Category Archives: Correctness

Correctness (18)

In 1992 corrigeerde de toenmalige vicepresident van de Verenigde Staten, Dan Quayle, een schooljongen in New Jersey. De jongen schreef potato, dat moest potatoe zijn volgens Quayle (zie hem hier op YouTube in actie). Als u dat grappig vond, dan is de huidige Amerikaanse commander-in-chief de nieuwste barrel of laughs. Al helemaal omdat de beste man veelvuldig schriftelijk communiceert, voornamelijk via Twitter.

De Washington Post, toegegeven, niet een krant die direct de nieuwe president een warm hart toedraagt, heeft onlangs een selectie gemaakt. Zo maakt hij van het Brits-Engelse honour of het Amerikaans-Engelse honor een geheel eigen variant: honer (zowel als
zelfstandig naamwoord als werkwoord). En schrijft (=tweet) hij vaak unpresidented als hij unprecedented (=niet eerder voorgekomen) bedoelt. Unprecedented is in ieder geval zijn tweet: Hillary Clinton should not be given national security briefings in that she is a lose
cannon with extraordinarily bad judgement & insticts
, waar hij in de 140 tekens die hem ter beschikking staan maar liefst drie spel- en/of typfouten maakt: lose (=loose), insticts
(=instincts) en judgement (=, misschien, judgment waarover in een volgende blog meer). Dat hij weet dat er ook een woord loose bestaat, bewijst hij in zijn tweet: Ted Cruz is totally unelectable, if he even gets to run (born in Canada). Will loose big to Hillary. Daar was nou net lose beter. Dat hij dan Lawrence O’Donnell, een journalist, one of the dummer people on television (=dumber) noemt, kan bijna niet anders dan ironisch worden opgevat.

De lijst is nog met veel meer voorbeelden uit te breiden (All of the phony T.V. commercials against me are bought and payed for by SPECIAL INTEREST GROUPS, = paid vind ik zelf wel van een potatoe-achtige dimensie), en zal, als deze blog verschijnt, vast al wel weer langer zijn…

Ook met eigennamen heeft hij wat moeite: Barack wordt Barrack (= kazerne), oud-basketballer en nu coach, Bobby Knight wordt Bobby Night, en onlangs werd Theresa May
omgedoopt in Teresa May, wat speciaal voor de Britten een aardig tintje had, gezien de laatste (die zonder h) een rondborstig oud-soft pornomodel is in Engeland.

Het moet gezegd worden dat hij een aantal spel- en tikfouttweets weer intrekt om ze daarna weer foutloos de wereld in te slingeren. Helaas gaat hem dat niet écht helpen… De in 1978 aangenomen Presidential Records Act stelt nu eenmaal dat álle schriftelijke
communicatie van en aan de president bewaard moet blijven. En (nog meer ironie): deze wet is toentertijd aangenomen met het Watergate-schandaal in het achterhoofd en is
onder Obama uitgebreid tot sociale media als Twitter en Facebook…

U zal misschien denken: “nou ja, dat is één persoon die al die spelfouten maakt, daar komen we wel weer overheen”. Nou, in de officiële White House-lijst van 78 door de media niet- of nauwelijks gerapporteerde (underreported, nieuw woord-alarm!) terroristische aanvallen staat maar liefst 27 keer attaker of attakers in plaats van attacker of attackers, wat, op z’n zachtst gezegd een beetje vreemd is, want de andere 52 keer waren attacker(s) volgens deze lijst de grote boosdoeners. Overigens… één attak vond plaats in het land Denmakr.

PS:
Even voor de duidelijkheid: helemaal niemand is immuun voor typ-, spel- en taalfouten. Zo schreef de schrijver van deze blog afgelopen week: “… het wordt tijd dat wij ons beseffen dat…”. “Beseffen” is géén wederkerend werkwoord. Het moet zijn: “… het wordt tijd dat wij beseffen dat…”. Een vreemde mengelmoes van “beseffen” en  “zich realiseren”. Dick Sluis van FrankfortSluis Advocaten in Haarlem maakte me hierop opmerkzaam. Of, om in de geest van de protagonist van deze blog te blijven: Good laywers, FrankfortSluis, really, really good. The best! Really the best there are. Dankjewel, Dick.

 

Correctness (18)

De Amerikaanse hoogleraar economie, Keith Chen beweert in een TED-talk dat moedertaalsprekers van talen waarin je géén speciale toekomende tijd hoeft te gebruiken (zoals het in het Nederlands: “het regent morgen”) zich financieel beter op de toekomst voorbereiden dan moedertaalsprekers van talen waarin dat niet kan (zoals in het Engels: it will rain tomorrow).

Denk wat u ervan denken wil, maar vaak vragen cursisten ons of er eigenlijk een verschil is tussen will en going to om de toekomende tijd aan te geven. Het antwoord is niet een duidelijk afgetekend ‘ja’ of ‘nee’. Beide vormen verwijzen naar de toekomst en hoewel er een licht verschil is (of liever gezegd: kan zijn) tussen de twee, zal het een native speaker vaak direct duidelijk zijn wat u bedoelt. Maar ook hier geldt de Wet van de Remmende Voorsprong: hoe beter Engels je spreekt, des te meer zal de native speaker denken dat je het verschil(letje) wél weet, en wellicht kan het dan wat wenkbrauwen doen fronsen… Net als bij zo veel dingen, is het in de ear of the beholder en is er niet direct een goed-fout oordeel over te vellen.

Heel in het kort dan maar, en min of meer “officieel”:

GOING TO:

  1. Wanneer je een vooropgezet plan hebt, of ook: als je al vóór het uitspreken weet wat je gaat doen:
  • They‘re going to retire to the beach – in fact they have already bought a little beach house.
  • Yes, I told her I‘m going to help her with that.
  1. Wanneer er duidelijk tekenen of bewijs is dat iets gaat gebeuren:
  • It is going to rain – I just felt a drop.
  • I don’t feel well. I think I‘m going to throw up.
  1. Wanneer iets op het punt staat te gebeuren:
  • Don’t sit on that chair It is going to collapse.

WILL:

  1. Wanneer je een snelle beslissing neemt:
  • Thanks, I will (I’ll) have a beer.
  1. Wanneer je, op het moment van zeggen/schrijven, iets belooft/aanbiedt/dreigt te doen:
  • That looks difficult. I will help you with that.
  • I promise you, I won’t (=will not) tell anyone.
  • I will tell the Board, if you do that.
  1. Wanneer iets of iemand het niet doet:
  • I told him to correct the report, but he won’t (= will not).
  • My car won’t start.

En daar heb je het al… alleen in beide (1) gevallen zou je min of meer zeker van je zaak kunnen zijn. In alle andere gevallen kan je will/going to verwisselen, maar het heeft dan nèt een klein nuanceverschil:

  • My car is not going to start: dat weet je zeker, want dat ding start nooit als het vriest.
  • I told him to correct the report, but he is not going to: dat weet je zeker, want dat heeft hij je in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt.
  • I promise you, he is not going to tell anyone: idem dito
  • Don’t sit on that chair, it will collapse: die stoel valt alleen maar als je er op gaat zitten (of, als je dit zegt tegen een enigszins corpulent persoon: … als jíj erop gaat zitten).

En als je bijv. het woordje probably erin verwerkt, dan is op de vraag Are you busy tomorrow? geen verschil tussen I will probably write that proposal en I am probably going to write that proposal. En als je voorspellingen maakt: zolang je woorden gebruikt als think, hope, fear etc. is er  geen verschil tussen: It think it will rain tomorrow en I think it is going to rain tomorrow.

Er zijn dus wel degelijk (subtiele) verschillen, en native speakers zullen die ook horen. Alleen, er zijn heel veel verschillende native speakers en zullen native speakers in Amerika iets sneller going to gebruiken (of liever gezegd: gonna in spreektaal), en wordt will vaak als iets formeler gezien en liever in geschreven vorm dan going to.

Zelfs Nederlands heeft veel verschillende native speakers: in België (en zekere delen van Brabant) wordt ‘gaan’ bijvoorbeeld veel vaker gebruikt om de toekomst aan te geven dan in Nederland, en bovendien nog in combinatie met werkwoorden als hebben en zijn of hulpwerkwoorden als kunnen, mogen, moeten en willen, iets wat in het Nederlands-
Nederlands onacceptabel zou zijn.

Nog even oefenen misschien? Kijk eens hier en hier of hier.

Correctness (17)

In het rijtje “vergeten groenten”, “vergeten steden” (en weet ik wat er allemaal niet is
vergeten, de laatste tijd) nu ook het rijtje “vergeten werkwoordswijzen”; de subjunctief, of de aanvoegende wijs. Bijna vergeten in het Nederlands, maar in het Engels (en met name in het Legal English) nog vaak gebruikt!

Those of you who speak French, Spanish or Italian might be familiar with an area of
grammar called ‘the subjunctive’. Examples of the subjunctive include:

  • If I were you … Why don’t we say ‘If I was you’?
  • God save the King/Queen. Why don’t we say ‘God saves …’?
  • I suggest that he be admitted. Why don’t we say ‘I suggest that he is admitted’?

USE
In language, verbs are used in contexts known as moods. The subjunctive, along with the indicative and imperative, is one such mood. The subjunctive in English is used to form sentences that do not describe known objective facts. These include statements about one’s state of mind, such as opinion, belief, purpose, intention, or desire. The subjunctive mood is also used for statements that are contrary to fact, such as If I were a boy…as
distinguished from If I was a boy.

FORM
The subjunctive is formed with the infinitive (e.g. to be) form of the verb without the ‘to’ (e.g. be). The subjunctive is only noticeable in certain forms and tenses i.e. you would not notice it in the following: it is crucial that you sign the contract today. However, you would notice it in the following: it is crucial that he sign the contract today OR it is crucial that he be informed immediately.

The easiest way to master the subjunctive is to know after which verbs and expressions we use it. For example, we use the subjunctive after the verbs ‘advise’, ‘suggest’ and ‘recommend’:

  • We recommend that Mr Jones    sign    the contract today.
  • We advise  that the client    be    cautioned.
  • We suggest that Company X    reconsider    the offer.
     

Other verbs followed by the subjunctive :
to ask (that); to command (that); to demand (that); to desire (that); to insist (that);
to propose (that); to request (that); to urge (that).

 Expressions followed by the subjunctive:
It is best (that); it is crucial (that); it is desirable (that); it is essential (that); it is imperative (that); it is important (that); it is recommended (that); it is urgent (that); it is vital (that); it is a good idea (that); it is a bad idea (that).

The subjunctive with ‘if’ clauses
We use the subjunctive with ‘if’ clauses that are contrary to fact; for example:

  • If I were you, I would reconsider their proposal. (I am not you)
  • If my grandmother were still alive, she would have something to say about this. (She died)
  • If the CEO were in the office today, everyone would be nervous. (He is not in
    the office)

The verb you would have expected in the above sentences is ‘was’, but this would be
incorrect. It is important to point out that although most educated native speakers would use ‘were’ in the above sentences, ‘was’ is commonly heard; particularly by non-native speakers. Because English is an evolving language, ‘was’ is becoming more acceptable – but we’re not quite there yet for ‘was’ to be accepted in formal contexts.

Many language experts insist that the subjunctive in English is a dying form which might be the case. However, it is very common in formal writing; particularly legal writing.

If you feel like practicing with the subjunctive, please click here (it’s free). But remember that completing an exercise is always much easier than “the real thing”.

Correctness (16)

In deze korte zomercursus grammatica volgt hier Deel 3 (voor Deel 1: klik hier, voor Deel 2, klik hier). We nemen hierna een korte vakantie en keren eind augustus weer terug. Heeft u een onderwerp waar u meer over wil weten? Laat het ons weten. Prettige vakantie en tot in augustus!

  1. The subjunctive

The following are common (and understandable) mistakes:
* We advise that the client reconsiders the offer
* We suggest that Mr Jones signs the contract as soon as possible

It should actually be:
* We advise that the client reconsider the offer
* We suggest that Mr Jones sign the contract as soon as possible.

Use of verbs such as suggest, recommend, propose, request etc. often require the use of a structure known as the Present Subjunctive which is used with verbs that express
opinion, belief, intention and desire. The subjunctive is formed with the base form (or
infinitive without ‘to’) of the verb.

For example:
* We request that the defendant be present at the meeting.
* We recommend that Mr Jones file a complaint.

I can imagine this is a strange concept for a Dutch speaker, but you will be relieved to hear that many native speakers make mistakes with this. I will be writing a more detailed blog on this particular language area in the autumn.

  1. Standard phrases for emails and letters

Business correspondence in English is typified by use of ‘standard phrases’; so standard, that we don’t really like people playing around with them. Dutch writers are prone to
several mistakes with these phrases due to direct translation and a misconceived understanding of their usage. Here are some examples of mistakes I often come across:

Hereby/herewith:
Unlike Dutch, you can start a business email or letter with ‘I’ or ‘we’. Moreover, avoid
archaic words such as ‘hereby’ and ‘herewith’ in modern business correspondence.

  • Hereby I attach …                                         I am attachingOR Please find attached

Send – sent:

  • I have send it by courier.                                 I have sent

The Past Particle of to send is sent, with a -t: to send – sent – sent.

Be so kind as to:
For some reason, a lot of Dutch writers omit the word ‘as’ from this phrase.

  • Would you be so kind to reschedule the meeting?             Would you be so kind as to …    

Look forward to:
An understandable mistake. However, this construction falls into the area of English
grammar known as ‘gerunds and infinitives’. Note that the second verb always takes the gerund from (verb + -ing)

  • I look forward to hear from you                     I look forward to hearing from you.
  • I am looking forward to hear from you      I am looking forward to hearing from you.

Kindly:
Dutch writers are very fond of ‘kindly’. Firstly, it is not very common in business
correspondence. Secondly, if we were to use it, then only in requests e.g. I kindly request that ….

  • Kindly be advised that …                     Please be advised that …
  • I kindly refer to …                                    I would like to refer to…
  • I kindly note the following …             I would like to note the following …

Voldoende geïnformeerd?
I hope to have informed you sufficiently  is not the way to say “Ik hoop u voldoende te hebben geïnformeerd”. This is a direct translation from Dutch. It is much better to write (for
example): Please do not hesitate to contact me should (OR if) you have any further questions.

More on standard phrases? Click here.

Happy writing!

Correctness (15)

“Iedere Nederlander die denkt dat Engels een gemakkelijke taal is, droomt”, zei Wout Wotz, (oud-NRC-correspondent Engeland) afgelopen zaterdag (lees hier). Deze week gaan we verder met de meest voorkomende grammaticale fouten die Nicola Courtney tegenkomt als zij door Nederlandstalige juristen geschreven stukken bekijkt. (Voor Deel 1, klik hier).

  1. Present Perfect

Use (or non-use) of the Present Perfect has to be the most frequent mistake that I and my colleagues come across. There are, of course, rules surrounding its usage, but very often, use depends on the speaker’s/writer’s perception of the situation. The most common
mistakes include:

  • I have studied in Leiden in 2003.             I studied in Leiden in 2003

You cannot use the Present Perfect to talk about a completed action in the past (e.g. in 2003, last year, yesterday etc.) – instead we use the Past Simple (studied, worked, was etc.) for completed actions in the past.

  • I know him for three years now.              I have known him for three years (now)
  • I work here for five years.                           I have worked OR have been working here

This mistake is due to direct translation from Dutch. However, in English, we use the Present Perfect to describe an action which began in the past and has continued into the present i.e. it is still going on. When describing how long something has been going on, you can use both the Present Perfect Simple (e.g. have/has worked) and Continuous (e.g. have/has been working). More on this subject: read here!

  1. Adverbs and Adjectives

An adjective describes a noun (e.g. a bad driver) and an adverb describes a verb (e.g. he drives badly). Many Dutch speakers have the habit of using adjectives when they should be using an adverb. This non-use of adverbs can only be described as ‘sloppy’. When native speakers make this mistake (which they frequently do), it is considered ‘slang’. So, to avoid this mistake, remember this:

  • Adjectives describe  nouns:                         It is an exceptional book.
  • Adverbs describe a verbs:                             He considered their proposal carefully
  • Adverbs describe adjectives:                       An extremely good film.
  • Adverbs describe other adverbs:               An exceptionally well-written report.

Most ‘how’ adverbs are formed by adding –ly, -ally or –ily  to an adjective e.g.
slow – slowly / full – fully / dramatic – dramatically / steady – steadily

However, some adverbs and adjectives have the same form e.g.
fast / hard / early / daily/weekly/monthly/quarterly / high / low

Tip: if you can ask the ‘how’ question, you need an adverb e.g.

  • Prices rose steadily.

Question: How did prices rise?                   Answer: They rose steadily.
More on adverbs & adjectives: read here.

  1. ‘Directional’ verbs

A very common mistake Dutch speakers make is:

  • The bank borrowed me money.                                        The bank lent me money
  • My teacher learned me …                                                   My teacher taught me …
  • I bring my son to school every day                                  I take my son to school every day

As you can see, English uses different verbs for different directions. For example, I borrow from the bank – the bank lends me money / a teacher teaches me and I learn (from the teacher) / I take something to one place – I bring something back etc.

A simple concept, but always a glaring mistake.

Correctness (14)

De komende drie weken zal Nicola Courtney hier telkens drie veelvoorkomende grammaticale fouten behandelen. Sommige probleemgevallen hebben we hier al eens uitgebreider besproken (als zo: klik door), op andere zullen we in de toekomst nog eens terugkomen.

Nicola: I have been asked to write a blog on the most ‘fossilised’ mistakes I come across when teaching legal professionals. Over the next three weeks, I will attempt to provide a short sharp ‘repair kit’ for those of you prone to these types of mistakes.

  1. Present Simple versus Present Continuous

Although the rules surrounding the use of these two tenses appear to be straight-forward, Dutch speakers often misuse or confuse them. Typical mistakes include:
I am working mostly with brokers.                                           I work
I write you to confirm the handover of the property.       I am writing
Next week I go to Milan.                                                               I am going

Remember, we use the Present Simple (e.g. I work) for facts, habits and routines. We use the Present Continuous (e.g. I am working) to describe temporary states, actions happening at the moment of speaking/writing, trends and ‘diary future’ e.g. I am meeting him in Amsterdam on Monday. (read more in Correctness 1  and Correctness 9)

  1. A/An

There is a question in the Branch Out Structure Test – more specifically question 9 in part A – which virtually nobody answers correctly: ‘They did not present___ united front during the negotiations’. Nearly everyone, understandably, answers ‘an united front’ instead of ‘a’.

Although the rule is we use ‘an’ with nouns which begin with a vowel (a, e, i, o and u), as is often the case in English, there are exceptions to this rule which are:

  • If the vowel is pronounced as a consonant (non-vowel) sound we use ‘a’. The vowels in words such as united, uniform, European, one-man band, are pronounced as consonants so we would use ‘a’. However, we would say an umbrella, an expense, an
    opportunity
    as these are pronounced as vowels.
  • ‘H’ is sometimes pronounced as a vowel e.g. an hour, an honest opinion, an heir.
    However, we would say/write a horse, a hurricane, a hotel etc.

Particularly in abbreviations, if the consonant is pronounced as a vowel, we use ‘an’ e.g. an MP, an FBI agent, an X-Ray, an MBA etc.

  1. In case – if – when

These three conjunctions/phrases are frequently misused by Dutch (and other non-native) speakers. Examples of mistakes include:

  • In case the broker fails to pay the damage claims, the insurer is still obligated towards the insured. It should be: If the broker…
  • .When you need more information, please let us know.  It should be:  If you need…

1. If is used for conditions, possibilities and uncertainties
e.g. If I’m late, start without me.
2. When is used for time, general rules, general truths, certainties
e.g. When you fly business class, you have more legroom.
3. In case is used for actions taken as precautionary measures.
e.g. Leave your return flight open in case negotiations fail.

Dutch speakers often use ‘in case’ when they mean ‘if’. Try and remember that we use ‘in case’ to talk about things we do in advance in order to be safe or ready if there is a problem later. For example, if I say ‘I will insure my house if there is a fire’, it means I will wait until after the fire to insure my house. I, of course, want to insure my house before the fire and therefore need to use ‘in case’. The latter should not be confused with ‘in the case of’. (read more in Correctness 7 and Correctness 8)

Happy writing, and see you next week for three more!

Correctness (13)

Fouten met bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden komen vaak voor bij Nederlanders die zich in het Engels uitdrukken. Met andere woorden: That is typical Dutch… of was het nou tóch That is typically Dutch? De twee voornaamste redenen hiervoor zijn waarschijnlijk dat er in het Nederlands vaak niet veel verschil is tussen de twee, en dat we erg vaak naar Amerikaanse series kijken waar ze het verschil tussen adverbs en adjectives niet al te
serieus nemen. Vreemd eigenlijk, want de regels zijn (voor de verandering) bijzonder straightforward.

Voor iedereen die af en toe wat moeite heeft te kiezen tussen That is typical Dutch en That is typically Dutch nog even de regels op een rijtje:

Adjectives (Bijvoeglijke naamwoorden, die woordjes ZONDER –ly aan het eind), zeggen iets over
1. Het zelfstandig naamwoord (noun): We provide our clients with quick, cost-effective and optimal advice of He is a typical Dutchman.

Adverbs (bijwoorden, die woordjes die in het Engels bijna altijd eindigen MET -ly), zeggen iets over
1. het werkwoord: Our staff advise clients quickly, cost-effectively and optimally
2. bijvoeglijke naamwoorden of andere bijwoorden: (dus toch…) That is typically Dutch.

Zo simpel is het… zeg je iets over de noun: gebruik het adjective, en dus géén –ly, in alle
andere gevallen: gebruik het adverb en dus: -ly.

Taal is gelukkig genoeg (hoewel sommigen zouden zeggen: “jammer genoeg”) geen wiskunde en er zijn her en der wat kleine haakjes en oogjes; in, voor Nederlanders, aflopende graad van haakjesenogerigheid: zie hieronder:

Haakje/oogje 1:
Het oogje waar de meeste Nederlanders achter blijven haken: good is een adjective en well is een adverb. Dus: He speaks English well (want het gaat over zijn spreken) en His English is good (want het gaat om z’n Engels). (Overigens zou je hier ook kunnen zeggen: He speaks (a) good English, maar dan impliceer je dat hij -vaak een native speaker– een “Algemeen Beschaafd Engels” spreekt).

Haakje/oogje 2:
Een aantal werkwoorden kunnen NIET met een adverb worden gecombineerd, hieronder: To appear – To be – To become – To feel – To look – To smell – To taste – To sound. Met andere woorden: It tastes/smells/looks/feels (etc.) fantastic (en dus ook) good. En voor wat betreft to be daarom óók:  This is a typical Dutch mistake en He makes typically Dutch mistakes.

Subhaakje/oogje 2:
Na be, feel en look kúnnen we ook well gebruiken, maar dan in de betekenis van het
adjective ‘gezond’:
I am well / I feel well / I’m feeling well (duidt op een fysieke toestand, gezondheid)
I am good / I feel good / I’m feeling good. (duidt eerder op een emotionele staat dan een fysieke toestand)
NB: Om het allemaal nog wat verwarrender te maken, hoor je op de vraag How are you? Amerikanen vaak antwoorden met I’m good terwijl Britten dan I’m very well, thank you zouden zeggen… (waar je dan weer allerlei culturele ‘volksaard’-karakteristieken op zou kunnen loslaten, maar dat doen we hier maar even niet.)

Haakje/oogje 3:
Er zijn een aantal adjectives die al op –ly eindigen en die, als ze als adverb worden gebruikt, niet nóg een keertje-ly erachter krijgen (bijv. friendly, lonely, silly, costly etc.)

Correctness (12)

Vorige week hadden we het over de verschillende vormen van de voorwaardelijke wijs in het Engels, de conditonal (hier nog eens te lezen). In het Nederlands is het erg gebruikelijk geworden om “zou” te pas en te onpas te gebruiken: “Als ik dat geweten zou hebben, zou ik het nooit gedaan hebben”. Hoe grammaticaal correct dat is, is nog maar de vraag, maar het feit is dat je dat overal hoort en ziet. En Nederlanders zijn erg geneigd om die 2 x “zou” ook maar gelijk in 2 x “would” om te zetten… Dé belangrijkste tip die we hier willen geven: gebruik in het Engels nooit de “zou=would” in het “als-gedeelte” van de zin. Nooit: If he would  / If he would have (etc)… dus!

0 conditional – wordt gebruikt om te praten over dingen die in het algemeen waar zijn
Bijv.: If a Dutch worker qualifies for WAO, he receives 70% of his former salary for the first year.
Opmerking:
Als je de 0-conditional gebruikt, gebruik je if of when (lees hier blog 34), in case (lees hier blog 36) of unless.

1st conditional – wordt gebruikt om te praten over toekomstige dingen die hoogstwaarschijnlijk gaan gebeuren.
Bijv.: If consumer spending doesn’t pick up soon, the economy will continue to be sluggish).
Opmerking:
Ook bij de 1st conditional , gebruik je if of when, in case of unless. Met if geef je aan dat je niet zeker weet of iets ook écht gaat gebeuren, when geeft aan dat iets zeker gaat gebeuren.
Typische fout door Nederlanders gemaakt als ze de Engelse 1st conditional gebruiken: in zinnen met if in zowel de hoofdzin als de bijzin “will” gebruiken:
Fout: If I will have enough money next year, I will go to Australia
Goed: If I have enough money next year, I will go to Australia

2nd conditional – wordt gebruikt om te praten over denkbeeldige dingen of dingen die waarschijnlijk NIET gaan gebeuren (denkbeeldig, onwaarschijnlijk of onmogelijk).
Bijv.: If coffee caused cancer, consumer demand for it would soon fall off.
Opmerking 1:
Bij de 2nd conditional kan je NOOIT when en in case gebruiken, alleen if en unless
Opmerking 2:
Hoewel het over (denkbeeldige) dingen in de toekomst gaan, gebruik je de verleden tijd.
Typische fout door Nederlanders gemaakt als ze de Engelse 2nd conditional gebruiken: would gebruiken in zinnen met if.
Fout: If I would work full time, I would earn more money
Goed: If I worked full time, I would earn more money
Fout: If I would be you, I would take that new job
Goed: If I were you, I would take that new job (opmerking: wat we in het Nederlands nog steeds kennen als: “Ware ik jou, dan…”. Overigens accepteert Amerikaans Engels ook: If I was you…)
TIP: Gebruik nooit If in combinatie met will. De enige mogelijkheid waar dat kan, is als je met will een zekere (extra) mate van beleefdheid of welwillendheid uit wil drukken: If you will come this way, the manager will see you now.

3rd conditional – wordt gebruikt om te praten over denkbeeldige dingen die in het verleden gebeurd zouden zijn als je iets op een andere manier had gedaan.
Bijv.: If we had done a better job on marketing research, our product would have captured a much greater share of the market.
Opmerking:
Ook bij de 3rd conditional kan je NOOIT when en in case gebruiken, alleen if en unless
Typische fout door Nederlanders gemaakt als ze de Engelse 3rd conditional gebruiken: would gebruiken in zinnen met if.
Fout: If I would have know that, I didn’t pay the money
Goed: If I had known that, I wouldn’t have paid the money
TIP: Gebruik nooit If in combinatie met would. De enige mogelijkheid waar dat kan, is als je met would een zekere (extra) mate van beleefdheid of welwillendheid uit wil drukken: I would be grateful if you would give me a little help.

Correctness (11)

Het lastigste aan een andere taal zijn concepten die we in onze eigen taal niet hebben.
Iedereen ‘weet’ dat Eskimo’s (of de Inuit, om het politiek correct te houden) een ongeëvenaard aantal woorden voor sneeuw hebben (niet écht waar, maar daar komen we nog wel eens op terug). Maar dan ‘weten’ we dat in ieder geval en kunnen we daarmee rekening houden als we toevallig in een goed sneeuwgesprek met een Eskimo belanden.

Het wordt een stukje lastiger als het gaat om grammaticale concepten die in de ene taal wél bestaan en in de andere niet. Grappig genoeg houden we wél rekening met deze verschillen als het gaat om een taal die ‘ver van de onze’ staat: we ‘weten’ dat Japans een hoop grammaticale eigenaardigheden heeft, en letten daar dan ook op als we die taal spreken.

Het allerlastigst echter, zijn grammaticale concepten in dichtbij het Nederlands staande talen (talen die we allemaal denken te spreken…) die in het Nederlands niet bestaan. Neem nou bijvoorbeeld (niet geheel toevallig) het Engels. We ‘weten’ niet dat er verschillende concepten zijn, maar, veel erger nog, we ‘verwachten’ dat ook niet. En juist daar gaat het mis!

We hebben in deze blog al twee van die “andere grammaticale concepten” gehad: 1) de present continuous, ofwel de onhebbelijke gewoonte van het Engels om alleen zaken die nu gebeuren door werkwoorden die eindigen op –ing aan te geven (ofwel het verschil tussen I’m working en I work) (lees bijv. hier en hier) en 2) het concept van een afgerond verleden en een verleden dat nog doorloopt (ofwel het verschil tussen I worked en I have worked) (lees bijv. hier)

Hier kunnen we nog een derde aan toevoegen: conditionals, ofwel “de voorwaardelijke wijs”, een gebied waarop Nederlanders altijd erg veel fouten maken. Het Engels kent 4 soorten conditionals. Het gaat in de ons ter beschikking staande ruimte nu te ver om in te gaan op de verwarring in het gebruik van deze conditionals aan te geven. Hierover meer in de volgende blog. Maar voor nu even snel de verschillen:

0 conditional – wordt gebruikt om te praten over dingen die in het algemeen waar zijn
Bijv.: If a Dutch worker qualifies for WAO, he receives 70% of his former salary for the first year.

1st conditional – wordt gebruikt om te praten over toekomstige dingen die hoogstwaarschijnlijk gaan gebeuren
Bijv.: If consumer spending doesn’t pick up soon, the economy will continue to be sluggish).

2nd conditional – wordt gebruikt om te praten over denkbeeldige dingen of dingen die waarschijnlijk NIET gaan gebeuren
Bijv.: If coffee caused cancer, consumer demand for it would soon fall off.

3rd conditional – wordt gebruikt om te praten over dingen in het verleden die het TEGENOVERGESTELDE zijn van dingen die echt zijn gebeurd
Bijv.: If we had done a better job on marketing research, our product would have captured a much greater share of the market.

Al deze verschillen hebben te maken met de waarschijnlijkheid en mogelijkheid dat iets wel/niet gaat gebeuren (of gebeurd is). Volgende week zullen we hier verder op ingaan, de meest voorkomende fouten in de praktijk geven en laten zien tot welke misverstanden een verkeerd gebruik van de conditionals kan leiden.

Voor nu wil ik hier graag nog het volgende aan toevoegen: bovenstaande voorbeelden geven allemaal een verschil in betekenis, en onderbouwen onze reeds eerder geponeerde stelling dat er veel meer betekenis ligt in de Engelse grammatica dan in de Nederlandse. In een ‘normaal’ oog-in-oog gesprek kunt u vrij eenvoudig en pijnloos een verkeerd gebruikte tense rechtzetten. Daarnaast weten de meest Engelstaligen heus wel dat u niet een native-speaker Engels bent, en hoogstwaarschijnlijk iets anders bedoelt dan u zegt (die Eskimo vergeeft u ook dat u niet weet welke sneeuw er gisteren is gevallen… tenminste, zo lang u zich niet heeft verkleed als een Eskimo en een dode zeehond over uw schouder hebt gelegd).

Alleen… hoe beter u Engels spreekt (of liever gezegd: hoe meer uw Engelstalige gesprekspartner vindt dat uw Engels heel goed is), hoe minder ruimte voor fouten u gegund is – de Wet van de Remmende Voorsprong. Daarnaast: op papier kunnen ze niet zien dat Engels niet uw moedertaal is: veel minder ruimte voor fouten derhalve. Tot volgende week!

Correctness (10)

Vorige week bespraken wij de, in onze ogen, tamelijk merkwaardige nieuwjaarswens
(Company X is wishing you a Happy New Year.
Merkwaardig, omdat dit naar het Nederlands vertaald: “(Bedrijf X) is bezig u een Gelukkig Nieuwjaar te wensen”, zou opleveren. De
eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat dergelijke fouten niet heel vaak door Nederlanders worden gemaakt. Te meer omdat er best wel situaties zijn waarin het mogelijk is om I am wishing te gebruiken; je voert bijvoorbeeld een telefoongesprek, en een derde persoon vraagt wat je aan het doen bent, dan is het meer dan correct te zeggen Oh, I am wishing him a Happy New Year. De betekenis van deze –ing vorm (de Present Continuous) is erg
situationeel gebonden. Net als het verschil in betekenis tussen I work en I am working.
Allebei correct, maar ze betekenen wat anders…

Die andere –ing vorm stelt Nederlanders voor heel wat meer problemen. We hebben het hier over de Engelse gerund (in het Nederlands: gerundium). Hier is (vaak) geen (al dan niet subtiel) in betekenis maar zijn de zinnen domweg FOUT. De volgende (of soortgelijke)
zinnen komen wij vaak tegen en zijn ALLEMAAL FOUT:

  1. We expect entering negotiations next quarter
  2. We recommend to accept their proposal
  3. I look forward to meet you in February
  4. We refuse paying the penalty the American judge told us to pay

Het gaat hier telkens om een verkeerd gebruik van óf de infinitief (het hele werkwoord, in het Engels altijd voorafgegaan door to) zoals in voorbeeld 2 en 3 óf een verkeerd gebruik van de gerund (heel in het algemeen: een werkwoord gebruikt als zelfstandig naamwoord) zoals in voorbeeld 1 en 4. Deze week de regels voor het gebruik van de gerund, en volgende week, om het onderwerp af te ronden, de regels voor het gebruik van de infinitief.

DE REGELS:
De Gerund gebruiken we:
1. Als het werkwoord het onderwerp van de zin is.
Bijv. Arriving late is unacceptable (of Whishing you a Happy New Year is what we want to do)

2. Als een voorzetsel (bijv. on, to, at etc.) wordt gevolgd door een werkwoord
Bijv. Between writing and calling, I drank a cup of coffee..

3.Na vaste uitdrukkingen (onthouden: bijna altijd na een vaste uitdrukking met to)
–  I look forward to … (I look forward to meeting you) (erg vaak voorkomende fout!)
–  I am used to … (I am used to working late)
–  In addition to… (In addition to buying shares in Cisco, I bought shares in IBM.
–  Be committed to … (We are committed to providing sound advice)

4.Na werkwoorden die een voorkeur of een afkeur uitdrukken.
Bijv. I enjoy cooking for friends at the weekend.
Andere werkwoorden in deze categorie: dislike, enjoy, mind/not mind, fancy
NB:
Er is één uitzondering: like kan zowel met de gerund als met het infinitief gebruikt worden (bijv. I like working in the garden en I like to work in the garden.

5.(EN HIER MAKEN NEDERLANDERS BIJNA STANDAARD FOUTEN MEE – ZIE BOVENSTAAND VOORBEELD 2!)  Na de werkwoorden recommend, suggest, advise en consider (zie hiervoor ook Blog: Correctness 3, klik hier)
Bijv. I recommend reconsidering our proposal.

6.Na phrasal verbs (= werkwoord met vast voorzetsel)
Bijv. I gave up warning him again and again.
Andere werkwoorden in deze categorie: carry on, keep up, put off etc.

Bij de werkwoorden remember, forget, stop en regret kunnen we zowel de infinitief als de gerund gebruiken. Maar ook hier geldt opnieuw dat de zin dan een andere betekenis
krijgt…De gerund gebruik je om te verwijzen naar dingen die gebeuren vóór het eigenlijke remembering, forgetting, stopping of regretting:
Bijv. I shall always remember calling him on his birthday/ Stop meeting that client, they are not worth it.
En het infinitief gebruik je om te verwijzen naar dingen die gebeuren ná het eigenlijke remembering, forgetting, stopping of regretting:
Bijv. Please, remember to go to the post office later on/You should remember to call him back this afternoon.

Maar zoals gezegd: over het gebruik van het infinitief volgende week meer. Mocht iemand in de tussentijd wat willen oefenen met de Gerund: klik hier en ga uw gang!!