All posts by Peter Peek

Conciseness (14)

Het Engels heeft de mogelijkheid om woorden samen te trekken: de zgn. contractions. Voorbeelden hiervan: don’t (voor: do not), isn’t (voor: is not), I’m (voor:  I am), let’s (voor: let us), we’re (voor:  we are), she’ll (voor:  she will), I’ve (voor: I have) en ga zo nog maar even door (voor een volledige lijst: klik hier). Reuze handig, misschien, maar de Engels-schrijvende juridische wereld is diep verdeeld over het wel of niet gebruiken van die
contractions.

Contractions worden namelijk in het algemeen gezien als “informeel” taalgebruik. En rechters, advocaten, wetgevende instanties etc. kunnen voor alles en nog wat worden
uitgemaakt, als het maar niet voor “informeel” is. De wet is immers voor iedereen gelijk en daar hoort een zekere formele distantie bij, en dus géén vriendelijk, informeel taalgebruik dat op “gewone” spreektaal lijkt.

De in  2016 overleden US Supreme Court opperrechter Antonin Scalia was daar kristalhelder over: het gebruik van contraction was voor hem: an affront to the dignity of the court. Zijn vriend, legal writing goeroe Bryan Garner, daarentegen is een stuk relaxter over het
gebruik van contractions. Zó relaxt zelfs dat het tot een hooglopende ruzie kwam tussen de twee boezemvrienden toen zij samen het boek Making Your Case schreven.

Garner is namelijk een groot voorstander van een meer conversationele schrijfstijl. Hij wil dat de rechter, de tegenpartij, de consument enz. zich meer aangesproken gaan voelen. Contractions can play a big role in creating an agreeable voice schrijft hij in het tijdschrift van de American Bar Association, the decision whether to use a contraction often boils down to this: do I want to sound natural, or do I want to sound stuffy? Here’s the test: If you would say it as a contraction, write it that way. If you wouldn’t then don’t

Onder invloed hiervan neemt het gebruik van contractions hand over hand toe. Het viel iedereen op toen de door Trump tot opperrechter benoemde Neil Gorsuch veel van die contractions begon te gebruiken (maar liefst 17 keer in zijn eerste Supreme Court advies: Henson v. Santander Consumer USA, Inc.)  En hoewel nog veel Legal Style Guides ten
sterkste afraden om samentrekkingen te allen tijde te vermijden, zien ook steeds meer rechters in dat de times, they are a-changing; Michael Raphael, rechter bij het California Court of Appeals vergelijkt contractions met een soort textuele ‘casual Friday’: One cannot “go wrong being formal,” but as the culture changes “overdressing might even seem
pretentious and out-of-place.

Niets mis dus met samentrekkingen. Het zorgt voor een wat meer informele sfeer waarbij de harde kantjes van een proces ietsje worden afgevlakt. Nederlandstalige inhetEngelsschrijvers moeten wél een beetje uitkijken met die dingen. Sta dus stil bij het feit dat uw contractions misschien als té familiair worden beschouwd en begin een eerste contact met een cliënt niet met een I’m writing you because… maar begin gewoon met I am writing you because… Als het contact later verstevigd is, dan pas staat een I’m writing you because… niemand meer in de weg. En, heel belangrijk, áls u eenmaal met I’m writing you because… bent gestart, wees dan consistent en gebruik later in uw tekst óók don’t, isn’t etc.

Wat het voor Nederlanders wel wat ingewikkeld kan maken is dat een …’s-contraction  voor veel verschillende (hulp)werkwoorden staan: does als in What’s he do there every day?; of is als in He’s in court at the moment; of ook has, als in She’s been there before. Of anders de ‘d-contraction waarbij de ‘d kan staan voor had als in He’d already left; of voor did als in Where’d she go?; of ook voor would als in We’d like to see the defendant.

Ook zijn er, zelfs in de wereld van contractions, daarom gradaties in acceptatie. De ‘d (voor: would) wordt over het algemeen met opgetrokken wenkbrauwen bekeken. Al helemaal bij een ‘supersamentrekking’ als I’d ‘ve gone… (voor: I would have gone…). En zo ook de ’s (voor: is) bij eigennamen: Garner’s an advocate of using contractions, want je hebt ook het bezittelijke Garner’s book is for sale. Overigens is die laatste bezittelijke ’s óók een
contraction!) dan juist weer iets wat Nederlandse inhetEngelsschrijvers veel en veel vaker moeten doen! Veel te vaak wordt er nog geschreven the book of Garner ipv. Garner’s book (lees hier nog eens over).

Maar, zoals bij alle kwesties over “stijl” of “toon”: het gaat om de context en om de teksten waarin contractions worden gebruikt. Ken Adams bijv. is voor het gebruik van contractions, maar dan weer heel pertinent niét in contracten: Now I’m all for contractions in insurance policies or car rental agreements. But business contracts? I think not. Contract prose is like computer code—it’s devoid of tone or life, unless it’s poorly done, in which case can be
redolent of pomposity. So the idea of using contractions in business contracts to achieve a natural, conversational rhythm seems bizarre.

Gebruik dus naar hartenlust samentrekkingen in uw Engelstalige teksten, maar weet dat die als informeel over kunnen komen en gebruik ze dus ook niet in erg formele, dan wel erg formalistische teksten. En nóg een klein voordeeltje: in veel Amerikaanse jurisdicties zijn advocaten gebonden aan een maximaal aantal woorden in hun (geschreven) pleidooien; contracties tellen als één woord…

 

 

What’s in a language? (53)

Twee weken geleden hadden we het op deze plaats over Christiaan Weijts’ essay in de NRC van Christiaan Weijts, getiteld: “Woorden voor het onbenoembare” . Hij haalde onder meer de Sapir-Whorfhypothese aan die, kort door de bocht, zegt dat de taal die je spreekt, de manier bepaalt waarop je de wereld bekijkt.

De mythe dat de Inuit in hun taal (het Inuktitut) wel heel erg veel woorden voor sneeuw hebben komt hieruit voort. In 1911 schrijft de linguïst en antropoloog Franz Boas dat de Inuit vier woorden voor sneeuw hebben, te weten: aput (“sneeuw op de grond”), gana (“vallende sneeuw”), piqsirpoq (“opwaaiende sneeuw”) en qimuqsuq (“sneeuwjacht”). Dat aantal is in de loop van de jaren behoorlijk gestegen, en we zitten nu al op enkele
honderden. In 1986 (toen de Inuit nog Eskimo’s heetten) wees de antropologe Laura Martin er in een artikel in American Anthropologist op dat de beweringen over Inuit-sneeuwwoorden en de conclusies die eraan verbonden werden, inmiddels sterk uiteen liepen en dat geen enkele wetenschapper het nodig scheen te vinden om de feiten te
controleren. Zij sluit haar artikel af met: Any conseqeunces that those grammatical
differences may have for perception or cognition remain undocumented.

Dezelfde 1000-woorden-voor-sneeuw-sprookjes zijn te vinden over waterhuishouding in het Nederlands, zand in het Arabisch, gezichtsbeharing in het Albanees (27 woorden voor snor en maar liefst 34 voor wenkbrauwen) en ga zo nog maar even verder. Iets om trots op te zijn, misschien, als Albanees, maar verder geen reden om er erg opgewonden van te raken.

Om die grammatical differences gaat het namelijk in bijna alle gevallen; het zijn de
(grammaticale) mogelijkheden die de taal geeft om de wereld te bekijken, niet andersom. Zó komen de Inuit op piqsirpoq en qimuqsuq. Zó komen de Italianen op culaccino en de Japanners op komorebi. En zo komen de Nederlanders op ‘hypotheekrenteaftrek’ en ‘koopkrachtplaatjes’; eerst kijken of er een woord nodig is, en daarna kijken of zo’n woord wel grammaticaal in die taal gemaakt kan worden, en dan wachten of het woord ook “aanslaat”. Esoterische bespiegelingen dat “de taal die je spreekt, de manier bepaalt waarop je de wereld bekijkt”, kunnen voor een groot gedeelte worden gereserveerd voor Dan Brown-romans. Benjamin Whorf, overigens, die van de Sapir-Whorfhypothese, was een Amerikaanse verzekeringsman met een linguïstische hobby, die aanvankelijk op zoek was naar de verborgen boodschappen in het Hebreeuws en de Kabbalistische ‘betekenissen’ in het Hebreeuws van het Oude Testament. Maar goed…

In het Legal English gaat dat niet anders (met één, niet geheel onbeduidende kanttekening, maar daarover hieronder meer). De meeste Engelstalige landen hebben een Common Law-rechtssysteem. Dit brengt met zich mee dat er behoorlijk wat rechtsconcepten zijn die in landen met een Civil Law-rechtssysteem botweg niet bestaan of totaal irrelevant zijn (en andersom, natuurlijk). Dientengevolge zijn er ook (vaak) geen vertalingen voor, en moet er bij vertalingen teruggegrepen worden op omschrijvingen, dan wel op tussenhaakjes
vermeldingen wat er eigenlijk (vaak: bij benadering) bedoeld wordt. Schrijf dus in een
contract bijv. gerust: “terminate (ontbinden)” in uw Engelstalige tekst of contract.

“Dat moet dan maar”, zult u zeggen, “verder geen probleem, toch?”. Alleen kom je binnen dat Engels, Legal English of niet, erg vaak weer nationale (of zelfs regionale!) verschillen tegen. Lawsuit, subpoena, attorney hoor je vaak gebruiken in Amerikaanse rechtbanken (of liever gezegd: in Amerikaanse rechtbanktelevisie-series). Als je dat in een Britse rechtbank doet, word je uitgelachen. Het Britse break clause is een Amerikaanse termination clause, amnesty (Br) is immunity (VS), attachment of earnings (Br) is garnishment of wages (VS), Britse annual returns zijn Amerikaanse annual reports en ga zo maar door. En dan hebben we nog Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland etc. Verder zijn er vaak ook nog eens
verschillen bínnen één en hetzelfde land; de Schotse wetgeving heeft heel andere woorden voor min of meer dezelfde begrippen dan de Engelse, de Amerikaanse staat Louisiana
geniet, qua woorden en begrippen, een uitzonderingspositie in het (natuurlijk geheel Engelstalige) Amerikaanse recht.

Legal English heeft natuurlijk zo z’n karakteristieken (lees bijv. hier), maar de vraag is of die karakteristieken écht nodig zijn of dat het uit een soort ouderwetse hang naar traditie voortkomt. Die “hang naar traditie” is in een Common Law-rechtssysteem een stuk sterker dan in een Civil Law-systeem gezien case law één van de bouwstenen is in een Common Law-rechtssysteem. In case law zijn rechterlijke uitspraken uit het verleden in gelijksoortige zaken van groot belang. En de taal (de woorden, de interpunctie, en soms zelfs de zinsbouw) in die uitspraken moet worden bewaard. In een (zeer gering) aantal gevallen hebben die woorden zich ontwikkeld in zgn. Terms of Art (hier bijv. al eens eerder besproken), maar ook die Terms of Art verschillen van geografische jurisdictie, in die zin dat een Britse Term of Art helemaal geen Amerikaanse Term of Art hoeft te zijn.

Kortom, er zijn nogal wat kanttekeningen te plaatsen (om het maar lichtelijk uit te drukken) bij de Sapir-Whorfhypothese dat de taal die je spreekt, de manier bepaalt waarop je de wereld bekijkt. Benieuwd naar het Branch Out-advies betreffende Legal English? Maak je in de eerste plaats druk over je English, je Legal hangt erg af van de rechts-
grondslag, het rechtsgebied, het rechtssysteem, het rechtsbereik, de rechtshistorie, de rechtsfilosofie en ga zo nog maar even door…

What’s in a language? (52)

Zo af en toe steekt het weer zijn lelijke hoofdje op: de notie dat er “in andere talen”
woorden bestaan die iets betekenen waar “wij” (de Nederlanders, denk ik) geen woorden voor hebben. Zoals afgelopen zaterdag weer in een essay (ook écht als zodanig aangekondigd!) in de NRC van Christiaan Weijts, getiteld: “Woorden voor het
onbenoembare”
.

En weer kunnen we het rijtje anderetaalwoorden lezen waar geen Nederlands equivalent voor zou zijn: het Portugese saudade, het Italiaanse culaccino, het Japanse komorebi, en, natuurlijk, het Deense hygge. Die lijst van woorden die alleen maar bestaan in je eigen taal is moeiteloos uit te breiden met nog eens 100.000 voorbeelden. Weijts noemt dit “een fenomeen waar zelf ook geen woord voor is”. Jammer voor hem, maar daar bestaat
natuurlijk wél een woord voor, en dat woord is gewoon ‘taalleemte’. Oftewel, volgens Wikipedia: “het ontbreken in de taal van een woord of standaarduitdrukking voor iets
concreets in de werkelijkheid of een bepaald concept. Een dergelijk gat in de taal valt met name op als er voor hetzelfde in een andere taal wel een specifieke term bestaat”.

Hier valt heel wat op af te dingen, en misschien kan je zelfs zeggen dat dergelijke
romantische ideetjes over taal gevaarlijk uit kunnen pakken…

Wat valt er dan op af te dingen? Ten eerste is het nog maar de vraag of de sprekers van de desbetreffende taal die woorden zélf wel kennen of gebruiken. Saudade en hygge zullen resp. Portugezen en Denen best wel bekend voorkomen, maar de vraag hier is of door die woorden telkens weer op dezelfde rijtjes terug te laten komen, internationale toeristische marketingstrategieën hier niet een belangrijke rol in spelen. En het is alweer een stuk
twijfelachtiger of een gemiddelde Italiaan ooit culaccino (=vermeend Italiaans voor het kringetje water dat een koel, beslagen glas op een tafel achterlaat) gebruikt. Komorebi (=vermeend Japans voor de zon die op een bepaalde manier door de bladeren schijnt) komt uit een roman uit 11e –eeuw: ‘Het Verhaal van Genji’. Ik durf er iets om te verwedden dat de gemiddelde Japanner er nog nooit van heeft gehoord. Veelzeggend overigens, is dat culaccino  óók een merk limoncello is, en komorebi een duur merk Belgische zonnebrillen, maar dit terzijde (Kip? Of ei?).

Ten tweede is het vaak simpelweg de structuur van een taal die ervoor kan zorgen dat er überhaupt dergelijke woorden kúnnen ontstaan. Zo zijn er agglutinerende talen waar
voor- en achtervoegsels aan een woord kunnen worden toegevoegd om de betekenis verder te specialiseren (zoals het Fins, het Turks en het Japans) en isolerende talen waar het een stuk moeilijker is om van twee (of meer) woorden een nieuw woord te maken. Het Engels is hier een (bescheiden) voorbeeld van. Daarom zie je ook veel meer Engelse dan Nederlandse woorden “los” van elkaar geschreven staan.

(Kleine Tip: dit is ook de voornaamste reden om in het Engels nóóit haakjes binnen hetzelfde woord te gebruiken! Wij zien vaak door Nederlanders geschreven Engelse woorden als (inter)national, (soil)pollution (im)patience etc. Schrijf in plaats daarvan: national and
international, polution and soil polution. patience and
impatience etc. Hier al eerder over geschreven).

En ten derde: als er geen anderstalige equivalenten voor woorden zijn, zal dat wel een
reden hebben. Een reden van bestaansrecht, bijvoorbeeld: waarom zouden de Engelsen een woord moeten hebben voor hypotheekrenteaftrek (overigens een mooi voorbeeld van iets agglutinerends) als ze dat niet hebben? Of een historische reden: het Oud-Engels had ooit een woord voor “niets-zeggen”: het woord swīgan (nauw verwant aan ons “zwijgen”, dus), maar dat is nu alweer een tijdje: to be silent. Of iets breder getrokken: wij horen vaak dat de Engelsen met zoveel omhaal van woorden zo beleefd en formeel zijn. Is dat
misschien ook omdat er in het Engels geen verschil (meer) is tussen “u” en “jij”, en dat dat op de een of andere manier gecompenseerd moet worden?

En waarom zou het zelfs gevaarlijk kunnen zijn om te denken dat andere talen een of
andere geheimzinnige voor ons niet te ontcijferen code bevatten? Omdat we dan het gevoel krijgen dat die mensen de wereld om hen heen op een heel andere manier bekijken. Omdat het dan nog maar een kleine stap is naar de gedachte dat die anderstaligen ook wel eens slecht en inferieur zouden kunnen zijn, met een voor “ons” onbekende kennis van dingen die ze ook wel eens tegen “ons” zouden kunnen gebruiken. Omdat het
“buitenlanders” zijn, een heel ander “soort” mensen.

De taal die je spreekt, bepaalt de manier waarop je de wereld bekijkt. Dat is, kort en bondig samengevat: de Sapir-Whorfhypothese (ook aangehaald door Christiaan Weijts in zijn NRC-essay). Moeten we deze hypothese serieus nemen? Betekent dit dat er inderdaad
“onvertaalbare” woorden zijn? En wat betekent dit voor Legal English? Volgende week meer hierover in Deel 2.

 

 

Clarity (41)

In het common law-systeem is het schriftelijke contract de enige bron van een overeenkomst. Deze zgn. Parol Evidence Rule sluit extrinsiek bewijs uit met betrekking tot de bedoeling van de partijen. Als gevolg daarvan heeft zich een heel rechtsstelsel
ontwikkeld dat zich bezighoudt met de interpretatie van contracten. Woorden hebben een specifieke betekenis en het onzorgvuldig opstellen van contracten kan tot onverwachte
resultaten leiden.

De eerste stelregel van juridisch schrijven is daarom: Never change your language unless you wish to change your meaning, and always change your language if you wish to change your meaning. Zo schreef reeds in 1859 de Engelse jurist/rechtsfilosoof Jeremy Bentham in zijn Essay on Language.

In de praktijk betekent dat dat je in een juridische tekst zo weinig mogelijk gebruik moet maken van synoniemen of gelijkbetekenende woorden. En zelfs deze laatste vier woorden (“synoniemen of gelijkbetekenende woorden”) is eigenlijk al taboe; heb je eenmaal het
woord “synoniem” gebruikt, blijf dat dan ook gebruiken en verander dat niet in de
volgende zin in “gelijkbetekenende woorden”.

Legal writing-experts noemen deze stelregel: Avoid Elegant Variation. Dat klinkt misschien een beetje vreemd, want elegant willen we allemaal wel zijn, en als we dat niet zijn dan willen we  wel zo schrijven, toch? Dit is een mooi voorbeeld van hoe woorden in de loop van de tijd van betekenis veranderen. Elegant werd in de tijd dat deze regel ontstond (opgeschreven door de broertjes Fowler in hun A Dictionary of Modern English Usage in 1926) opgevat als een verwerpelijk soort verwijfde Franse oververfijning. Echte mannen… nou ja, u begrijpt het al. De moderne legal writing-expert Bryan Garner bezigt in zijn Oxford Dictionary of American Usage and Style  daarom liever de stelregel: Avoid Inelegant Variation. Over Elegant Variation hebben we het in deze blog al eerder gehad (lees hier of ook hier). Maar onlangs vielen ons een aantal dingen in pre-Course Tasks op. (Een pre-Course Task is de voorbereidende opdracht die wij deelnemers aan onze training Legal English Writing Skills laten schrijven voor aanvang van hun training). Zo lazen wij bijvoorbeeld:

  • Each remedy has its own advantages and disadvantages. Each option is discussed
    below.
  • The right to levy tax will accrue to Singapore as the State of residence…. Singapore has the right to levy taxes as the State of employment.
  • Management board is required to keep records … Management board is obliged to file an officially certified copy of the changed articles of association at …
  • A right to compensation requires that X is in default of payment, unless compliance has already become permanently impossible pursuant to … As a result of X’s response, the fulfilment of the obligation has already become permanently impossible and the requirement of default does not apply. 
  • The rights of legatees close to the deceased and of creditors of the succession must be effectively guaranteed. In the event that there are several beneficiaries, …

Allemaal woorden of begrippen die hetzelfde betekenen maar om wille van het voorkómen van saaiheid of het tonen van eruditie, misschien niet direct juridische gevolgen hebben, maar in ieder geval verwarring veroorzaken. Niet doen, dus, die Elegant Variation. Ernstiger wordt het als iemand, hoogstwaarschijnlijk onbewust, twee termen gebruikt die een
andere (in een common law-systeem) betekenis hebben. To dissolve a contract en to rescind the contract betekent allebei “een contract ontbinden”, maar wél met hele andere
rechterlijke gevolgen. Als je dus schrijft:

  • Consequences of loss of value upon dissolution … If you choose to rescind the
    contract, an undoing of the agreement will follow.

kan dat grote juridische consequenties hebben.

In Harrison v University Hospitals NHS Trust van 2017 werd veel tijd (en moeite en geld) besteed aan het (vermeende) verschil tussen to commence, to start en to begin. Vermeend, omdat de rechter, Sir Terence Etherton tenslotte oordeelde: Further, it is impossible to
divine any sensible differentiation in this context between the word “commenced” and the word “started” or the word “begun”. They here mean the same thing
.

Om dan maar af te sluiten met de wijze woorden van Lord Diplock, expert op het gebied van contractenrecht: The habit of a legal draftsman is to eschew synonyms. He uses the same words throughout the document to express the same thing or concept, and
consequently if he uses different words the presumption is that he means a different thing or concept.
(uit Prestcold (Central) Ltd. V Minister of Labour [1969])

Correctness (33)

We kunnen er niet vaak genoeg op hameren, en daarom hanteren we die hamer hier nog maar weer eens: in het Engels is er een kolossaal verschil tussen if en when.

In de welbekende notendop: when gebruik je als wanneer je er, normaalgesproken, bijna zeker van bent dat iets gaat gebeuren: When Monday comes, the court will sit.  If gebruik je als een resultaat (nog) helemaal niet  zeker is: Please let us know if you have any problems with the attached. (Lees de blog  “Als als is indien, is als if! (1)” voor meer hierover).

 Het lastige voor Nederlanders die Engels gebruiken, zit ‘m in drie dingen:

  • When lijkt wel erg veel op ‘wanneer’;
  • Het Nederlands kent niet zo’n afgebakend betekenisverschil: ‘als’ en ‘wanneer’ kan je over het algemeen met elkaar verwisselen zonder dat het veel verschil maakt;
  • Het is niet zo zeer een grammaticaal verschil, als wel een betekenisverschil.

Om dat laatste puntje te illustreren: grammaticaal gezien kan je net zo goed zeggen If Monday comes, the court will sit, maar dan loop je rond met het apocalyptische gevoel dat de wereld vóór die maandag is vergaan. En zo kan je ook zeggen Please let us know when you have any problems with the attached, maar dan ga je ervan uit dat de ontvangende
partij zéker problemen gaat krijgen met het openen van het aangehechte document. Zeg dan ook nooit tegen een Engelstalige: He will call you if he comes back from his holiday, want dan suggereer je dat de kans groot is dat hij helemaal nooit meer terugkomt. Gebruik: when (tenzij hij op vakantie is in Kabul of aan het duiken is op een plek met veel witte haaien, natuurlijk).

En als een Engelssprekende Nederlander eenmaal doorheeft waar en wanneer hij if en when moet gebruiken, komt gelijk de volgende vaak-gemaakte fout bovendrijven: het
gebruik van het werkwoord will (en het daarvan afgeleide would) in zinsdelen die met if en when beginnen. Dus niet: When you will arrive tonight, we will go out for dinner, maar gewoon: When you arrive tonight, we will go out for dinner.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat wij dat niet héél erg vaak zien, maar bij zinsdelen die met if beginnen en gevolgd worden door would, juist des te vaker. Een aantal voorbeelden uit de praktijk van de laatste weken:

  • If I would have (moet zijn: have) to write a legal document in English, I would need help from someone who has more experience in writing in English.
  • If I would have chosen (moet zijn: had chosen) another Master’s program, such as European Law or International Law, I might have had more experience with writing in English.
  • If we would have been (moet zijn: had been) more thorough, we could have caught this issue.
  • If Party A wishes to enforce performance and this claim would be (moet zijn: is) allowed by the court, Party A will have to comply with all the agreements made. (NB: deze fout is extra jammer: If … wishes is prima, maar dat moet je dan wel voortzetten in het zinnetje na and (=nevenschikkend voegwoord) en daar dus ook een gewone tegenwoordige tijd van maken: is)

Een belangrijke tip derhalve: in een zin(sdeel) dat begint met if of when, gebruik NOOIT will of would!! (Met als enige uitzondering als when een vraagwoord is: When will I see you again?,  zongen de Three Degrees al, grammaticaal correct).

Waarschijnlijk is de oorzaak van deze fout het Nederlandse ‘zou’, dat op het gehoor zo lijkt op het Engelse would; in iedere zin hierboven proef je als het ware dat de schrijver wil zeggen: resp. ‘Als ik een Engels document zou moeten schrijven, dan…’, ‘Als ik een ander Master zou hebben moeten kiezen dan…’, ‘Als we nauwkeuriger zouden zijn geweest dan…’, etc.

Nog wat ifjes en whennetjes: je ziet nog steeds regelmatig de uitdrukking: if, and only if… of ook:  if, but only if… Dit gebruik wordt, met name in juridische teksten, met klem
afgeraden. Het voegt niets toe en meer woorden kunnen alleen maar verwarrend zijn. Als je in voorkomende gevallen al wat extra nadruk wil geven, dan zou only if al genoeg moeten zijn, maar ook dat wordt afgeraden, hetzij met wat minder klem.

Ook if and when komt nog regelmatig voor, maar ook if and when voegt uiterst zelden iets toe en kan, opnieuw, voor verwarring en ambiguïteit zorgen. Mocht je het toch nodig
vinden om iets dergelijks te benadrukken, gebruik dan as and when.

Conciseness (13)

Due and payable… dat lijkt weer eens op een  juridische dubbeling (legal doublet) waar het legal English vol van staat. (Zie bijv. hier in een eerdere blog).   

De “officiële” betekenis van due and payable is: Owed to another party and required to be settled straight away. Due and payable geeft aan dat een bepaald bedrag verschuldigd is, maar als er een datum bijstaat (Due and payable on … plus datum) botst dat dus met de betekenis.

Traditioneel bevatte due (=verschuldigd) een dubbelzinnigheid wanneer dat werd gebruikt in verband met een betaling omdat het twee dingen kan betekenen: nl. 1): ‘te betalen’,
‘verschuldigd zijn’ of ‘een schuld vormen’ en 2): ‘direct opeisbaar’. Betekenis (1) heeft
betrekking op het feit van schulden, betekenis (2) op het tijdstip van betaling. Vaak staan ​​op facturen aanvullende voorwaarden, zoals dat de betaling binnen 30 dagen moet
worden gedaan, anders wordt er een te-laat-vergoeding in rekening gebracht. De 30 dagen wachten op betaling is eigenlijk een verlenging van het krediet door het bedrijf aan de klant. Tegenwoordig is betekenis (2) bijna altijd de bedoelde betekenis.  Verder kan een schuld niet opeisbaar of verschuldigd (due) zijn zonder ook betaalbaar (payable) te zijn. De dubbeling due and payable is derhalve onnodig; payable volstaat. Echter, due and payable werd meestal geïnterpreteerd in de zin dat onmiddellijk moest worden betaald en met die 30-dagen regel zou dat ietwat vreemd overkomen…., maar als die betekenis inderdaad wordt bedoeld, is het beter om dat dan ook maar gewoon te zeggen/schrijven: payable
immediately
.

Due (dus zonder payable) wordt verder overigens héél soms gebruikt wanneer een schuld is ontstaan, maar de betaling niet hoeft plaats te vinden totdat er iets anders gebeurt. Ofwel het Latijnse juridische grondstelling: debitum in praesenti solvendum in futuro: de schuld is opeisbaar, maar niet betaalbaar tot in de toekomst.

De Words and Phrases Guide, A Guide to Plain Legal Language van de Australische overheid maakt korte metten met dat due and payable. Deze gids stelt de volgende veranderingen voor: voor 1) due and payable schrijf: payable (of payable immediately); voor 2) due for
payment
schrijf: payable; voor 3) payments due schrijf: amounts payable; voor 4) the amount of the levy is due and owing schrijf: the amount of the levy is payable; voor 5) debt due to … schrijf: debt payable to … etc.

Hoe gaan Nederlandstalige juristen hiermee om? Een korte blik op vertalingen “in een
context” bij Linguee zegt dat het Engelse due and payable vaak wordt “vertaald” met  ‘Opeisbaar’, ‘verschuldigd en betaalbaar’, ‘verschuldigd en opeisbaar’, ‘verschuldigd’,
‘verschuldigd en te betalen’ of ‘opeisbaar en terugbetaalbaar’. Opmerkelijk is verder dat opvalt dat bij de vertaling van due and payable meermalen sprake is van ‘onmiddellijk
betaalbaar’, zonder dat er in het Engels staat: immediately.

Kortom, Nederlandse juristen maakt het minder uit wat wel of niet precies due and payable betekent. Hoogstwaarschijnlijk is voor Nederlandse juristen de context belangrijker dan de exacte bewoording. En als dat een probleem gaat vormen, dan geeft de rechter daar wel een contextuele mening over. Heel wat anders dan in de Anglo-Amerikaanse rechtspraak waar de letter van het contract een stuk belangrijker is.

De term due and payable wordt al zó lang gebruikt dat het bijna een Term of Art-status heeft gekregen. Ten onrechte dus, volgens velen, waaronder de Linklaters advocaat Andrew Marshall. Hij schrijft in het artikel Is “due and payable” a magic phrase? in het Australische Insolvency Law Journal: Fortunately, some recent cases have extricated this phrase from the underlying conflict, showing that there is no relevant difference between “due” and “payable” in this context. The doublet should therefore be reduced to simply “payable”, creating a clearer test for insolvency in the Corporations Act and in the many
contracts that mimic it.

Zo zij het.

Clarity (40)

Vorige week kwam een deelnemer aan onze Drafting better contracts in English-training met een interessant puntje. Zij had een simpel Nederlandstalig arbeidscontract dat voor een niet-Nederlandstalige werknemer in het Engels moest worden opgesteld. Eén van de overwegingen in dat contract was: “Dit Contract vervangt alle eventueel eerder gesloten
contracten en gemaakte afspraken tussen Partijen”. Zij maakte hiervan: The Contract
replaces all employment contracts and other agreements formed and signed between the Parties.
Haar cliënt had problemen met de omissie van het Nederlandse woord “eventueel”. Hoe nu verder?

Na wat gehersenstorm kwamen zij op iets dat het woordje “eventueel” zou kunnen
opvangen: gebruik het hulpwerkwoord may, als in (bijv.): The Contract replaces all
employment contracts and other agreements which may have been formed and signed
previously between the Parties
. Nog afgezien van het feit dat dit een wat onnodig lange en onhandige zin is, komt hier nóg een probleempje om de hoek kijken: het gebruik van may.

We hebben het hier al eerder gehad over may in juridische teksten, maar als het heel
specifiek over contracten en de taal ín contracten gaat, kan het wel wat meer problemen opleveren dan voorzien. Alle Engelse hulpwerkwoorden (can, must, shall, ought, will en dus ook: may) zijn zgn. defective verbs, gebrekkige werkwoorden dus. Werkwoorden die geen vervoeging of andere tijden hebben en daarom ook niet “op eigen kracht” een bepaalde tijd, een bepaald aspect, of personen, geslachten of modaliteiten kunnen uitdrukken op de manier van werkwoorden die wel kunnen worden vervoegd, of een andere tijd (kunnen) hebben.

En omdat Engelse hulpwerkwoorden defective of “gebrekkig” zijn, en dus openstaan voor veel interpretatie, staat het gebruik ervan (in met name contracten) garant voor watervallen aan rechtszaken. En al helemaal in de Anglo-Amerikaanse rechtswereld omdat
sommige werkwoorden in de loop van de tijd alleen maar gebrekkiger worden. Het woord should bijvoorbeeld is etymologisch gezien de verleden tijd van shall, maar wordt al heel erg lang gebruikt als je een soort morele verplichting aan wil geven. Dat is met name in het Anglo-Amerikaanse rechtssysteem lastig omdat het “Woord van de Wet” daar zo
allesoverheersend belangrijk is (case law etc.)

Hele bibliotheken zijn volgeschreven over de betekenis (of misschien liever gezegd: de
interpretatie) van can, must, shall, ought, will en may en deze Branch Out Legal English Blog doet daar vrolijk aan mee. Om nu eens een eind te maken aan die voortdurende
interpretatie-oorlog in Anglo-Amerikaanse rechtbanken, is er een school van contract drafters die een bijna wiskundige oplossing voorstaat. Hulpwerkwoorden, zo stelt deze school, dienen ingedeeld te worden in een 10-tal categorieën waar je je streng aan moet houden; het vergroot de duidelijkheid en verkleint zodoende het risico op (juridische) onenigheid. Zo stelt Kenneth A. Adams in zijn  A Manuel of Style for Contract Drafting voor om ieder Engels hulpwerkwoord een eigen functie, een eigen categorie te geven. Zie voor deze categorieën hier in een eerdere blog.

En daar komt may ook weer tevoorschijn. Adams schrijft dat may (in ieder geval in
contracten!) behoort tot de categorie Language of Discretion, oftewel: language stating that a party has the discretion to take or not to take a specified action. Usually expressed through use of ‘may’ or ‘is entitled to’ (verrassend genoeg dus, als het Nederlandse ‘mag’ van ‘mogen’). En dat botst nogal met het door de cliënt van onze deelnemer voorgestelde […] and other agreements which may have been formed and signed […].

Daarnaast komt het ook nogal eens voor dat het woord may in contracten door rechters wordt geïnterpreteerd als must. Diverse legal style guides wijzen erop dat je dan beter
inderdaad gewoon must kan gebruiken, of, als je niét must bedoelt, dan het woordje may tussen haakjes nog te verduidelijken, zoals in may (but is not obliged to) of anders: may (but need not). Waar je het woord may buiten contracten verder allemaal voor wil gebruiken, moet je natuurlijk zelf weten, het gaat hier alléén over de taal die je in contracten gebruikt.

En net zoals should oorspronkelijk de verleden tijd was van shall, was might (opnieuw:
etymologisch gezien) de verleden tijd van may. De algehele tendens op dit moment is dat (buiten contracten om, dus) may een mogelijkheid of waarschijnlijkheid uitdrukt, maar dat might weer wat vraagtekens zet bij die mogelijkheid of waarschijnlijkheid en het ietsje
onwaarschijnlijker maakt.

Tenslotte dan: hoe heeft onze deelnemer de zaak opgelost? Heel simpel eigenlijk, namelijk door te kijken naar het Nederlandse origineel. Daar staat inderdaad het woordje “eventueel”. Maar wat doet dat woord daar? En waarom staat het daar? Het voegt niets toe aan “Dit Contract vervangt alle eventueel (sic!) eerder gesloten contracten en gemaakte
afspraken tussen Partijen”, dus dat had je er net zo goed uit kunnen laten. En als het er niet staat, hoef je ook niet te zoeken naar een Engels equivalent te zoeken. Kijken naar het
origineel… misschien iets wat mensen vaker zouden moeten doen? Case closed.

Plain English (27)

Het begrip Term of Art is op deze plek al menigmaal gevallen. Voor degenen die het gemist hebben: een Term of Art is: an expresssion which is used by persons skilled in some particular profession, art or science, and which the practioners clearly understand even if the unitiated do not, zoals door advocaat Robert Walker gedefinieerd in de Britse zaak Skerritts of Nottingham Ltd. v Secretary of State For Environment, Transport and Regions. Met andere woorden: een woord of uitdrukking met een vaste “technische” betekenis, onafhankelijk van context en moeilijk op een andere manier onder woorden te brengen.  Het fenomeen Term of Art is dus niet exclusief aan juristen; alle andere beroepsgroepen maken gebruik van Term of Art.

Voorbeelden van (Engelstalige) juridische Terms of Art zijn bijv.: bailment (het overdragen van eigendom op voorwaarde dat de ontvanger er op een bepaalde manier mee omgaat), easement (het recht om land te gebruiken voor een gelimiteerd doel, zoals bijv. het recht op overpad), escrow (een op een bepaalde manier afgesloten akte), en u weet er zelf best ook een aantal te noemen. Al in 1628 beschreef Lord Coke juridische Terms of Art (toen nog: vocabula artis) als so apt and significant to express the true sense of the laws, and so woven in the laws themselves, as it is in a manner impossible to change them.

Allemaal leuk en aardig (laat die juristen maar hun eigen taaltje ontwikkelen, zou je
kunnen zeggen), veel ingewikkelder wordt het als precies dezelfde woorden in het Juristenengels (als Term of Art) en in het ‘gewone’ Engels, naast elkaar bestaan. Voorbeelden hiervan? Action (= activiteit én gerechtelijke procedure), consideration (= afweging én iets van waarde dat staat tegenover een belofte), demise (= dood, ondergang én lease), to determine (= beslissen én ergens een eind aan maken), instrument (= werktuig én document), without prejudice (met name als kopje boven een document) (= zonder vooroordeel én iets dat later niet in de rechtbank gebruikt kan worden) (hier meer
hierover)
specification (specificatie/opgave én misschien wel/niet: vermenging (hier meer hierover).

Het is daarom niet verwonderlijk dat men zich steeds vaker afvraagt wat men met die Terms of Art aan moet. De ene kant zegt: helemaal niets aan doen; die kant rechtvaardigt zich door te stellen dat je anders geen recht doet aan eeuwen en eeuwen aan case law waarin bepaalde woorden en termen een pure juridische functie hebben gekregen. Bovendien, zo stellen zij, is het aantal Terms of Art proportioneel zó klein dat het probleem niet overdreven moet worden. Dat laatste klopt ook eigenlijk wel: niet meer dan 3%
volgens een onderzoek uit 1985: Legalese and the Myth of Case Precedent. De andere kant vindt echter dat duidelijke en begrijpelijke “communicatie” boven alles gaat, legal writing of niet. Er zijn, zo stellen zij, grofweg vier technieken om met Terms of Art om te gaan.

Techniek 1: Vervang iedere Term of Art door een Plain English-equivalent. Voorstanders van deze techniek zetten al hun troeven op ‘begrijpelijkheid’: als de lezer het niet begrijpt, zoek dan een equivalent dat de lezer wél begrijpt. Dit vergt wel erg veel verantwoordelijkheid van de schrijver want dat equivalent moét ook alle juridische nuances van het origineel in zich hebben.

Techniek 2: Behoud de term, maar verklaar die tegelijkertijd. Voorbeeld: A & B are liable jointly and severally (that is, they are liable together and separately). Of andersom: A & B are liable separately and together (known as joint and several liability). (Lees hier meer over jointly and severally).

Techniek 3: Verklaar de Term of Art in een begeleidend woordenlijstje. Zorg er dan alleen voor dat het niet in de Definities terecht komt… alleen maar een uitleg.

Techniek 4: Gebruik de Term of Art in een titelkopje, maar gebruik verder Plain English in de tekst. Deze techniek kan wat lastig zijn omdat de niet-juridisch onderlegde lezer niet hoeft te begrijpen dat de Plain English-tekst een uitwerking is van de juridische implicaties van het titelkopje.

In Nederland hebben we gelukkig niet heel veel last van Terms of Art. Er bestaat natuurlijk veel juridisch jargon, maar dat is wat anders dan een Term of Art (dat wist George Orwell ons al te vertellen) . Er zijn allerlei initiatieven om het gebruik van jargon tegen te gaan, laatst nog door de KNB bijvoorbeeld. Maar veel belangrijker is dat de Anglo-Amerikaanse rechtspraak zó veel meer waarde hecht aan woorden dan de Nederlandse, civil law-rechtspraak. Daarnaast… door Nederlandse advocaten geschreven Engelstalige teksten vallen (meestal) toch niet onder Anglo-Amerikaans recht, en om zich nog verder juridisch in te dekken geven Nederlandse advocaten vaak wat ze eigenlijk bedoelen te zeggen tussen haakjes het Nederlandse equivalent in hun Engelstalige correspondentie. Voorbeeld uit een pre-Course Task: Liability for tort (onrechtmatige daad) committed by the Exempted Company is not covered by the 403-declaration (403-verklaring). Als je dat doet, overigens, zorg dan wel voor enige consistentie; in hetzelfde stuk staat later:
403-statement ipv. 403-declaration

En als Nederlandse advocaten zich helemaal vastdraaien, dan Haviltexen ze zich er wel weer onder uit… de Geest van de Wet is nog altijd belangrijker dan de Letter van dezelfde…

 

What’s in a language? (51)

In de zaak  Cummings v Granger opende de rechter Baron Denning (probably the greatest English judge of modern times, volgens Margaret Thatcher) met: This is the case of the
barmaid who was badly bitten by a big dog.
Een prachtig staaltje van alliteratie (ofwel het herhaald gebruik van gelijke beginmedeklinkers in twee of meer beklemtoonde lettergrepen of woorden binnen één zin).

In een feitelijke en van emoties gespeende wereld als de rechtspraak is het eigenlijk
opmerkelijk dat een poëtische stijlvorm als alliteratie door de (met name Engelstalige)
juridische wereld vaak omarmd wordt. Aan de andere kant zou je ook kunnen stellen dat alliteratie al vanaf het begin van de Engelse rechtspraak een belangrijk stijlmiddel is.

Alliteratie is in wezen een bijzonder handig geheugentechnisch hulpmiddel. Zeker toen men nog erg weinig geschreven woord gebruikte, was alliteratie (naast andere poëtische kenmerken, zoals assonantie, ritme, rijm etc.) één van de middelen om (o.a.) wettelijke normen te helpen behouden en uit het hoofd te leren. In 1066 werd in Engeland veel
“traditionele” rechtspraak aan de kant gezet door de binnenvallende Normandiërs die hun eigen taal (met bijv. verhoudingsgewijs veel meer eindrijm, denk aan Sinterklaasrijmpjes: denken-schenken) en juridische gewoontes introduceerden. (voor een kort geschiedenis-
lesje, klik hier). In de tweede helft van de 14e eeuw grepen de Engelsen weer langzaam terug op hun “ eigen” Angelsaksische traditie van vóór 1066. Engels kwam weer terug als rechtstaal, en met die terugkomst ook weer de alliteratie. Dit staat in de literatuur-
geschiedenis zelfs bekend als de alliterative revival.

Het is daarom geen toeval dat veel van de uit die tijd stammende legal doublets and triplets  alliteraties zijn  die het legal English vandaag de dag nog steeds gebruikt, juist uit die tijd stammen: signed and sealed;, aid and abet; search and seizure; rest, residue and
remainder; any and all; each and every; have and hold; clear and convincing; safe and sound; part and parcel
; malice murder; aggravated assault; friendly fire; adverse authority; hell or high water (in contracten) en ga zo maar even door.

Ook is het daarom geen toeval dat alliteratie in de Anglo-Amerikaanse rechtspraak zó wordt aangeschreven dat Ross Guberman (een legal writing-docent aan de Yale Law School) in 2017 de Judicial Alliteration Award in het leven riep en deze gelijk aan de Supreme Court-rechter Neil Gorsuch toekende voor diens opinion in Henson v. Santander Consumer USA ) over o.a. de opdringerige marketingtechnieken van Santander waarin hij schrijft: Disruptive dinnertime calls, downright deceit […] drew Congress’s eye to the debt collection industry. From that scrutiny emerged the Fair Debt Collection Practices Act. Iets wat Steven Mazie van The Economist prompt aanzette tot de baas-boven-baas-tweet Gorsuch goes gaga for alliteration in opening line of 1st #SCOTUS op. Of die prijs daarna nog eens is gegeven, is onbekend.

En wie herinnert zich niet de zin van Johnnie Cochran, de advocaat van O.J. Simpson die in de zaak tegen ex-basketbalspeler naar voren bracht dat the prosecution’s evidence is
compromised, contaminated, and corrupted
? Gevleugelde woorden.

In Nederland komen we er een beetje bekaaid van af. Bij Houthoff schijnt een allitererende advocaat (op zich al allitererend aardig) te werken, maar de werkelijke wettige
werkzaamheden schijnen weerbarstiger te zijn. Verder voeren we in dit land alleen maar rechtszaken tégen alliteratie. Tegen “Grenzeloos Genieten”, bijv. Of tegen de slagzin “Het beste voor Baby’s Billetjes” van Billies Baby luiers waarvan de Presi­dent van de Rechtbank te Rotterdam de creativiteit er niet inzag: “Wij kunnen in de slagzin van eiseres niet zozeer een werk van letter­kunde, wetenschap of kunst onderken­nen. Daarvoor mist deze zin toch de nodige originaliteit”. Dan is de eerste bekende rechterlijke uitspraak over auteurs-
rechtelijke bescher­ming van een alliteratie (van de arrondissements­recht­bank te Den Haag uit 1966) misschien nog het mooist: twee partijen die vechten om de slagzin “Bevrijdt uw auto – vliegensvlug – van vastge­vlogen insecten”, .

En hoewel Yale Law School professor Fred Rodell al in 1962 over zijn eigen werk in Goodbye to Law Reviews–Revisited al schreef: A quarter century has wrought no revolution among the professional purveyors of pretentious poppycock,  is het toch het leukst om hier en daar een goed voorbeeld van onopzettelijke alliteratie tegen te komen. Zoals bijv.  in de Texaanse Voedsel- en Warenwet (25Tex.Admin.Code§241.69) over het pellen (=to shuck) van
garnalen: Shellfish shall not be subjected to contamination while being held or processed. Shellstock to be shucked shall be stored in such locations that contamination from standing water or splash from foot traffic does not occur….Only safe and wholesome shellfish shall be shucked.

Mooier kunnen we het niet maken.

Clarity (39)

In 2015 zat Nathan Van Buren, een voormalig politieagent in Cumming, Georgia, wat krap bij kas. Toen kreeg hij ongeveer $ 5.000 betaald door een kennis om zijn officiële politie computertoegang te gebruiken om informatie op te sporen over een vrouw die de man had ontmoet in een stripclub. Jammer voor Van Buren echter dat het hele opzetje een valstrik van de FBI was: hij werd veroordeeld tot 18 maanden gevangenis op basis van overtreding van de Computer Fraud and Abuse Act (CFAA). Die wet verbiedt unauthorized access tot een computer. Unauthorized access wordt (o.m.) gedefinieerd met to access a computer with
authorization and to use such access to obtain or alter information in the computer that the accesser is not entitled so to obtain or alter.

Van Buren ging in beroep met het argument dat de clausule “exceeds authorized access” alleen van toepassing is op degenen die informatie verkrijgen waartoe hun computer-
toegang niet strekt, niet op degenen die misbruik maken van toegang die ze gewoon hebben.

Na veel juridisch geharrewar (hoger beroep verworpen, Van Buren achter de tralies etc.), gaf het Supreme Court hem afgelopen week toch gelijk. In het oordeel waarbij, verrassend genoeg (over die verrassing later), de drie door Donald T. benoemde opperrechters
gezamenlijk optrokken met de drie nog overgebleven liberal opperrechters, draaide het
voornamelijk om het woordje so, in … that the accesser is not entitled so to obtain or alter. (Lees de volledige, uiterst helder, geschreven uitspraak hier).

Van Burens gedragingen waren weliswaar in strijd met het afdelingsbeleid van de politie, zo schreef opperrechter Barrett, maar de vraag voor het Supreme Court was of het ook in strijd was met de CFAA.

Van Buren, en het Supreme Court met hem, merkte op dat het woord so dient als een
referentieterm die herinnert aan the same manner as has been stated of the way or manner described (zoals ook in Black’s Law Dictionary staat). Samenvattend stelt het Supreme Court dat de omstreden zinsnede entitled so to obtain duidelijk verwijst naar informatie die men niet mag verkrijgen door een computer te gebruiken waartoe hij gemachtigd is. Bij deze lezing, als een persoon toegang heeft tot informatie die is opgeslagen op een computer, schendt hij de CFAA niet door dergelijke informatie te verkrijgen, ongeacht of hij de
informatie voor een verboden doel betrekt of niet.

Het Openbaar Ministerie was het ermee eens dat het statuut het woordje so gebruikt in de term-of-reference zin van het woord, maar het stelde dat so een veel bredere bedoeling heeft. Het leest de zinsnede is not entitled so to obtain als verwijzing naar informatie die men niet mocht verkrijgen op de specifieke manier of omstandigheden waarin hij deze heeft verkregen. Daar was het Supreme Court het met een 7-2 verhouding dus niet mee eens: “So” is not a free-floating term that provides a hook for any limitation stated anywhere. It refers to a stated, identifiable proposition from the “preceding” text; indeed, “so” typically “represents” a “word or phrase already employed”, thereby avoiding the need for repetition.

Allemaal reuze-fijn voor Van Buren dus, maar deze uitspraak kan vérreikende gevolgen hebben voor de regels betreffende privé-gebruik van door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gestelde computers, laptops en software. Het O.M. waarschuwde dat een strikte lezing van de CFAA zoals het Supreme Court nu doet, mensen zou kunnen
beschermen die toegang hadden tot bedrijfsgeheimen en deze vrijgaven, of de informatie voor snode doeleinden gebruikten. Het Supreme Court aan de andere kant vindt dat de overheid werknemers in gevaar zou kunnen brengen die hun bedrijfslaptops gebruikten voor activiteiten zoals het controleren van sociale media of winkelen voor schoenen. The government’s interpretation of the statute would attach criminal penalties to a breathtaking amount of commonplace computer activity, potentially criminalizing “everything from
embellishing an online-dating profile to using a pseudonym on Facebook. Employers
commonly state that computers and electronic devices can be used only for business
purposes. So on the government’s reading of the statute, an employee who sends a personal e-mail or reads the news using her work computer has violated the CFAA
zo schrijft het Supreme Court. Journalisten, burgerrechtenactivisten en klokkenluiders vertelden de rechtbank dat een brede lezing het vermogen om misstanden aan het licht te brengen zou kunnen verminderen. (lees hier het Washington Post artikel daarover)

En daar is dan gelijk het verrassende aan de alliantie tussen de drie door Donald T.
benoemde opperrechters en de zgn. liberals. Ze doen een uitspraak, maar met volledig van elkaar verschillende motieven. Gorsuch, Barrett en Kavanaugh (de drie) zijn zgn.
textualists, aanhangers van de formalistische theorie waarbij de interpretatie van de wet primair is gebaseerd op de gewone betekenis van de wettekst, waarbij geen rekening wordt gehouden met niet-tekstuele bronnen (de “Letter van de Wet”); en vandaar het gehamer op en woordenboekenuitgepluis bij het woordje so. De andere drie (Kagan, Alito, Breyer) zijn meer bezorgd over de vrije meningsuiting en invloed die overheid zou kunnen krijgen bij een brede interpretatie van de CFAA (de “Geest van de Wet”).

Is dat niet precies hoe een Supreme Court zou moeten zijn?