Consistency (4)

Achterdochtig volkje, die Britten. Afgelopen donderdag zei Barack Obama tijdens een
persconferentie (met David Cameron aan zijn zijde) dat het Verenigd Koninkrijk volgens hem beter deel van de Europese Unie kan blijven want anders lopen de Britten tijdens toekomstige onderhandelingen een groot risico:  “The UK is going to be in the back of the queue”. (Lees hier in The Guardian).

Queue, zei hij, queue! En niet line wat je zou verwachten, want Obama is een Amerikaan, en Amerikanen zeggen line als ze queue bedoelen. Het kán niet anders of Cameron, die
immers ook hoopt dat het Verenigd Koninkrijk binnen de EU blijft, had hem dat ingefluisterd. Als hij gezegd zou hebben: The UK is going to be in the back of the line (want Amerikaans-Engels) zou het, volgens de complottheoretici (waaronder de onvermijdelijke Nigel Farage) een stuk minder “inmenging in binnenlandse aangelegenheden” zijn.

Farage-aanhangers vonden uit dat in de 358 speeches en persconferenties van Obama die op deze website verzameld zijn 1.162.735 woorden staan, waarvan 130 maal line en niet één keer queue. Dát moet toch wel betekenen dat Obama’s gebruik van queue politiek gemotiveerd was. Prompt was er echter iemand anders die aan kon tonen dat Obama wel degelijk het woord queue kende en zeker op drie momenten publiekelijk had gebruikt. Lang leve het Internet…

We hebben het op deze plek al eerder over gehad (met name in Consistency 3, hier te lezen): het is slimmer om je publiek niet te verwarren door in één tekst verschillende spellingsmogelijkheden door elkaar te gebruiken. Als je een woord op z’n Brits-Engels spelt, gebruik dan niet een ander woord met een Amerikaans-Engelse spelling later in de tekst. Hetzelfde geldt voor woorden: schrijf niet dat een truck (AmEng) petrol (BrEng)
gebruikt of een lorry (BrEng) gas (AmEng) nodig heeft. Jammer genoeg gebruikte Obama tijdens de bewuste persconferentie geen andere voorbeelden.

Meer voor de hand ligt daarom dat Obama heel goed in de gaten had dat hij Britten voor zich had, Britten die (een fractie van een seconde) sneller zouden begrijpen waar hij het over had als hij het woord queue gebruikte dan wanneer hij het woord line zou gebruiken. Met andere woorden: hij paste zich aan aan zijn publiek. Dit is volledig in overeenstemming met wat ik hier de afgelopen drie weken heb geschreven: het is de (ditmaal: Brits-Engelse) omgeving die het taalgebruik bepaalt…

Zo gek is dat verder niet: de (vorige) Prime Minister van Australië, Tony Abbott, gebruikte in 2014 in een zelfde speech het woord car park (BrEng) voor een Australisch gezelschap (lees hier) en parking lot voor een groep van Japanse journalisten (lees hier). Weer een voorbeeld van je aanpassen aan het publiek.

De vraag waarom het in de ene variant queue is en in de andere variant line, is moeilijker te beantwoorden. Hoogstwaarschijnlijk omdat het woord met de Romaanse oorsprong (queue als Frans voor staart) minder goed aansloeg in de Amerikaanse melting pot (niet alleen sociaal, maar ook taalkundig) dan het woord met de Germaanse oorsprong line. Ook in het Nederlands bestaat officieel het woord “queue”, maar we gebruiken altijd “rij”.

Ook op het gebied van Legal English zijn er legio voorbeelden te bedenken van begrippen die hetzelfde betekenen maar in verschillende landen anders heten. Wat te denken
bijvoorbeeld van “conservatoir beslag” dat in de VS attachment heet, en in GB seizure? Of het reeds eerder besproken Britse barrister/solicitor en Amerikaanse attorney-at-law (in What’s in a word 17).

Maar misschien is deze glaswaterstorm ook wel toe te schrijven aan de welhaast fundamentalisch-conservatieve uitingen van de Brexit-clan: “Blijf met je Poten van Onze Taal af”, ja zelfs óók als je een native speaker of English bent.

PS:
Er zijn nog plaatsen beschikbaar voor de workshops Legal English Writing Skills, 1 & 8 juni in Den Haag en 3 & 10 juni in Amsterdam, klik hier voor meer informatie.

What’s in a word? (18)

De afgelopen twee weken heb ik hier beweerd dat “de omstandigheden het taalgebruik bepalen”. (zie What’s in a language 18 en 19). Nu zijn er ook schrijvers die menen dat zelfs de fysieke omgeving (of zo u wil: het landschap) een sterke invloed hebben op taal. Zie
bijvoorbeeld het recente Landscapes, van Robert Macfarlane (lees hier meer) of het iets oudere The Road to Botany Bay van Paul Carter (lees hier verder). Of dichter bij huis: al die beeldspraak met en over water die in het Nederlands verborgen zit.

Hoe het ook zij, de Britten, die immers wonen in een land van heggen, hagen, omheiningen en ander plantaardige afscheidingen, hebben het woord hedge ook een taalkundige lading gegeven: hedging language. Ofwel: a mitigating word or sound used to lessen the impact of an utterance, vaak gebruikt om beleefd te klinken als je je mening geeft. Alsof je er een heggetje omheen zet, zodat je gesprekspartner niet rauw en onvoorbereid tegen je mening aan botst.

We hebben het er op deze plaats natuurlijk al vaak over gehad, en wij Nederlanders bestempelen dit al gauw als “indirect”, “overbeleefd” of “niet recht door zee” (om maar weer eens iets waterigs te gebruiken). En het staat voor mij als een paal boven water (…) dat het niet of (te) weinig in staat zijn om hedging language te gebruiken, de voornaamste reden is dat Engelstaligen ons als zo bot, onbeleefd en ongenuanceerd zien.

Het is meestal niet zo moeilijk om hedging language te herkennen en, met een sprankje meer moeite, te gebruiken: may, could, seem, probably, quite, somewhat, by the way,
bijvoorbeeld. Of voor een lijstje met nog meer hedging language: klik hier. Een stuk lastiger is het bij Engelse woorden die de Engelstalige schrijver gebruikt met een vooropgezette hedging-bedoeling maar waarvan de niet-Engelstalige lezer niet doorheeft dat dit hedging language is. En andersom: als de niet-Engelstalige schrijver in het Engels hedging language gebruikt terwijl hij dat niet bedoelt.

Eén van die woorden is het in Nederlandstalige juridisch taalgebruik vaak geziene “verdedigbaar”. “Het is verdedigbaar dat….” wordt vaak klakkeloos geschreven als It is
defendable that…

Twee dingen zijn hier “verkeerd”: 1) defendable betekent dat het fysiek te verdedigen moet zijn d.m.v. bijvoorbeeld een hoge muur, en het zou dus defensible zou moeten zijn (ofwel: justifiable by argument, klik hier voor het verschil) en 2) It is defendable/defensible that… wordt, hoewel “goed Engels” simpelweg nooit gebruikt zoals Google’s corpus of British English laat zien. Dit corpus is overigens vaak goed te gebruiken om te zien of iets wel/niet een voorkomende zin is in het Engels: Tik de woorden in die u wil gebruiken en bekijk het
resultaat…

Veel beter zou derhalve zijn om “Het is verdedigbaar dat…” te schrijven als óf: 1) A case could be made that/One could argue that (of iets in die geest), óf: 2) It is justifiable that…, of anders een zin met het bijwoord justifiably (The FBI justifiably hacked the defendant’s Iphone).

Alleen: opgepast!!! De voorbeelden in 1) zijn voorbeelden van hedging language. Het is niet noodzakelijkerwijs de mening van de schrijver, of kán die zijn maar dan met een flinke slag om de schrijversarm. De voorbeelden in 2) zijn veel vastbeslotener en zijn heel zeker de mening de schrijver. Waarmee me maar willen aantonen dat het Nederlandse “Het is verdedigbaar dat…” op verschillende manieren in het Engels verwoord kan worden, echter, al naar gelang de positie van de schrijver.

(met dank aan Greg Korbee)

What’s in a language? (19)

De omstandigheden bepalen je taalgebruik, probeerde Nicola Courtney vorige keer duidelijk te maken. Terug in Engeland merkte ze dat ze een heel ander soort Engels
gebruikte dan dat ze in Nederland pleegt te gebruiken (hier nog eens te lezen).

Ze mag blij zijn dat ze dit zelf in de gaten heeft, en ze komt tot dit besef waarschijnlijk
omdat ze dezelfde taal (dwz. Engels) in verschillende omgevingen bezigt. Het wordt namelijk veel moeilijker in te zien als mensen een andere taal gebruiken, en al helemaal als men een taal alleen ziet als een gegeven hoeveelheid regels en vertalingen… Ik geef twee voorbeelden uit recent onderzoek van het MIT en Stanford University.

Op woordniveau: het woord “brug” is vrouwelijk in het Duits (die Brücke) en mannelijk in het Spaans (el puente). Duitsers zijn veel meer genegen een brug te beschrijven als ‘mooi’, ‘elegant’, ‘slank’, ‘fragiel’, ‘gracieus’, ‘sierlijk’, etc. Spanjaarden beschrijven dezelfde bruggen als ‘groot’, ‘gevaarlijk’, ‘lang’, ‘sterk’, ‘robuust’ etc. Dit bleek óók het geval toen ze gevraagd werden om diezelfde bruggen te beschrijven in een taal die géén mannelijke/vrouwelijke vormen kent, zoals het Engels. (Voor de liefhebbers: lees hier verder).

Op grammaticaal niveau: nadat proefpersonen gevraagd werd te beschrijven wat ze in een filmpje hadden gezien, wezen Engelse moedertaalsprekers een persoon aan die de actie in gang had gezet (Julia broke the glass), waar Japanners en Spanjaarden veel vaker de actie zélf beschreven (the glass broke). Deze verschillende zinsconstructies hebben belangrijke gevolgen wanneer het erom gaat gebeurtenissen te onthouden of de schuld aan iemand te geven: Japanners en Spanjaarden waren veel minder geneigd om te onthouden wie nu eigenlijk het glas kapot had gemaakt dan Engelstaligen. (Voor de liefhebbers: lees hier verder). En zelfs als je bijv. het Duits en het Engels grammaticaal gaat vergelijken, zal je zien dat het Engels nog meer (grammaticale) mogelijkheden geeft om de actie
te beschrijven dan het Duits (zie: What’s in a language 10, hier te lezen).

Ik heb hier al eerder geschreven dat het Engels veel meer betekenis legt in de grammatica dan het Nederlands (Correctness 11, hier te lezen). Dit is vermoedelijk ook een van de redenen dat Nederlanders, wanneer ze het hebben over dat iemand ‘slecht schrijft’, ze het hebben over spellingsfouten. Waar Engelstaligen zich veel vaker storen aan verkeerde grammatica, hebben Nederlanders het vaker over de d’s, t’s en dt’s. Wat ook helpt is dat er geen “officiële” spellingslijst bestaat in het Engels, zoals het Nederlandse Groene Boekje en dat er veel meer ‘geaccepteerde’ spellingen bestaan in het Engels (bijv. Brits-Engels vs. Amerikaans-Engels).

Verder wil ik zo ver gaan om te beweren dat dit ook gelijk de voornaamste reden dat de Plain English-beweging in Engelstalige landen veel meer voet aan de grond krijgt dan de Helder Nederlands-initiatieven in Nederland. De enigszins denigrerende benaming “Jip-en-Janneke-taal” zegt in deze(n) al genoeg…

De omstandigheden bepalen je taalgebruik. Dat geldt evenzeer voor Legal English: schrijf je voor juridische leken of schrijf je voor collega’s? En als voor collega’s: zijn dit continentale collega’s (dwz. civil law-lotgenoten) of voor Anglo-Amerikaanse collega’s (dwz. werkzaam in een common law-omgeving)? Schrijf je een pleidooi? Een Letter of Advice? Een blog? Schrijf je in het Engels aan Italianen? Schrijf je aan bekenden (of zelfs aan Italiaanse bekenden?) of aan mensen die je nog niet kent (of Italiaanse onbekenden)? Wil je krachtig overkomen? Bedachtzaam? Overtuigend? (of vooral krachtig/bedachtzaam/overtuigend bij Poolse juristen die je formeel tegemoet wilt treden)?

Een plugin die waarschuwt tegen verzachtend taalgebruik (zoals door Tami Reiss
geïntroduceerd, zie vorige blog): prachtig! Maak dan ook een plugin die waarschuwt tegen Legalese. En een plugin voor mensen die in het Engels communiceren met Spaanstaligen, met Japanners en met Duitstaligen. Maak een plugin voor (of tegen) formeel en/of
informeel taalgebruik. Combineer al deze plugins (en nog veel meer) met de reeds vaak
gebruikte spelling- en grammaticachecks met alle daaraan verbonden suggesties en correcties. Geef ze allemaal verschillende kleurtjes en kijk of uw teksten “beter” worden. Veel plezier!

What’s in a language? (18)

Tami Reiss, CEO van Cyris Innovation, een New Yorks softwarebedrijf, lanceerde onlangs een plugin voor iedereen die last heeft van zelfondermijning in e-mails. Wie de plugin downloadt, krijgt tijdens het typen in Gmail een waarschuwing bij ‘verzachtend taal-
gebruik’, als een soort spellingscontrole. Woorden als sorry, just en I think krijgen een rood kringetje. Dit zou vooral voor vrouwen handig zijn omdat “vrouwen veel vaker verontschuldigende taal gebruiken en daarom een stuk minder zelfverzekerd overkomen”. Lees hier meer of anders hier de -betaalde- Volkskrant-link uit de Volkskrant van afgelopen zaterdag.

Het is nog maar helemaal de vraag of dit zo is, en zelfs, áls dat zo is, of het erg is… We komen hier volgende week op terug (zou een dergelijke plugin bijvoorbeeld ook gemaakt kunnen worden om juridisch hokuspokus-taalgebruik te vermijden, bijvoorbeeld?), maar we beginnen met een stukje van mijn (Engelstalige) Branch Out-partner, Nicola Courtney, over dat het de omstandigheden zijn die de taal maken: hoe verandert haar Engels als zij terug is in Engeland?

FLUENT FOOLS
As a Brit who has lived abroad most of my life, I like to consider myself a global citizen; I might even go so far as saying a European!

However, after 10 minutes of being back on the island, I realise how easily I slip back into the strange rituals and eccentricities of my fellow countrymen and women (no gender-
biased language here thank you).

It starts with the overuse of ‘please’ and ‘thank you’ – or ‘please and thank you tennis’ as I like to call it, due to the repeated unnecessary back and forth of both expressions. The next steps are the opening of doors, letting others go ahead in the sacred ‘queue’ and the striking up of inane conversations with complete strangers.

Now, you might say ‘we do that in the Netherlands too’! OK, the occasional door may be held open and sometimes people let you go ahead, but I think we can safely say this is the exception rather than the rule.

Anyway, after about a week of being back on the island the next thing I notice is how my use of language changes. Believe it or not, living in the Netherlands has turned me into ‘quite’ an outspoken person in the eyes (and ears) of my family and acquaintances. ‘She doesn’t mince her words’ and ‘she calls a spade a spade’ are expressions frequently used to describe me. But, as said, this changes. If it’s -15 outside, it’s ‘a bit nippy’, if it’s pouring with rain, it’s ‘rather damp’, putting diesel in your car instead of petrol is ‘not very clever’ … and on it goes.

This is what the outside world calls ‘British understatement’ and what we on the island call our ‘stiff upper lip’ and there are many examples. A few years ago, when a British Airways flight was caught in volcanic ash coming from Iceland, the captain announced “Ladies and gentlemen, this is your captain speaking. We have a small problem. All four engines have stopped and we’re doing our damnedest to get them going again. I trust you are not in too much distress”.

In other words: language and culture go hand in hand. It’s all very well speaking a
language ‘fluently’, but in the words of Milton Bennett, a famous anthropologist: “to study a language without learning its culture is a great way to make a fluent fool of yourself.” When speaking and writing, in this case English, you need to be aware of the comparative
indirectness and  idiosyncrasies of English speakers. Let’s face it, even the Americans think the Dutch are direct and that is a case of ‘pot calling the kettle black’.

To conclude, I would like to suggest that you look and listen to our national treasure, Stephen Fry, in an advertisement for Heathrow Airport. I rest my case.

 

 

 

 

Clarity (7)

U zal ‘m in uw juridische schrijfactiviteiten niet overdreven vaak gebruiken: het uitroepteken. Maar het Britse Ministerie van Onderwijs gaat wel heel erg ver met het uitbannen van de exclamation mark (of exclamation point in het Amerikaans-Engels). De nieuwste richtlijn betreffende English grammar, punctuation and spelling stelt dat a sentence that ends in an exclamation mark, but which does not have one of the grammatical patterns shown above, is not considered to be creditworthy as an exclamation (e.g. exclamatory statements, exclamatory imperatives, exclamatory interrogatives or interjections). Alleen zinnen die beginnen met What of How zouden moeten kunnen eindigen met een uitroepteken. Met als voorbeelden What a lovely day! of How exciting! (lees de richtlijnen hier, Punt 4.4.2).

Nu is het uitroepteken (zeker in de Angelsaksische wereld) nooit erg populair geweest: Cut out all these exclamation points…An exclamation point is like laughing at your own joke, zou F. Scott Fitzgerald hebben geschreven (en Martin Amis noemt het arme uitroepteken een joke badge). En pas rond 1970 verscheen het uitroepteken als standaardtoets op typmachines (vóór die tijd: eerst de accenttoets indrukken, dan een spatie terug en een punt typen). Maar de verbanning van het leesteken zoals het Ministerie van Onderwijs voorstaat, gaat veel Britten te ver. “Nonsense! ”, schrijft The Telegraph ,“What a pointless nimrod the education secretary is!” in The Guardian, daarbij goed de nieuwe regel met What in de gaten houdend. The Sunday Times doet het expres zonder die regel en volstaat met een “Cripes! No exclamation allowed!”.

Het is te hopen dat het plaatsje Westword Ho! in het zuidwesten van Engeland weinig
scholen heeft, anders zullen veel leerlingen daar voor hun examens zakken. Westward Ho! (genoemd naar een roman van Charles Kingley uit 1855) is de enige plaats in Engeland met een uitroepteken. Verder heb je nog Hammilton! in Ohio , Saint-Louis-du-Ha!Ha! in
Quebec, Canada en probeert het Tsjechische Ostrava al bijna 10 jaar om zich officieel om te dopen tot Ostrava!!! We houden u op de hoogte van de vorderingen op dit gebied.

Een algemeen aanvaarde theorie over de oorsprong van het uitroepteken is dat middeleeuwse kopiisten sommige zinnen met het Latijnse woord ”io” (vreugde of hoera) beëindigden als lofuiting of bewondering. De o werd wat kleiner en eindigde tenslotte onder de i die zijn uiteindelijk z’n puntje verloor.

Eigenlijk zijn schrijvers helemaal niet zo gek op tekens in teksten. Alsof het alfabet heilig is, en alle toevoegingen in de vorm van leestekens (en/of emoticons) een vorm van heiligschennis zijn. Er is bijvoorbeeld al vaak geprobeerd een ironieteken in te voeren, maar dat is altijd tegengehouden door mensen die menen dat ironie pertinent niet moet worden aangegeven omdat het wezen van ironie nu juist is dat de lezer even moet nadenken of de schrijver iets meent of juist niet. Ironisch is dan wel weer dat in Engelse teksten een uitroepteken tussen haakjes (!) vaak gezien wordt als een ironieteken. De
interrobang (een combinatie van het uitroepteken en het vraagteken): ‽ om een uitroepende vraag aan te geven, heeft het ook nooit echt gehaald.

En datzelfde kan je van uitroeptekens zeggen: in bijna alle schrijfgidsen staat dat het gebruik daarvan in formele, juridische, journalistieke stukken en bijv. wets- en beleidsteksten vermeden moet worden als de pest. Té nadrukkelijk, té persoonlijk, té emotioneel etc. En die (enige) mogelijkheid toch een beetje emotie in een tekst aan te brengen laten de Britten zich niet afnemen. Vandaar de emotionele reacties in de Britse pers. Precies waar het uitroepteken goed van pas komt…

PS:
Ook die … waarmee ik afsloot is een “officieel” leesteken: het beletselteken, in het Engels: ellipsis.

Clarity (6)

In februari 2016 stierf één van de negen rechters van het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten: Justice Antonin Scalia, de door Ronald Reagan benoemde, uiterst
conservatieve Republikein. Voorstander van de doodstraf, fel tegenstander van het homo-huwelijk en noem al die dingen maar op waar wij Nederlanders meewarig ons hoofd over schudden. (lees hier verder of voor een uitstekende necrologie in de Amerikaanse pers: hier). Wat de Nederlandse pers niet vermeld, is dat Scalia binnen de Supreme Court één van de grootste voorstanders was van het zgn. Textualism (of ook: Originalism): de “letter van de wet” moet worden gevolgd, en niet de “geest van de wet”. (Lees hier meer over Scalia en Textualism).

Dat rotsvaste geloof in de “letter van de wet” bracht hem echter regelmatig in een intellectuele spagaat waardoor hij zich op gegeven momenten ferm in het kamp van zijn Democratische tegenstanders bevond. Zijn overlijden heeft er bijvoorbeeld misschien voor gezorgd dat Avondale Lockhart het komende decennium achter slot en grendel doorbrengt voor het in bezit hebben van kinderporno.

Wat is het geval? Een federale wet bepaalt dat iedereen die betrapt wordt op het in bezit hebben van kinderporno, een minimumstraf krijgt van 10 jaar áls hij eerder veroordeeld is geweest voor aggravated sexual abuse, sexual abuse, or abusive sexual conduct involving a minor or ward. De aanklagers ontdekten dat meneer Lockhart 8 jaar daarvoor al eens was veroordeeld voor een poging tot verkrachting van zijn (volwassen) vriendin. Lagere rechtbanken waren verdeeld over de cruciale vraag of het zinsdeel involving a minor or ward van toepassing is op alléén het laatste onderdeel (abusive sexual conduct) of op alledrie de
onderdelen. De meer lankmoedige interpretatie ziet involving a minor or ward als een beperkende bijzin die de minimumstraf van 10 jaar alleen stelt voor veroordeelden die minderjarigen seksueel hebben misbruikt. De strikte interpretatie ziet dat zinsdeel als een bepaling over seksueel misbruik per sé. In dat laatste geval zou de minimumstraf óók gelden voor bezitters van kinderporno die in het verleden volwassenen seksueel hebben misbruikt (zoals Lockhart).

In het Supreme Court dreigde even een juridisch gevecht los te barsten over grammatica en al dan niet ontbreken van een komma tussen conduct en involving (wat Lockhart heel wat jaren in de gevangenis zou schelen). Scalia en een aantal van zijn Democratische tegenstanders (waaronder Justice Elena Kegan) vonden dat de wet gelezen hoort te worden als aggravated sexual abuse involving a minor or ward, sexual abuse involving a minor or ward, or abusive sexual conduct involving a minor or ward. Kegan ging zover als een ander voorbeeld te geven: “Imagine a friend told you that she hoped to meet ‘an actor, director, or producer involved with the new Star Wars movie.You would know immediately that she wanted to meet an actor from the Star Wars cast—not an actor in, for example, the latest Zoolander”.

Scalia, normaalgesproken een sterk aanhanger van wat “de wet schrijft” was van oordeel dat juist in deze gevallen de Rule of Lenity toegepast moest worden, een juridische
doctrine die stelt dat onduidelijkheden en ambiguïteit in het strafrecht uitgelegd dienen te worden ten faveure van de aangeklaagde (lees hier). Als de wetgever wil dat iemand
gestraft wordt, is het ook aan de wetgever om met totaal helder en totaal duidelijk
taalgebruik
te beschrijven waarvoor de wetgever iemand wil straffen, was zijn onwrikbare standpunt. Iets dat in de zaak Lockhart vs. United States in zijn ogen duidelijk niet het geval was.

Toen afgelopen november deze zaak voor het Supreme Court werd besproken, leek alles in de richting van Kegan/Scalia c.s. te gaan. Op 1 maart van dit jaar echter, 2 weken na de dood van Scalia, werd met 6-2 in het nadeel van Lockhart besloten (lees hier het finale arrest van de Supreme Court)..

In oktober hadden we het hier over Death by Comma, een zaak uit 1916 (lees hier nog eens) 100 jaar later is een komma nog steeds van doorslaggevend juridische belang…

What’s in a language? (17)

Immigranten, of zo u wilt: ‘vluchtelingen’…, waar ze ook vandaan komen, ze hebben over het algemeen één ding gemeen: ze spreken de taal niet. En iedereen is het erover eens dat het spreken van de taal een allereerste vereiste is om ergens “in te burgeren”, “zich thuis te voelen”, “deel van de samenleving” te zijn, en welke welgemeende excuses er al niet bestaan.

Nu ken ik persoonlijk heel wat Britten, Amerikanen, Fransen, Italianen en een enkele Spanjaard die al jaren in Nederland wonen en die in al die jaren, behoudens een enkele half-
slachtige poging, geen enkel woord Nederlands hebben leren spreken en die het hier toch reuze naar hun zin hebben. “Ja, expats”, zult u zeggen, “dat is wat anders. Die hebben al een baan”. Voor een groot gedeelte klopt dat (nog even afgezien van hun echtgenotes en/of echtgenoten), maar dat doet niets af van het feit dat ze geen woord Nederlands spreken en tóch een deel van de samenleving zijn (ze betalen bijv. gewoon belastingen…). Waarmee ik alleen maar wil zeggen dat economische omstandigheden óók een grote rol spelen. (Zou de weerstand tegen Syrische vluchtelingen ook bestaan als iedere Syriër een miljoen of wat euro mee zou nemen? Maar dit terzijde). Sterker nog: als je € 1.250.000,- meeneemt, hoef je helemaal niet in te burgeren (zie deze pagina van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Wél nog even op tuberculose laten testen. Écht waar!).

Onlangs lanceerde David Cameron een plan om £ 20 miljoen te steken in een project om de taalachterstand bij immigranten te bestrijden (lees hier het artikel in The Guardian). Hij deed dit in de context van het terugdringen van de radicalisering binnen de Britse moslimgemeenschap. Volgens hem spreken 190.000 moslimvrouwen in Engeland weinig tot geen Engels wat ervoor zorgt dat deze vrouwen geen volledig lid van de samenleving zijn en dus geen deel hebben aan de waarden en normen van de Britse maatschappij.

Hoera!!! Zou je kunnen zeggen (nog even afgezien van het feit dat de Britse regering de afgelopen jaren juist £ 160 miljoen had bezuinigd op deze taalachterstandswegwerk-
politiek), maar de Britse adder onder het gras zat hem in het feit dat er na 2½ jaar een taaltest zou moeten volgen en dat mensen die zakken dan teruggestuurd zouden worden naar het Land van Herkomst. Lees hier verder.

Oh, oh oh…. Taaltesten met een politiek doel… Alsof dat soort testen ervoor gaat zorgen dat mensen beter integreren in de samenleving en dat een betere integratie derhalve radicalisering stopt. De Britse The Indepent wist de hand te leggen op deze test (klik hier voor een deel van deze test: hier), en ontdek of u in Engeland zou mogen blijven. En nadat u deze test heeft gedaan: lees de opmerkingen van (vooral) native speakers eronder. Need I say more? En verder, als ik een Nederlandse IS-strijder op tv zie of hoor, valt het mij altijd op dat deze man zich perfect in het Nederlands uit kan drukken en hoogstwaarschijnlijk voor welke taaltest dan ook zal slagen.

Precies dezelfde parallellen zijn te trekken als Nederlanders (waaronder Nederlandse juristen) zich van een andere taal (laten we even zeggen: Engels) bedienen: ‘kennis’ van taal is één ding. ‘Economische omstandigheden’ is een ander ding. De ‘context’ waarin een taal wordt gebruikt: weer een ander ding. ‘Sociale klasse’, ‘onderwijs’, ‘hiërarchische
verhoudingen’ (bijv. opdrachtgever-opdrachtnemer), ‘culturele eigenaardigheden’,
‘persoonlijke karaktereigenschappen (sympathiek? argwanend? openminded?
afwachtend? etc etc.), ‘gender’, ‘ras’, ‘geschiedenis’, ‘regionale verschillen’ en ga zo maar een blog of 8,9 verder… In het licht van menselijke communicatie allemaal net zo
belangrijk als een taal wel of niet (en als wel: goed of fout) spreken.

Kortom, het is een beetje overmoedig om te denken dat een grotere ‘kennis’ van een taal allerlei (vooral sociaal-economische) misstanden uit de weg ruimt. Het helpt misschien een beetje, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Ook zonder die kennis, schaffen wir es!

Mediation (3)

In my last blog I discussed the importance of good communication skills in mediation,
emphasising language proficiency (click here). However, language proficiency is only one aspect of good communication – albeit an important one – and any deficiencies in this area can be ameliorated by:

  • a good opening statement
  • awareness of the possibility for linguistic and cultural misunderstanding and
  • the use of the mediator’s “skill-kit” LARSQ (Australian acronym for: Listening;
    Acknowledging; Reframing; Summarising; Questioning (I myself would add
    Paraphrasing, as I do not agree that summarising is the same as paraphrasing) or more generally referred to as active listening.

These are all skills that can be learnt and improved through practice.

A good opening statement
The purpose of a mediator’s opening statement is well known: it allows the mediator to
explain the mediation process; lays down the ground-rules for the mediation; deals with logistics etc. It is also an opportunity for the mediator to introduce himself to the parties, establish trust and raise any issues that may be important in the mediation. For an
extensive and thorough opening statement (which unfortunately excludes a discussion about language) click here.

Awareness of the possibility for linguistic and cultural misunderstanding
In international mediations a discussion on language is useful. It allows the mediator to
assure the parties that he will seek clarification and verification of what is being said thereby ensuring that misunderstandings are kept to a minimum.

Active listening
Active listening is a structured way of listening and responding to others. Focus and
concentration are needed to fully and accurately understand what is being said. Listening with attention and respect shows that what a person is saying is important. It is an
effective technique for a mediator to develop rapport, extract narratives and explore the underlying interests of the parties. FBI negotiator Chris Voss refers to active listening as “deep listening”. For a very insightful interview with Chris Voss on the importance of active listening and open ended questions for successful negotiations, click here.

Active listening involves, among other things, reflecting back what is being said
(summarising and paraphrasing) and also changing the thinking of the parties by
reframing a dispute in such a manner that it enables the parties to move to a position where negotiation is possible. So what is the difference between paraphrasing and
reframing? Look at the following statements:

  • Party A:     “ You’re just trying to get rid of me!”
  • Mediator: “You think he’s going to fire you?” or “You think he wishes to terminate your employment?”
  • Mediator: “Your job is important to you?”

The last statement is the reframe. It moves the discussion from the negative and fearful
assumption of one party to a discussion of the job and why it is important, paving the way for a new discussion about the job and how that relates to the dispute. The second
sentences paraphrase what is said in the first sentence.

Reframing is a difficult, but in mediation terms, very important skill to master. I think
Albert Einstein hit it on the head when he said: ‘You can’t solve a problem with the same kind of thinking that created it.”

What’s in a word? (17)

I wanna call my lawyer, hoor je vaak zeggen in Amerikaanse films en Engelse KRO-
detectives. En in de ondertiteling staat dan ‘advocaat’ voor lawyer. Strikt genomen is dit niet écht het goede woord. Tot misverstanden zal het niet leiden, want ook in het Verenigd Koninkrijk en in de Verenigde Staten hebben mensen het over hun lawyer als ze de
persoon bedoelen die hen bij moet staan in een gerechtelijke procedure. Maar als je als Nederlandse advocaat lawyer op de Engelstalige versie van je visitekaartje zet, doe je jezelf toch tekort.

Een lawyer is een jurist (ofwel iemand met een juridische opleiding), en dit woord is dus niet de juiste aanduiding voor een advocaat. Het Engelse woord advocate is alleen in Schotland (zie onder) een goede vertaling voor de Nederlandse ‘advocaat’. Buiten Schotland is een advocate strikt genomen iemand die een bepaalde zaak bepleit namens
iemand anders, maar niet noodzakelijkerwijs een zaak met een juridische inhoud; een Greenpeace advocate is niet de huisadvocaat van Greenpeace. In engere zin wordt
advocate ook gebruikt voor ‘pleiter’ in een court of law, dat wil zeggen voor de barrister in Engeland en de attorney-at-law in de Verenigde Staten. Alleen in Schotland, met zijn hybride systeem van civil law en common law, is een advocate wél weer één-op-één te vergelijken met onze advocaat. Daar kennen ze geen barristers en solicitors zoals in Engeland en Wales. (Een mooier voorbeeld van onze stelling in een vorige blog –hier te lezen– dat “Taal (en niet alleen woorden maar ook grammatica, syntax, uitspraak enz.) juist ontstaat uit (culturele) omstandigheden” bestaat er bijna niet… zelfs binnen in één taal, Engels, hoeft een advocate geen advocate te zijn).

Wat zijn nu precies barristers, solicitors en attorneys-at-law?

Solicitors en barristers zijn gespecialiseerde juristen in het Engelse rechtssysteem. Een
solicitor houdt zich niet alleen bezig met het adviseren van cliënten en het opstellen van en onderhandelen over contracten, maar ook met het executeren van testamenten en
bijvoorbeeld leveringsaktes. Hij mag ook cliënten bijstaan in de magistrates’ courts, de lekenrechtbanken (lees hier meer over de magistrates’ courts). Een solicitor mag echter niét pleiten in een court of law (met een paar uitzonderingen). De enige namelijk die mag pleiten in een court of law is de barrister, dat wil zeggen een jurist die is toegelaten tot de Bar, enigszins te vergelijken met onze Orde van Advocaten. In Engeland is het dus vaak zo dat een solicitor de zaak voorbereidt en overdraagt aan een barrister wanneer de zaak onder de rechter komt. De solicitor is wél vaak aanwezig in de rechtszaal, hij is tenslotte de adviseur van zijn cliënt, maar hij moet wel zijn mond houden: de barrister bepleit de zaak. (Trouwens, een consequentie van de regel dat alleen een barrister mag pleiten in een court of law is dat ook het OM zich moet laten vertegenwoordigen door een barrister wanneer een zaak voorkomt).

Barristers zijn allemaal lid van een van de vier Inns of Court. In deze in Londen gehuisveste bolwerken zijn de barristers geheel en al autonoom. Ze vormen een instituut dat al sinds de 13e eeuw het monopoly heeft op de right of audience en de advocacy in de courts of law. De Inns of Court gaan over hun eigen opleiding tot barrister: een barrister wordt dus niet aan een universiteit opgeleid maar aan één van deze Inns of Court.

In de Verenigde Staten wordt de term attorney als synoniem gebruikt voor lawyer waar het om een praktiserende jurist gaat. De term attorney-at-law is de aanduiding voor een
attorney die is toegelaten tot de Bar in één van de Staten.

En wat is dan de beste vertaling voor het ‘advocaat’ zoals we die in Nederland kennen? Dat is lastig, maar bij gebrek aan beter houd ik het op het Amerikaanse woord attorney-at-law. Tussen een barrister en een solicitor is er een specifieke taakverdeling, die we in Nederland ook wel kennen, maar dan op een ander gebied: de taakverdeling tussen een advocaat en een notaris.

Hoe zit het dan met de notaris en de Anglo-Amerikaanse notary public? Een notaris en een notary zijn zeker niet hetzelfde, ook al doet het woord geloven dat dat wel zo is. Een notary public is iemand (al dan niet een jurist) die documenten en handtekeningen legaliseert. In Engeland en Wales vervult de solicitor vaak deze functie, in de Verenigde Staten kán het de attorney zijn, of bijvoorbeeld een makelaar die daartoe gemachtigd is. De Nederlandse
notaris dient in het Engels met de term civil-law notary te worden aangeduid: dat wil zeggen een notaris met een specifieke functie in het civil-law-systeem.

Kortom, een judge is geen rechter (lees nog eens hier), de advocate is geen advocaat (tenzij je in Schotland bent), de notary is geen notaris, de solicitor is geen barrister en ook al geen advocaat en de attorney-at-law is misschien wel advocaat en notaris tegelijk. Wie had het over spraakverwarring?

What’s in a word (16)

Rechter is ‘judge’, maar is ‘judge’ ook rechter? Andere rechtssystemen geven woorden een andere lading. Over (Nederlandse) advocaten en de notarissen en hun (Anglo-Amerikaanse) tegenhangers: de barristers, de solicitors en de notaries public zullen we het volgende week op deze plek nog wel eens hebben, maar wat is een ‘rechter’, of een ‘kantonrechter, in het Engels?

De rechter
Het Anglo-Amerikaanse rechtssysteem kent lekenrechtspraak. Wanneer je naar het
Engelse systeem kijkt (en dat van Wales, maar weer niet dat van Schotland – dus laten we het simpel houden en alleen Engeland noemen) dan zie je dat zo’n 90% van de strafzaken en een groot gedeelte van de civielrechtelijke zaken, zoals familiezaken en belastingzaken, veelal beginnen en eindigen in een magistrates’ court en niet in een court of law.

In de meeste magistrates’ courts zijn de magistrates (ook wel justices of the peace genaamd) leken die met z’n drieën de rechtbank vormen – zonder toga en zonder pruik. Deze magistrates worden benoemd en hebben géén juridische achtergrond; magistrate zijn is een soort erebaantje. De magistrates gaan over de feiten en worden door een jurist bijgestaan: de clerk, die wel een juridische achtergrond heeft en dus over het recht gaat. (Overigens, als u een kijkje wilt nemen in wat een magistrate doet, en zélf eens
magistrate/rechter wil spelen, bezoek dan eens deze site, er staan ook afleveringen op die zich afspelen in een court of law. Oók goed voor uw Engels…).

Alleen in de grotere steden in Engeland treedt er een professionele rechter op in een
magistrates’ court’: de district judge. Deze magistrates’ courts hebben een enkelvoudige kamer, een single judge (een judge, dus wél een jurist). Deze ‘echte’ rechter behandelt de meer complexe zaken die aan een magistrates’ court worden voorgelegd. In de
magistrates’ court zie je geen robes of black silk gowns en wigs, de magistrates verschijnen in dagelijks tenue.

Solicitors zijn welkom in magistrates’ courts en mogen daar ook pleiten, maar dan wel zonder toga en pruik. Toga en pruik mogen alleen in een ‘echte’ rechtbank worden gedragen, in een court of law. Daar verschijnen rechters en barristers al honderden jaren in min of meer dezelfde outfit, hoewel die laatste decennia wel versimpeld is en zelfs pruiken soms in de doos blijven.

In deze ‘echte’ rechtbanken (courts of law) mogen solicitors tegenwoordig soms optreden, maar dan alleen in de county courts (in hiërarchie net boven de magistrates’ courts). De barristers hebben right of audience in alle courts of law maar in een magistrates’ court zal je ze echter niet tegenkomen omdat een sollicitor daar zelf mag optreden en er geen barrister hoeft te worden ingehuurd.

Om een idee te geven van de aantallen magistrates in de lekenrechtspraak: er zijn in Engeland en Wales zo’n 23.000 magistrates en zo’n 330 magistrates’ courts. Voor de meer bijzondere zaken in de grote steden zijn zo’n 140 district judges beschikbaar. In totaal zijn er zo’n 3.500 rechters in Engeland. (Bron: Courts and Tribunals Judiciary van het Engelse Ministerie van Justitie. Voor de liefhebber: klik hier).

Je ziet hier en daar dat magistrate wordt vertaald door ‘kantonrechter’ (en andersom). Niet handig dus, want een magistrate ís geen rechter en zelfs geen jurist. De enige juiste vertaling voor rechter is dus judge, of het nu een rechter bij de Rechtbank, bij de sectie kanton, bij het Hof of bij de Hoge Raad is. In Nederland kennen we immers geen lekenrechtspraak. En zoals het onmogelijk is om ‘ontbinden’ in het Engels te vertalen, is het
onmogelijk om een Nederlands woord voor magistrate te vinden…

PS:
Nog even een enkel woord over de jury. Wanneer ik deelnemers aan onze training vraag naar het verschil tussen common law en civil law, krijg ik steevast het antwoord: de jury. Dit is een hardnekkig misverstand, immers in civil law landen als België en Frankrijk kennen ze ook juryrechtspraak. In de Verenigde Staten kunnen er jury’s zijn bij zowel strafrechtelijke zaken als privaatrechtelijke zaken. In Engeland eigenlijk alleen nog maar in strafzaken en alleen maar in een court of law, niet in een magistrates’ court. De uitspraak van de jury (guilty or not guilty) heet: verdict, niet te verwarren dus met het vonnis van de rechter: een judgment (of judgement met een -e- ertussen? Binnenkort meer hierover).