Plain English (23)

Ook in Nederland wordt de roep om “begrijpelijke” taal in de juridische wereld steeds
luider. Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden van de afgelopen tijd.

Om mee te beginnen liet de Hoge Raad ons weten dat ze nu anderhalf jaar aan de slag waren met het  project ‘Helder Recht’. Dit project is gericht op heldere, begrijpelijke en goed leesbare uitspraken, zodat de overwegingen en de beslissingen helder en trefzeker worden voor “het publiek”. Drijvende kracht achter dit alles is de (nog even) President van de Hoge Raad, Maarten Feteris. Feteris riep in zijn installatierede al op om: “ons in te
spannen om de taal waarin wij onze beslissingen overbrengen helder te houden, en het daarmee niet nog ingewikkelder, niet nodeloos ingewikkeld te maken. Het kan soms wel wat minder plechtstatig, dat maakt de boodschap alleen maar krachtiger”.

Het project heeft zijn eerste vruchten afgeworpen door nieuwe tekst van de afdoening van zaken door toepassing van artikel 80a van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO) en artikel 81 Wet RO waarin archaïsche woorden als ‘nopen’, ‘behoeven’ en ‘klaarblijkelijk’ uit zijn verdwenen. (lees hier meer).

Dit ontlokte een reactie van de stafjurist van de rechtbank Gelderland, Kees Lewin. Hij schreef een artikel in het Nederlands Juristenblad (NJB): ‘Leesbare civiele vonnissen’, en werd naar aanleiding hiervan geïnterviewd door het tijdschrift Mr.  In zijn artikel betoogt hij dat er grenzen zijn aan de mogelijkheden civiele vonnissen toegankelijk te maken voor een breed publiek.

In grote lijnen vertonen deze discussies opmerkelijke overeenkomsten met discussies die al tientallen jaren spelen in de Anglo-Amerikaanse juridische wereld. Iedere keer als er nieuwe regels van kracht worden om juridische teksten “begrijpelijker” te maken, klimmen er tientallen juristen in de pen/laptop/twitter om te beweren dat het juridische discourse zich helemaal niet leent voor begrijpelijkheid (tenminste… voor begrijpelijkheid voor
juridisch niet-onderlegden). Lees alleen maar het uitstekende verslag door Joseph Kimble over het ‘hertalen’ van de Federal Rules of Civil Procedure (FRCP), in begrijpelijk Engels (Plain English) in zijn boek Seeing Through Legalese  waarin hij één voor één alle
tegenwerpingen van ‘traditionele’juristen fileert, geïllustreerd met tal van voorbeelden.

Er is echter één groot verschil tussen Anglo-Amerikaanse traditonialists en Kees Lewin; ook Lewin namelijk ziet de voordelen het vermijden van de niettegenstaandes, de
desalniettemins, de mitsdiens, de veronderstellenderwijzen en de vexatoirs. En hij ziet ook dat een veel grotere begripswinst te halen valt door aanpassingen in bijv. zinslengte, tekststructuur, indeling, opmaak, opbouw, kopjes, in- of uitleidingen, samenvattingen, enz. Daarnaast maakt Lewin een verschil tussen “jargon” en “technische vaktaal”, waarbij hij de niettegenstaandes etc. categoriseert onder “jargon” (en dus liever te vermijden). “Vaktermen” is wat in het Legal English de zgn. Terms of Art zijn. Héél origineel is dit niet van Lewin (lees bijv. hetzelfde onderscheid dat George Orwell al maakte), maar het is in ieder geval een aanzet tot bewustwording.

Dé grote vraag (enigszins onterecht, want er zijn nog zoveel meer manieren om teksten
begrijpelijker te maken, zie boven) waar het altijd weer om lijkt te draaien, is of die zgn. “vaktermen”/Terms of Art in “begrijpelijke taal” omgezet kunnen worden. En dat natuurlijk “omdat die vaktermen onlosmakelijk zijn verbonden met de leerstukken van het geldende recht”, en “omdat iemand die gericht in jurisprudentie zoekt op die manier niets meer kan vinden en ook omdat een vonnis pas écht onleesbaar wordt als je alle vaktermen gaat vertalen” (citaten Lewin).

Nu valt juist dát nog te bezien; in zijn boek Elements of Legal Style schat Bryan A. Garner dat er maar zo’n 40-50 woorden als échte Term of Art kunnen worden bezien. En Kenneth Adams schrijft in zijn, hier vaak geciteerde A Manual of Style for Contract Drafting: Eliminating archaisms, magic words and terms of art goes a long way turning traditional contract prose into a specialized version of standard English – the English used by educated native English speakers. That’s what you should aim for.

En dat is precies waar het KNB in haar nieuwe taalrubriek Wablief?!  in het februari-nummer van het Notariaat Magazine uit is. In deze zeer te prijzen taalrubriek staat deze (eerste) keer een (passage uit een hypotheek)akte centraal. Hoe ziet die er nu uit, hoe ziet die tekst eruit nadat die door een notaris door de “begrijpelijke taal”-molen is gehaald, en hoe ziet die eruit als een communicatiespecialist daar weer naar heeft gekeken? Hulde!! Lees die rubriek!!! (meld u hier aan om de KNB-nieuwsbrief en de rubriek Wablief?! te
kunnen lezen
).