Monthly Archives: May 2021

Clarity (38)

Eén van minst gebruikte leestekens in juridische stukken moet wel het uitroepteken zijn. Uitroeptekens voegen namelijk emotie toe aan teksten, en de algemene gedachte is wel dat emoties in legal writing zoveel mogelijk uitgebannen dienen te worden.

Nu hebben leestekens het sowieso al altijd moeilijk gehad in, met name, Engelstalige
juridische stukken. Het geloof onder advocaten, rechters en wetgevers in common law-jurisdicties was dat bij het opstellen van contracten, uitspraken en wetten de interpunctie onbelangrijk was; de betekenis van juridische documenten moet worden bepaald aan de hand van de woorden in het document en hun context in plaats van aan de hand van interpunctie. Bij het opstellen van juridische teksten werd daarom weinig of zelfs helemaal geen interpunctie gebruikt. Dit maakte de meeste juridische teksten uiterst moeilijk
leesbaar en vaak zeer dubbelzinnig.

Nog steeds is de juridische wereld spaarzaam met punten, komma’s, dubbele punten,
puntkomma’s etc., maar het exclamation mark (of exclamation point, zoals het teken in Amerikaans-Engels heet) komt er wel heel bekaaid vanaf. Vooral Amerikaanse rechters hebben er iets tegen. Het Illinois Appellate Court vond dat repeated use of exclamation points at the end of sentences […] are not appropriate for inclusion in an appellate brief (In Re Marriage of Sykes, 596). Het Texas Appeals Court berispte een rechter die in zijn vonnis schreef: The answer to the question is yes!, met een duidelijk: The exclamation point should not have been used and such use should be avoided in the future. (Grappig genoeg, typisch een zinnetje dat zou moeten eindigen met een uitroepteken, maar goed…)

Dit komt allemaal overeen met de bevindingen in het onderzoek The Role of Emotional Language in Briefs Before the U.S. Supreme Court. Partijen, zo wijst dit onderzoek uit, die minder emotionele taal in hun processtukken gebruiken, vergroten duidelijk hun geloofwaardigheid en hebben veel meer kans om de rechter aan hun kant te krijgen door afgemeten, objectieve taal te gebruiken. En daar horen uitroeptekens zeker niet bij.

Het feit dat geschreven tekst in common law-jurisdicties zo belangrijk is, stelt diezelfde common law-jurisdicties vaak nu nog voor problemen. Toen wetten en contracten door middeleeuwse advocaten nog met de hand werden geschreven en door kopiisten werden vermenigvuldigd, was een overschrijffoutje snel gemaakt, en welke “letter van de wet” moet dan worden gevolgd? Dat is waarschijnlijk nóg een reden waarom er zo weinig
mogelijk van leestekens gebruik werd gemaakt. Als case law (één van de pijlers van het common law-systeem) zo belangrijk is, kan bijvoorbeeld een, al dan niet goed overgeschreven, komma meer of minder in een bepaalde clausule in een contract een wereld van verschil maken.

Voor een jurisdictie die zo erg op tekst leunt, is het verder verbazingwekkend dat men maar nauwelijks bekijkt wat de invloed is van de beschikbare techniek om die tekst te (re)produceren. Uitroeptekens zijn een manier om extra aandacht te vragen, maar daar zijn met de opkomst van de schrijfmachine ook  andere manieren voor gekomen. HOOFDLETTERS, bijvoorbeeld, of onderstrepingen. Aardig is hier om te vermelden dat het een hele lange tijd heeft geduurd voordat het uitroepteken überhaupt op het toetsenbord van een schrijfmachine verscheen. Nog in 1973 legde D.H. Whalen in het hoofdstuk Typing Other Than Letters in  het onvolprezen The Secretary’s Handbook uit hoe je een uitroepteken moest typen (namelijk door eerst de accenttoets in te drukken, dan een spatie terug te gaan en vervolgens een punt te typen). En met de komst van de
tekstverwerker en Word (en aanverwante) werd het mogelijk om ook extra aandacht te
vragen door woorden en zinnen dikgedrukt of cursief te maken.

Het mooie is: aan al die verschillende manieren werd als bij toverslag ook een juridische “betekenis” vastgeplakt. Zo vereisen bijvoorbeeld de Arizona Revised Statutes dat bepaalde woorden in contracten in DIKGEDRUKTE HOOFDLETTERS worden weergegeven, en heeft eigenlijk iedere Amerikaanse staat weer andere regels…

Een ironische speling van het lot is dan weer dat volgens de algemeen aanvaarde theorie het uitroepteken juist te danken is aan die middeleeuwse advocaten en kopiisten; zij beëindigden zinnen soms met het Latijnse woord ”io” (=vreugde of hoera) als lofuiting of bewondering. De o werd wat kleiner en eindigde tenslotte onder de i die zijn uiteindelijk z’n puntje verloor.

 

 

 

What’s in a word? (42)

Natuurlijk is “taal” het belangrijkste instrument van een advocaat. Alleen, in sommige
landen (en met name landen met een common law-rechtssysteem, ofwel: de meeste Engelstalige landen) lijkt het nog een stuk belangrijker dan in landen met een civil law-systeem (ofwel: de meeste Europese, niet-Engelstalige, landen). Of anders gezegd: landen waar de “letter van de wet” prevaleert boven de “geest van de wet”.

In 2014 schreef ik al eens een blog over de explosieve toename van het gebruik van
woordenboeken bij het Amerikaanse Supreme Court (hier nog te lezen). Ik schreef toen dat o.a. de historische interpretatie van het woord marriage de acceptatie in de VS (en dus de juridische onderbouwing) van het homohuwelijk flink in de weg heeft gezeten.

Al in 1945 schreef Judge Learned Hand in zijn vonnis in Cabell v. Markham: It is one of the surest indexes of a mature and developed jurisprudence not to make a fortress out of the
dictionary.
(De zaak ging over hoe het woord associate  geïnterpreteerd diende te worden). Hoewel hij dit hoogstwaarschijnlijk niet zo bedoeld heeft, moeten Learned Hand’s
woorden een aantal mensen aan het denken hebben gezet in de richting van: “nee, alleen woordenboeken zijn niet genoeg”.

Aangezet door steeds grotere digitale mogelijkheden om teksten en archieven te doorzoeken, kwam rond 2010 de Law & Corpus Linguistics-beweging op stoom. Law & Corpus Linguistics (LCL) is nu een snel opkomende juridische discipline die de kracht van big data wil benutten om empirisch bewijs te leveren over de betekenis van woorden en zinnen in juridische instrumenten. De Brigham Young Law School begon in 2013 met een leergang law and corpus linguistics en steeds meer Amerikaanse universiteiten bieden nu deze
mogelijkheid.

In juli 2011 kwam de eerste rechterlijke mening in de Amerikaanse geschiedenis die
corpuslinguïstiek gebruikte om de betekenis van een juridische tekst te bepalen. In In re. the Adoption of Baby EZ (een adoptiezaak) ging het over het woord custody. Opperrechter Lee bekeek 500 gerandomiseerde voorbeeldzinnen uit het Corpus of Contemporary American English (COCA) en ontdekte dat de meest gebruikelijke opvatting van “voogdij” (custody, dus) lag in de context van echtscheiding in plaats van adoptie. Verder ontdekte hij dat “voogdij” tien keer vaker voorkwam in combinatie met “echtscheiding” dan met “adoptie”. Justice Lee concludeerde daaruit dat hij zou (moeten) vinden dat de voogdij-
procedures beperkt zouden moeten worden tot echtscheidingsprocedures, in plaats van een veel breder scala van voogdijprocedures.

Sindsdien vragen rechters steeds vaker om corpuslinguïstiek in te zetten. Wat moet je
bijvoorbeeld met het verbod to carry a firearm? Betekent dat écht een wapen op je lichaam te dragen, zoals vermoedelijk de bedoeling was toen die wet geschreven werd, of betekent het ook dat een wapen in je dashboardkastje van je auto onder to carry a firearm valt, zoals in Muscarello vs. United States aan de orde kwam?  Auto’s namelijk, laat staan dashboardkastjes, bestonden niet toen die wet van kracht werd. Het Supreme Court, overigens, meende dat hier geen verschil in was…

Corpuslinguïstiek wordt door Amerikaans rechtbanken momenteel regelmatig ingezet
zodat woorden in wetten hun “gewone” betekenis krijgen. De regel is gebaseerd op de veronderstelling dat de wetgever hoogstwaarschijnlijk heeft bedoeld dat de taal in hun gewone betekenis wordt begrepen, én op de veronderstelling (en: hoop) dat mensen die aan dergelijke wetten onderworpen zijn, zo beter hun rechten en plichten zullen begrijpen. Jammer genoeg zijn rechtbanken het echter niet eens als het erom gaat te bepalen welke van de beschikbare betekenissen van een term de “gewone” is. Beslissingen worden (gelukkig nog steeds) genomen op basis van 1) de linguïstische intuïtie van de rechter, 2) woordenboekdefinities, maar 3) verwijzingen naar linguïstische corpora worden steeds
belangrijker.

Op dit moment speelt een hoger beroep in Jones vs. Becerra  waar de rechters aanvullende informatie hebben aangevraagd. Jones vs. Becerra is een zaak betreffende de grondwettigheid van een Californisch statuut dat de verkoop van vuurwapens aan personen onder de 21 jaar verbiedt. Het gaat over de zinsneden in het Tweede Amendement van de Amerikaanse grondwet (uit het jaar 1791) of particulier wapenbezit nu wel of niet is
toegestaan. Wat betekenden, op het moment van schrijven, de zinsneden: a well regulated militia, the right of the people of shall not be infringed? En dus: wat was de bedoeling van de schrijvers van dat amendement?

Woorden betekenen écht iets in de Engelstalige rechtspraak! (Hoewel het feit, hoe je het wendt of keert, natuurlijk blijft hoe daarmee om te gaan…).