Rechtszaken óver poëzie zijn er natuurlijk genoeg. Denk nog maar eens aan de Schmähkritik van de Duitse komiek Jan Böhmermann waarmee hij de Turkse president Erdogan voor geitenneuker en pedofiel (en nog veel meer, zie hier) uitmaakte. Rechtszaken mét poëzie zijn moeilijker te vinden. Tenminste… in landen met een civil law-rechtssysteem. In Engeland en Amerika (met een common law-systeem) is dat anders.
“A groom must expect matrimonial pandemonium/ When his spouse finds he’s given her
cubic zirconium”. Zo begint een afwijkende mening van rechter J. Michael Eakin (één van de opperrechters van het Superior Court van de Amerikaanse staat Pennsylvania) in de zaak Porreco v.Porreco uit 2002, waarin werd ingegaan op de vraag of een vrouw redelijkerwijs mocht vertrouwen op de bewering van haar man dat een verlovingsring $ 21.000 waard was, terwijl de steen erin nep was (geen diamant maar zirkonium, dus).
En dat was zeker niet de eerste keer dat judge Eakin zijn poëtische gaven etaleerde. Zo schreef hij in een andere zaak (Bush v. Bush) een heel oordeel op rijm: A deal is a deal if fairly undertaken/ And we find disclosure was fair and unshaken. (Lees hier voor zijn hele, op rijm gestelde oordeel).
Zijn collega-opperrechters waren, op z’n zachtst gezegd, not amused. Judge Ralph Cappy zegt hier (o.a.) over: “every jurist has the right to express him or herself in a manner the jurist finds appropriate. I am concerned about the perception that the public might form when an opinion of the court is reduced to rhyme”. Zijn “baas” Chief Justice Stephen A. Zappala, voegde daar nog aan toe dat “an opinion that expresses itself in rhyme reflects poorly on the Supreme Court of Pennsylvania”.
Een beetje lafhartig misschien, maar Eakin haastte zich dan ook om te zeggen dat hij dit écht nimmer en nóóit zou doen bij ‘serieuze’ zaken: “I would never do it in a serious criminal case. The subject of the case has to call for a little ‘grin and bear’. You have an obligation as a judge to be right, but you have no obligation to be dull”
In Nederland zou hij daar niet zo maar mee wegkomen. Op het eind van een zittingsdag in de Klimopzaak (grootschalige vastgoedfraude) in 2011 vond rechter Rino Verpalen het een goed idee om de eerste acht regels van het gedicht “De Pruimenboom” van Hieronymus van Alphen te citeren (u kent het wel, die van “Jantje zag eens pruimen hangen“, zo niet: klik hier). Verpalen vond dat de poëzie paste bij de luchtige sfeer van dat moment, zo
verklaarde hij nadien. Hij werd prompt gewraakt. Volgens de wrakingskamer namelijk “had de voordracht in feite geen enkele functie” en de wrakingsrechters konden zich goed voorstellen dat de beide verdachten bang waren een partijdige rechtbankvoorzitter tegenover zich te hebben.
Verdachten krijgen tijdens een rechtszaak steeds vaker de gelegenheid om hun spijt of medeleven uit te spreken richting de slachtoffers. Maar toen Ergün S., de verdachte van de Pathé-moorden in Groningen, vorig jaar te kennen gaf dat hij een gedicht aan de nabestaanden wilde voordragen, stak de rechter hier een stokje voor. Spijt en excuses? Prima, maar dan wél in normaal proza, graag! Poëzie moet gewantrouwd worden!
Poëzie en rechterlijke opvattingen zijn strange bedfellows. Oordelen is normaal gesproken een prozaïsche taak: argumenten afwegen, juridische doctrines toetsen, feiten zoeken, conclusies formuleren, winnaars en verliezers verklaren, wetten schrijven en aankondigen enz. enz. Maar hoewel er hier en daar wat (Engelse en Amerikaanse) wenkbrauwen worden opgetrokken, komt in landen met een common law-rechtssysteem opmerkelijk veel vaker poëzie en literatuur voor. Of dat nu in de vorm is van zelfgefabriekt riimelarij (zoals dat van judge Eakin) of citaten uit bestaande gedichten of vergelijkingen uit romans, etc. (voor talrijke common law-voorbeelden: lees het essay Fiction and Poetry in Judgments). Dit laat opnieuw zien dat ‘taal’ een heel andere rol speelt in de Engelstalige juridische wereld. (Vorige week ook al opgemerkt).
Je kan natuurlijk verzinnen dat ‘rechtspraak’ in Engeland een hele andere ontwikkeling heeft gemaakt dan in Nederland; met veel vaker een innige band met de (koninklijke) machtshebbers. Heeft u zich bijv. wel eens afgevraagd waarom een rechtszaal in het Engels een courtroom heet? Een kamer dus aan het (koninklijke) hof, waar onder leiding van de koning recht werd gesproken? Koningen die zich ook graag lieten omringen met dichters, geschiedschrijvers etc., waardoor de kruisbestuiving tussen recht en poëzie optimaal was. En zelfs nu biedt vrijwel elke Amerikaanse en Britse universiteit het vak Law and Literature.
Al met al misschien de reden waarom de term “poetic justice” in het Engels een gevleugelde uitdrukking is en een Nederlands equivalent nauwelijks bestaat?