig zijn als we wisten wat ‘geld’ eigenlijk betekende.

(Met dank aan The National Law Journal en Marcia Coyle).

What’s in a word? (26)

In de serie “nooit-te-gebruiken-woorden” deze week: notwithstanding. Hoewel niet eens een juridisch-technisch woord, had een hoofdredactioneel stuk uit de Times van 30
november 1990 waarin van leer getrokken wordt tegen het zgn. Legalese, zelfs als titel: “Notwithstanding…” Er zijn zowel stilistische als inhoudelijke bezwaren tegen
notwithstanding. Bovendien zijn er genoeg woorden die gebruikt kunnen worden ipv.
notwithstanding.

Notwithstanding is een mooi staaltje neplatijn: een directe Engels vertaling van het Latijnse non obstante. Het Latijnse werkwoord obsto betekent zo veel als of ‘in de weg staan’, of ‘tegenwerken’. Het Engelse withstand betekent ook ‘iemand het recht op het bezit van iets verbieden’. Non obstante is géén klassiek Latijn; pas in 1226 is het woord voor het eerst gezien. Vanaf 1250 kwam het woord zo vaak voor in Engelse wetten dat het vanzelf een Term of Art werd. Engelse koningen echter misbruikten dit woord echter zó vaak om beslissing van het parlement te omzeilen dat na de revolutie van 1688 de Bill of Rights een einde maakte aan de juridische lading van non obstante, ofwel notwithstanding. De
Engelse vertaling notwithstanding werd sinds 1380 gebruikt, en volgens David Mellinkoff  in The Language of the Law: It was not a law word to start with, but the law later picked it up and kept it.

De, op z’n zachtst gezegd, verwarrende oorsprong en toepassing van notwithstanding heeft ervoor gezorgd dat het woord (in het Engels, tenminste) maar in liefst drie grammaticale categorieën valt. Het is tegelijkertijd een voorzetsel (Notwithstanding a brilliant defense, he was found guilty), een voegwoord (he may do so, notwithstanding he has failed to comply with ths section) én het kan zelfs optreden als een bijwoord (He doesn’t want me there, but I’m going, notwithstanding).

Dit verwart de lezer. Zonder dat lezers zich daar bewust van zijn, verwachten lezers nou eenmaal op min of meer vaste plaatsen in een zin een voorzetsel, een voegwoord of een
bijwoord. En als hetzelfde woord meerdere functies kan hebben, moet een lezer na gaan denken welke functie dat bepaalde woord op die bepaalde plaats heeft. Liever niet
gebruiken dus…

Die verwarring kan ook juridische gevolgen hebben, of zoals Bryan Garner schrijft: What doesn’t withstand what else? Neem de zin uit een contract: Notwithstanding the limitations in § 48, Bancroft may take possession on Monday. Zijn de limitations of § 48
“notwithstanding”
(ofwel: ondergeschikt aan) Bancroft takes possession on Monday? Of is het geheel ondergeschikt aan § 48 (ofwel: Bancroft takes possession alleen als § 48 dat
toestaat? Omdat het eerste de bedoeling is, menen sommigen dat notwithstanding aan het eind van de zin moet komen te staan: The limitations in § 48 notwithstanding, Bancroft may take possession on Monday. Beter zou zijn om notwithstanding weg te laten en te schrijven: Bancroft may take possession on Monday; the limitations in § 48 will not apply. En
verwarring is soms aanleiding genoeg om een rechtszaak te beginnen. Liever niet
gebruiken dus…

De onvolprezen Word and Phrases Guide van 2016  van de Australische overheid zegt over notwithstanding simpleweg: Never use. Adams schrijft in zijn A Manuel of Style for Contract Drafting: There are good reasons not to use notwithstanding. Al was het alleen maar omdat een contract gelezen kan worden zonder het woordje notwithstanding op te merken. In het meest extreme geval zou je kunnen tegenkomen: Notwithstanding anything to the contrary contained herein… wat zo veel betekent als “Vergeet alles wat je tot nu toe hebt
doorgeploegd, hier komt het belangrijkste gedeelte…” Verspilde tijd, liever niet gebruiken dus…

Nog verder afgezien dat notwithstanding een van die veellettergrepige woordjes is die zo karakteristiek zijn voor lawyer-speak, en er talloze stilistische bezwaren tegen zijn aan te voeren, bestaan er gewoon heel veel simpele synoniemen: probeer eens (als voorzetsel): despite, in spite of, regardless of (als bijwoord): yet, nevertheless however, though,
nonetheless
, of (als voegwoord) in spite of the fact that, although?

Niettegenstaande al het bovenstaande, ga gerust verder met notwithstanding te gebruiken.

Courtesy (12)

Een cultuur ‘vormt’ taal. Een taal ‘vormt’ cultuur. Taal én cultuur ‘vormt’ communicatie. Drie voorbeelden uit de (ook juridische) praktijk:

Voorbeeld 1:  Vaak horen we van deelnemers aan onze English Writing Skills-trainingen
opmerkingen in de trant van “Volgens mij ben ik veel te formeel in mijn Engels”. We kunnen het niet vaak genoeg zeggen: het kan bijna niet formeel genoeg. De vraag Would you be able to supply me with the following documents, please zou, als je kwaad wil, inderdaad
vertaald kunnen worden met “Zou u alstublieft in staat kunnen zijn mij van de volgende documenten te kunnen voorzien”. En inderdaad, dát zouden we in het hedendaags Nederlands zelden schrijven. De meeste Engelstaligen echter lezen simpelweg een verzoekje om wat documenten. Het is zelfs nog maar de vraag of die Engelstaligen dit een “beleefde” vraag vinden. Het is gewoon een standaardvraagje. Beleefdheid heeft er weinig mee te maken, het is zoals het is, je geeft de lezer de ruimte om te denken “nee, daar zijn we
helemaal niet toe in staat en we hebben er ook helemaal geen zin in, maar gezien de
vriendelijke vraagstelling doen we het toch maar…”. Beleefdheid in de ene taal is niet
hetzelfde als beleefdheid in een andere taal. Zelfs het concept “beleefdheid” is in de ene cultuur anders dan in de andere cultuur. Het een komt voort uit het ander (of andersom).

Voorbeeld 2:I have two words to leave with you tonight, ladies and gentlemen: Inclusion rider,” zei de actrice Francis McDormand in februari tijdens de Oscar-uitreiking. Een rider is een extra bepaling in een contract, een inclusion rider is een bepaling die er voor zorgt dat er (bijv. bij een film) voldoende ‘minderheden” (lees vaak: vrouwen, mensen met een
huidskleur anders dan wit, mensen met een geestelijke of lichaamlijke beperking en LGBTQ’ers) mee werken. Dergelijke inclusion riders (klik hier voor een voorbeeld) kunnen worden opgenomen in contracten die filmsterren (of contract actors) tekenen. Lees
hierover in The Washington Post of in Vanity Fair

In Europa (minus Engeland), of liever gezegd in landen met een civil law-systeem, zal je die inclusion riders niet snel in contracten zien. Niet omdat civil law-landen niet voor inclusion zijn, maar veel meer omdat er een fundamenteel verschil is hoe contracten worden bekeken. Heel generaliserend: in common law-landen (o.m. Engeland, Verenigde Staten) is een contract een overeenkomst tussen twee partijen en wat die partijen onderling
afspreken, moeten ze zelf maar weten. Bij eventuele onenigheden kan een rechter alleen maar naar de letter van het contract kijken. In civil law-landen moeten contracten in de eerste plaats voldoen aan allerlei Wetboeken, wat bij eventuele onenigheden kan
betekenen dat een rechter vooral ook naar de geest van het contract kijkt.

Even zo generaliserend zou je kunnen zeggen dat mensen in de VS het maar met elkaar
uitzoeken om daarna pas eventueel, en mocht dat noodzakelijk zijn, allerlei regels en
wetten te maken. In Europa (minus Engeland dus) worden er eerst wetten en regels gemaakt (natuurlijk op ‘democratische’ wijze) waarna mensen zich daar dan aan moeten houden. Dat heeft natuurlijk zijn neerslag op wat, en vooral ook: hoe, iets wordt vastgelegd. Een contract in de ene taal is niet hetzelfde als een contract in een andere taal. Zelfs het concept “contract” is in de ene cultuur anders dan in de andere cultuur. Het een komt voort uit het ander (of andersom).

Voorbeeld 3: Bovenstaand fundamenteel “cultuur”verschil valt misschien enigszins te vergelijken met een al eerder op deze plaats aangehaald fenomeen: hebben de meeste (niet geheel toevallig civil law-)landen een of andere instantie die zich bekommert om spelling en grammatica (Nederlandse Taalunie, Académie Française, Rat für Deutsche Rechtschreibung enz.), de meeste (niet geheel toevallg common law-)landen laten het aan “het publiek” over, met als gevolg dat er geen “officiële” spelling of grammatica bestaat. Regels (in dit geval spellingsregels) zijn in de ene taal niet niet hetzelfde als regels (in dit geval spellingsregels) in een andere taal. Zelfs het concept “regels” (in dit geval spellingsregels) is in de ene cultuur anders dan in de andere cultuur. Het een komt voort uit het ander (of andersom).

In de Verenigde Staten speelt zgn. “Identiteitspolitiek” een veel grotere rol dan in Europa. Misschien is het concept “overlaten-aan-het-publiek” (of het nu beleefdheidsfrases,
contractbepalingen of spellingsregels betreft) hier wel een belangrijke reden voor…

What’s in a language? (31)

We weten allemaal (nou ja, bijna allemaal…) dat films en televisie de zaken mooier, of in ieder geval: anders, voorstellen dan ze in werkelijkheid zijn. En dat geldt al helemaal als er rechtbanken, rechters en advocaten in meespelen. Er bestaat zelfs een woord voor dit justitiële genre: het zgn. Court Room Drama. Klik hier voor de 10 beste volgens de Britse krant The Guardian.

Lezers van deze blog weten heus wel dat de beslommeringen van het kantoor VDSGM in het Nederlandse equivalent van dergelijke Court Room Dramas, Zuidas, niet écht een realistisch beeld geven van hoe het er in een advocatenkantoor toegaat. Maar hebben ze dat ook door als ze naar buitenlandse (lees: Amerikaanse en Britse) films en series kijken? De
Britten zélf in ieder geval niet. Die denken dat Britse rechters bijv. voortdurend met een hamertje (de gaffel) lopen te zwaaien. Niet zo raar, want zelfs in Britse televisie-rechtbanken wordt er heel wat afgehamerd.

Onder invloed van series als (heel lang geleden) Perry Mason of (minder lang geleden) LA Law etc. kregen alle rechters in puur Britse rechtbankseries (te beginnen met Rumpole of the Bailey)  een hamertje in hun hand gedrukt. En gezien het feit dat échte rechtszaken ook in Engeland niet op de televisie worden uitgezonden (en in de Verenigde Staten vaak wel), denkt het Britse publiek nu dat Britse rechters die hamer te pas en te onpas hanteren. Laat ik u zeggen: Britse rechters hadden  géén hamers, hebben geen hamers en zullen hoogstwaarschijnlijk nooit hamers krijgen.

In Britse rechtbanken roepen advocaten verder nooit en te nimmer objection, Your Honour en antwoorden Britse rechters derhalve ook nooit met sustained of overruled. Geen enkele Britse getuige zal gevraagd worden om hun eed te beëindigen met So help me, God. En de woorden Will counsel please approach the bench, komen ook al nooit voor in de Britse rechtspraktijk.

Maar goed… fictie, en dus the stuff that dreams are made of. Het geeft het Britse publiek een verkeerd beeld van hun eigen rechtspraak, maar dat moeten ze verder allemaal zelf weten, die Britse tv-makers. Amerikaanse rechtbankdrama’s hebben echter óók een flinke invloed op het Britse taalgebruik. In het hier al eerder geciteerde boek That’s the way it crumbles  waar hij de veramerikanisering van het Brits-Engels bespreekt, geeft Matthew
Engel een aantal voorbeelden.

Vijftig jaar geleden (dus nét voor Perry Mason) was datgene wat getuigen deden: to give
evidence
. Dat is nu to testify geworden. Hoe ze dat deden? They went into the box, of the
witness box
. Hoe ze dat nu doen? They take the stand, daarbij vergetende dat Engelse rechtbanken niet eens een stand hebben. Op onder verdachte omstandigheden overleden
personen werd een post-mortem uitgevoerd, nu is dat een autopsy. Een parole (voorwaardelijke vrijlating) gold in Engeland alleen voor soldaten die in een oorlog door de
vijand gevangen genomen werden en werden vrijgelaten als ze plechtig beloofden niet meer de wapens op te nemen. Onder invloed van de Amerikaanse rechtspraak (of waren het de Amerikaanse tv-series?) werd dit woord vanaf het midden van de jaren ’60 ook voor veroordeelde gevangenen gebruikt. Tot rond de laatste eeuwwisseling was to appeal een
intransitief werkwoord (een werkwoord dat geen lijdend voorwerp nodig heeft), en werd het in combinatie met het voorzetsel against gebruikt, nu niet meer. Zo zei Theresa May nog onlangs (in relatie tot de Brexit): “We’re appealing the High Court decision”, terwijl dat 15-20 jaar geleden “We’re appealing against the High Court decision” was geweest.

Ik had het hierboven over de BBC-serie Rumpole of the Bailey. Bailey is een referentie naar het Britse Central Criminal Court, de “Old Bailey“. Bailey komt van het 13e-eeuwse Engelse woord  bailiff, misschien het best te vertalen als ‘gerechtsdeurwaarder’. Laat nu juist dit acht eeuwen oude woord/deze acht eeuwen oude functie in 2003 vervangen zijn door het Amerikaanse enforcement agent. Wat dacht u? Zou de serie Rumpole of the Old
Enforcement Agency
net zo’n succes zijn geweest?