What’s in a language? (47)

“Waarom zijn Amerikaanse (of liever gezegd: Anglo-Amerikaanse) contracten vaak zo lang?”, verzuchten deelnemers aan Branch Out-trainingen Drafting Better Contracts in English vaak. Ons standaard antwoord is dan steevast dat Anglo-Amerikaanse contracten proberen een breed scala aan onvoorziene omstandigheden aan te pakken om zodoende eventuele gerechtelijke geschillen te voorkomen of anders zelfs om sterker te staan tijdens zo’n geschil.

Contracten onder civil law (geldig voor de meeste Europese landen) zijn inderdaad vaak zo’n derde tot de helft korter dan (met name) Amerikaanse contracten en overeenkomsten. En inderdaad, vooral omdat Europese contracten niet de behoefte voelen om elke
eventualiteit aan te pakken. Want de meeste van die zgn. eventualiteiten liggen immers al vast in burgerlijke wetboeken, dus waarom dat ook nog eens allemaal in een overeenkomst te vermelden?

Daaraan ten grondslag ligt ook het civil law-principe van “goede trouw” (ofwel ook: Treu und Glaube/buona fede/bonne foi etc.), terwijl in common law-systemen de partijen veel meer gedwongen worden om een eigen uitgangspositie te zoeken. Elke partij is op zoek naar een voordeel ten opzichte van de andere en houdt de kaarten tegen de borst in een poging ervoor te zorgen dat zíj het in ieder geval niét zijn waarvan wordt geprofiteerd. En hoewel dit een goede basis vormt voor veel Hollywoodfilms, mondt deze combinatie van agressie en voorzichtigheid vaak uit in een extra contractuele woordenstroom (lees meer hierover in het artikel Comparative Analysis of New Differences in Legal Cultures door Alberto M. Musy).

Het ontbreken van een algemene plicht van goede trouw kan waarschijnlijk het beste
worden omschreven als een illustratie van de Engelse houding om de wet als een op zichzelf staand domein te zien, als een wereld die zich onderscheidt van het bedrijfsleven en de politiek. Engelse rechters houden er niet van hun bevoegdheid te gebruiken om te bepalen of de partijen te goeder trouw hebben gehandeld of niet.

Het is natuurlijk verleidelijk om hier allerhande culturele verklaringen op los te laten (de VS als een veel competitievere samenleving als de Europese, Europa -wat dat dan ook mag zijn- als een samenleving waar veel meer wordt omgekeken naar de zwakkeren, Groot-Britannië daar zo’n beetje tussenin etc. etc.). En dat is dan ook vaak gedaan, zie bijv. F. Trompenaars & P. Wooliams, Business across cultures of G. Hofstede, Cultures and
organizations: software of the mind
. Alleen loop je dan al snel het risico in een soort zwartepietendiscussie te verzanden: is Zwarte Piet een onderdeel van de nationale cultuur of gewoon racisme?

In de tussentijd zie je dat het onderscheid steeds meer vervaagt; Anglo-Amerikaanse
kantoren brengen hun stijl van praktijk, waaronder contracten in Anglo-Amerikaanse stijl, steeds vaker naar civielrechtelijke landen en aan de andere kant weten “Europese”
kantoren hun (vnl.) Amerikaanse tegenhangers wel te overtuigen niet ál te “Amerikaans” over te komen. Het eind van het hele verhaal (hoewel we daar nog lang niet zijn) zal er wel op neerkomen dat het vooral een verschil is van “toon en stijl”. En laten we niet vergeten dat de Plain English-movement vooral in de Verenigde Staten steeds belangrijker wordt en de vereuropeanisering in de kaart speelt. Overigens, ga voor een prima overzicht (en meer) van die “toon en stijl” naar de zeer lezenswaardige We Agree-site van Willem Wiggers. Of naar deze en deze Branch Out Legal English blogposts waar ook Anglo-Amerikaanse
contracten worden besproken.

Maar laten we eerlijk zijn, ondertussen spinnen wij van Branch Out hier een redelijke klos garen bij. Verreweg de meeste contracten die Nederlandse juristen in het Engels schrijven zijn, natuurlijk, contracten onder Nederlands recht. We spreken echter regelmatig
advocaten die zeggen dat hun Amerikaanse opdrachtgever graag zien dat hun contracten er “Amerikaans(er) uitzien”. En dan kan je wel zeggen dat dat juridisch gezien helemaal niet hoeft, maar als het niet baat, dan schaadt het (meestal) ook niet, nietwaar?

Bovendien vertonen veel door Nederlanders in het Engels geschreven contracten nog veel te vaak allerlei grammaticale en lexicale onbegrijpelijkheden en onduidelijkheden die
ambiguïteiten opleveren waar wel degelijk over geprocedeerd kan worden. Contractuele taal blijft contractuele taal, of dat nou Engels is of Nederlands.

East is East, and West is West, and never the twain shall meet schreef Rudyard Kipling (toegegeven, niet met contractuele taal in het achterhoofd, maar goed… én, grammaticaal puntje: let nog even op die komma’s voor and). Maar we kunnen wél ons best doen.