All posts by Peter Peek

Correctness (18)

De Amerikaanse hoogleraar economie, Keith Chen beweert in een TED-talk dat moedertaalsprekers van talen waarin je géén speciale toekomende tijd hoeft te gebruiken (zoals het in het Nederlands: “het regent morgen”) zich financieel beter op de toekomst voorbereiden dan moedertaalsprekers van talen waarin dat niet kan (zoals in het Engels: it will rain tomorrow).

Denk wat u ervan denken wil, maar vaak vragen cursisten ons of er eigenlijk een verschil is tussen will en going to om de toekomende tijd aan te geven. Het antwoord is niet een duidelijk afgetekend ‘ja’ of ‘nee’. Beide vormen verwijzen naar de toekomst en hoewel er een licht verschil is (of liever gezegd: kan zijn) tussen de twee, zal het een native speaker vaak direct duidelijk zijn wat u bedoelt. Maar ook hier geldt de Wet van de Remmende Voorsprong: hoe beter Engels je spreekt, des te meer zal de native speaker denken dat je het verschil(letje) wél weet, en wellicht kan het dan wat wenkbrauwen doen fronsen… Net als bij zo veel dingen, is het in de ear of the beholder en is er niet direct een goed-fout oordeel over te vellen.

Heel in het kort dan maar, en min of meer “officieel”:

GOING TO:

  1. Wanneer je een vooropgezet plan hebt, of ook: als je al vóór het uitspreken weet wat je gaat doen:
  • They‘re going to retire to the beach – in fact they have already bought a little beach house.
  • Yes, I told her I‘m going to help her with that.
  1. Wanneer er duidelijk tekenen of bewijs is dat iets gaat gebeuren:
  • It is going to rain – I just felt a drop.
  • I don’t feel well. I think I‘m going to throw up.
  1. Wanneer iets op het punt staat te gebeuren:
  • Don’t sit on that chair It is going to collapse.

WILL:

  1. Wanneer je een snelle beslissing neemt:
  • Thanks, I will (I’ll) have a beer.
  1. Wanneer je, op het moment van zeggen/schrijven, iets belooft/aanbiedt/dreigt te doen:
  • That looks difficult. I will help you with that.
  • I promise you, I won’t (=will not) tell anyone.
  • I will tell the Board, if you do that.
  1. Wanneer iets of iemand het niet doet:
  • I told him to correct the report, but he won’t (= will not).
  • My car won’t start.

En daar heb je het al… alleen in beide (1) gevallen zou je min of meer zeker van je zaak kunnen zijn. In alle andere gevallen kan je will/going to verwisselen, maar het heeft dan nèt een klein nuanceverschil:

  • My car is not going to start: dat weet je zeker, want dat ding start nooit als het vriest.
  • I told him to correct the report, but he is not going to: dat weet je zeker, want dat heeft hij je in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt.
  • I promise you, he is not going to tell anyone: idem dito
  • Don’t sit on that chair, it will collapse: die stoel valt alleen maar als je er op gaat zitten (of, als je dit zegt tegen een enigszins corpulent persoon: … als jíj erop gaat zitten).

En als je bijv. het woordje probably erin verwerkt, dan is op de vraag Are you busy tomorrow? geen verschil tussen I will probably write that proposal en I am probably going to write that proposal. En als je voorspellingen maakt: zolang je woorden gebruikt als think, hope, fear etc. is er  geen verschil tussen: It think it will rain tomorrow en I think it is going to rain tomorrow.

Er zijn dus wel degelijk (subtiele) verschillen, en native speakers zullen die ook horen. Alleen, er zijn heel veel verschillende native speakers en zullen native speakers in Amerika iets sneller going to gebruiken (of liever gezegd: gonna in spreektaal), en wordt will vaak als iets formeler gezien en liever in geschreven vorm dan going to.

Zelfs Nederlands heeft veel verschillende native speakers: in België (en zekere delen van Brabant) wordt ‘gaan’ bijvoorbeeld veel vaker gebruikt om de toekomst aan te geven dan in Nederland, en bovendien nog in combinatie met werkwoorden als hebben en zijn of hulpwerkwoorden als kunnen, mogen, moeten en willen, iets wat in het Nederlands-
Nederlands onacceptabel zou zijn.

Nog even oefenen misschien? Kijk eens hier en hier of hier.

Clarity (10)

De “letter van de wet” is binnen het Angelsaksische Common Law-systeem razend
belangrijk. (Dat is overigens ook de reden waarom je in Amerikaanse rechtbankfilms arme stagiaires samen met vaak armlastige derderangs-advocaten nachtenlang in obscure
bibliotheken op zoek zijn naar het een of andere door normale mensen al lang vergeten rechterlijke uitspraken). Fijn, zou je kunnen zeggen…duidelijkheid, helderheid en doen wat je volgens die wet moet doen en gestraft worden als je dat niet doet. Kristalhelder. Maar betekent dat dan ook dat de lettertékens van de wet net zo belangrijk zijn?

Een jaar geleden bespraken we op deze plaats een Engelse zaak die bekend staat als “Death by Comma” (hier nog eens te lezen). Precies zo’n komma heeft in de Verenigde Staten nog veel meer doden op zijn geweten! Het gaat in dit geval om het gebruik van de komma in het Tweede Amendement op de grondwet, daar waar het individuele recht op het dragen van wapens wordt besproken: “A well regulated Militia, being necessary to the security of a free State, the right of the people to keep and bear Arms, shall not be infringed”. (En let hier speciaal op de plaats van de komma’s!).

In 1975 nam de stad Washington (of liever gezegd het District of Columbia) een wet aan die het bezit van wapens sterk aan banden legde, de Firearms Control Regulations Act. Meteen begonnen er rechtszaken tegen het District of Columbia door figuren die meenden dat deze wet tegen de grondwet was, en dan wel met name tegen het Tweede Amendement. In 2007 in de zaak Parker v District of Columbia was de heer Heller één van de vijf mensen die samen met Parker de rechtszaak begon. Alleen de claim van Heller bleef overeind. Heller was een special agent, die een vergunning had op z’n werk een wapen te dragen, maar deze niet naar huis mocht nemen. En hoewel ook special agents werd aangeraden hun werk niet mee naar huis te nemen, vond hij, gezien de buurt waar hij in woonde, het raadzaam dat toch wel te doen. Heller verloor; de rechtbank oordeelde: the Second Amendment does not bestow any rights on individuals except, perhaps, when an individual serves in an organized militia such as today’s National Guard.

Heller tekende beroep aan en won op 7 maart 2007. Judge Laurence H. Silberman van het United States Court of Appeals for the District of Columbia Circuit, was van mening dat de tweede komma (de komma na “state”) ‘het bewijs was dat het Tweede Amendement niet alleen het collectieve recht van staten om milities op te zetten beschermde, maar ook dat iedere individuele burger het recht had een wapen te dragen, of die nu lid was van een militia of niet.

Het District of Columbia toog naar de Hoge Raad. In juni 2008 bevestigde de Supreme Court in District of Columbia v. Heller met een uitslag van 5 rechters vóór en 4 rechters tegen, het grondwettelijke recht van Heller een wapen te dragen.

Zelden zijn er, in de aanloop van juni 2008, zoveel fantastische stukken geschreven over de grammatica en de precieze betekenis van woorden in het Tweede Amendement. Zo is (met enig recht) ook de term “to bear arms” gefileerd waarvan de laat 18e-eeuwse betekenis niet ‘het dragen van wapens’ is, maar veeleer ‘het dienstnemen in een leger’. En met
betrekking tot die komma(‘s) vlogen termen als “prefatory comma” en “operative comma” over en weer.

Misschien wel de allermooiste en diepgravendste is Guns and Grammar door David Baron. Waar het op neerkomt, is dat de anti-wapen groep opmerkt dat de opstellers van Tweede Amendement alleen maar bedoelden te zeggen dat dat “a well-regulated militia … shall not be infringed”. Die ‘ongewone’ komma’s stellen niets voor, net zoals welke interpunctie dan ook in die tijd geen enkele betekenis had. (Lees hier en hier de in dit debat vaak aangehaalde David Yakssi). En om hun gelijk nog weer eens te onderstrepen: behalve het, door de verschillende Staten in de laat 18e-eeuw, ondertekende exemplaar in de
National Archives met drie komma’s, zijn er (getekende) exemplaren uit dezelfde tijd met geen enkele komma, of ook met 4 komma’s.

Ondertussen zorgt de plaats van een komma in een document uit 1791 ervoor dat de Verenigde Staten nog steeds veel moeite hebben om de verspreiding van wapens tegen te gaan… Wie zegt er dat een komma niet dodelijk is? Een typisch gevalletje van “de pen is scherper dan het zwaard”.

Clarity (9)

We hebben ‘t er hier al eerder over gehad: het dit jaar 70 jaar oude George Orwell-essay
Politics and the English Language
en de relevantie hiervan voor Legal Writing (zie hier over jargon bijv.).  Bijna alle tekst- en stijlboeken over Legal Writing zijn schatplichtig aan dit
essay uit 1946. Vandaag Orwells Vierde Regel: “Verkies de Actieve Vorm boven de Passieve Vorm”.

Het gebruik van de actieve vorm of de passieve vorm… altijd een heet hangijzer, en al helemaal in juridische teksten. We kennen de voordelen van beide:

In een notendop vóór actief:

  • Het identificeert onmiddellijk de “doener” en elimineert daarom vaagheid en
    ambiguïteit
  • Het reduceert het aantal woorden in een zin

In een notendop vóór passief:

  • Het accent ligt op de handeling en niet op de handelende persoon
  • De handelende persoon is onbekend/niet relevant, of het is opportuun deze niet te noemen.

Een actieve schrijfstijl wordt vaak gezien als fris en fruitig terwijl een passieve schrijfstijl vaak wordt afgedaan als droog, zakelijk, onpersoonlijk en ambtelijk. De botsing tussen beide vormen ligt volgens mij in het feit dat er hier (weer) geen goed–fout (en dus: beter-slechter) oordeel over valt te vellen. Het “betekent” gewoon wat anders, of liever gezegd: de lezer zal er iets anders bij vinden (als dat “betekenis” is).

In zijn hartstochtelijke pleidooi vóór de passive voice geeft George D. Gopen in Writing Clear and Effective Legal Prose de volgende voorbeelden:

  • Smith had notified Jones on the morning of April 7 concerning the lost shipment.
  • On the morning of April 7, Jones had been informed of the lost shipment by Smith.
  • The lost shipment had been disclosed by Smith to Jones on the morning of April 7.

Als je wilt zeggen wat Smith deed, kies 1. Als je Jones zijn verhaal wil laten vertellen, kies 2. Als je focus the lost shipment is, kies dan 3. Ofwel, met Gopens woorden: Getting the right “whose story” into the “whose story” position is essential for clear legal prose. 

Tóch wijzen recente studies uit dat Amerikaanse rechters steeds vaker de actieve vorm verkiezen boven de passieve: It bothers them when a brief uses the passive voice frequently. (vraag 21) en de rechters van het California Court of Appeals hebben een bloedhekel aan excessive use of passive voice.

In de zaak United States v. Torres stond in de beëdigde verklaring van de DEA-agent: the brown paper bag carried by Torres was opened revealing a white powdery substance to the unercover agent. Hoewel de rechtbank de heer Torres het bezit van van die white powdery substance aan bleef rekenen, schreef zij ook: The issue is clarity. Good writers eschew the passive voice (…) because sentences written passively are often more ambiguous than those written actively. Agent Guiffre’s sentence poignantly illustrates how a passively written sentence can lead to possible confusion.(…). If one is going to write in the passive, one should at least include all of the necessary prepositional phrases for clarity’s sake–not because law journals and law schools require it. (lees hier verder).

Maar de passief heeft dus ook veel vrienden (zie Gopen). En wij kunnen (en willen) hier geen pro- of contra-oordeel over geven. Wat we wél graag willen, is dat u zich bewust bent van de voors en tegens van actief/passief. Ook willen wij graag nog zeggen dat u, binnen één tekst, enigszins consequent moet blijven (Consistency!!), en niet al te veel moet
wisselen tussen beide vormen (Avoid elegant variation, ofwel: variation for variation’s sake). Daarnaast: Orwell schreef de actieve vorm te verkiezen, niet de passieve vorm volledig uit te bannen…

Voor lezers die er nog niet genoeg van hebben en nog even willen oefenen: kijk eens hier voor een (niet overdreven makkelijke) oefening.

 

English in Commercial Mediation

English in Commercial Mediation

Onder invloed van ontwikkelingen in common law-landen als Engeland en de VS, wordt mediation ook in civil law-landen als Nederland steeds vaker ingezet als een vorm van
conflictbemiddeling. Op 2 en 3 februari 2017 organiseert Branch Out ten kantore van
Ekelmans & Meijer Advocaten
(bij Jan Willem Loman, MfN-register mediator) in Den Haag een twee-dagen durende training English in Commercial Mediation. Deze training
combineert de laatste inzichten in en technieken van commercial mediation met feedback op het gebruik van Engels tijdens de mediationpraktijk.

“Taal” is namelijk een uiterst belangrijk instrument in mediation; meer dan in het “gangbare” juridische verkeer, hangt het succes van mediation af van het scheppen van een sfeer van wederzijds vertrouwen. Een goede taalbeheersing is noodzakelijk om potentieel
emotionele situaties te herkennen (en waar mogelijk te vermijden) om zo partijen dichter bij elkaar te brengen, begrip te kweken voor elkaars standpunten en tot een oplossing van hun conflict te komen  En hoewel Nederlanders over het algemeen behoorlijk goed Engels spreken, staan ze niet voor niets óók bekend om hun “directheid”, hun lack of empathy, of minder vriendelijk gezegd, hun “botheid” of “onbeleefdheid”.

Op 2 en 3 februari zullen tijdens English in Commercial Mediation beide aspecten van international mediation aan bod komen. D.m.v. talrijke (Engelstalige) rollenspelen behandelt English in Commercial Mediation zowel de nieuwste technieken van international mediation als het Engels dat men daarbij gebruikt (active listening, summarising, open-ended
questions, reframing, cross-cultural considerations
etc. klik hier voor voorbeelden). Om ook de schrijfvaardigheid niet uit het oog te verliezen, worden beide dagen afgesloten met het opstellen van Engelstalig Mediation Agreement.

English in Commercial Mediation wordt verzorgd door Jacques Joubert, een accredited mediator met meer dan 20 jaar ervaring in mediation en arbitration. Jacques leidt al vele jaren mediators op in Zuid-Afrika en Europa. Het Engels wordt onder de loep genomen door Nicola Courtney (Branch Out) die al meer dan 10 jaar trainingen Legal English
verzorgt voor internationale law firms. Op deze manier garanderen wij een optimale mix van taal- en mediationtraining.

English in Commercial Mediation op 2 en 3 februari (max. 14 deelnemers) kost € 975,- en is goed voor 12 opleidingspunten i.h.k.v. de Permanente Opleiding Nederlandse Orde van Advocaten / permanente educatie Mediatorsfederatie Nederland.

Meer informatie? Branch Out / Peter G. Peek: 06-20345409 / p.peek@branch-out.eu / www.branch-out.eu of voor programma e.d: klik hier

Clarity (8)

In sommige (vnl. Amerikaanse) contracten en algemene voorwaarden kom je ze bij de aansprakelijkheidsbeperkingen nog wel eens tegen: hele ALINEA’S IN HOOFDLETTERS GESCHREVEN. “Oeps… oppassen”, denk je dan gelijk, “dat zal wel EXTRA BELANGRIJK zijn als dat zo wordt geschreven”. Niets is echter minder waar… .

Er was inderdaad een tijd (ooit, lang geleden…) dat de Amerikaanse Federal Trade
Commission
(FTC) het een goed idee vond om zekere bepalingen in contracten conspicous (dat wil zeggen: prominent, opvallend, markant) te maken. De Magnuson-Moss Warranty Act (1975) stelt dat ieder contract clearly and conspicuously moet laten weten of er in- en/of uitsluitende voorwaarden zijn (designations, in de woorden van die wet). En in de donkere dagen vóór tekstverwerkers en Pc’s was een van de weinige manieren om dat te doen de hoofdlettertoets van schrijfmachines vast te lijmen. Amerikaanse krantenredacties
overigens denken nog altijd dat Hoofdletters Altijd Extra Aandacht Trekken. In kranten-
koppen van veel Amerikaanse kranten beginnen alle woorden met een hoofdletter.

Maar ook de FTC gaat met z’n tijd mee en heeft al een aantal jaren geleden een nieuwe handleiding geschreven, waarin het gebruik van Plain English van harte wordt aangemoedigd (lees de nieuwe handleiding hier). En daar horen hele zinnen en alinea’s in hoofdletters niet bij. Sterker nog: onderzoek wijst uit dat een tekst met louter hoofdletters juist moeilijker is te lezen en dat lezers ongeveer 11% meer tijd kwijt zijn met een
dergelijke tekst (hetgeen juist wél weer spreekt voor dat conspicuous, maar dit terzijde…)

Er zijn nog een fiks aantal Amerikaanse staten die het hoofdlettergebruik in contracten voorschrijven. Arizona bijvoorbeeld, en Illinois en Oregon. South Carolina maakt het helemaal bont en eist dat a disclaimer in a handbook or personal manual must be in underlined capital letters on the first page of the document. (S.C. Code Ann. § 41-1-110). Hoe
conspicuous kan je het maken?

Bryan A. Garner, de man die wij altijd volgen als hij het over Plain English heeft, omschrijft dat hoofdlettergebruik als ‘ghastly’: Lawyers who think their caps lock keys are instant “make conspicuous” buttons are deluded, it is entirely possible for text to be conspicuous without being in capitals en steeds meer rechtbanken volgen hem hierheen in dat making text all-capitals has no bearing on whether it is clear and easily readable.

Veel juristen denken dat Legal English (of Juridisch Nederlands) een hele andere taal is dan English/Nederlands, met geheel eigen regels, en dus ook eigen regels voor hoofdletter-
gebruik. Dat is niet zo. Ieder jaar is er bijv. tijdens Juridisch Dictee over of functie-
aanduidingen als president, procureur-generaal, nationaal deken en rechter-commissaris met hoofdletters geschreven moeten worden of niet. De studenten leren dat wél, maar het is tegen de regels van de Nederlandse taal. Ik zou zelfs zo ver willen gaan dit een
typografische vorm van jargon te noemen.

Ook rechtbanken gaan dit zien; in de zaak FIFTH THIRD BANK v. DUCRU LIMITED PARTNERSHIP (tsja… om mij volslagen onbekende redenen wordt dit ook altijd met hoofdletters geschreven, zucht…) beargumenteert Ducru dat er een groot verschil is tussen Termination Date en termination date: Ducru now argues that we should place a great deal of emphasis on this definitional difference and on where and when the phrases “termination date” and  “Termination Date” appeared in the lease documents. Ducru contends that because the second amendment used the uncapitalized term, the amendment intended a broader meaning that encompassed the capitalized term used in the original lease. Therefore, the argument goes, Fifth Third no longer had a Termination Right because the lower-case “t” termination date of December 2005 trumped any other capital “T” Termination Date that could have existed under the Termination Right. De rechtbank oordeelde: This argument is as confusing as it is wrong. (Lees hier voor het volledige rechtbankverslag).

Overigens, in de Nederlandse wetgeving staat nergens dat iets conspicuous gemaakt moet worden. Je hoeft niet eens te bewijzen dat je het gelezen hebt (art. 6:232 BW). En zelfs als er toch heel eventueel “niet-voorziene omstandigheden” mochten zijn, dan nóg zijn al die bepalingen en uitsluitingen onder het Nederlandse recht volkomen overbodig. Of je ze nou met HOOFDLETTERS schrijft of niet. (Lees hier meer).

Courtesy (8)

Sign o’ the Times, zong Prince al eens: Freshfields Bruckhaus Deringer kondigde afgelopen week aan om voortaan de aanhef Dear Sirs van alle documenten en correspondentie te verwijderen en te vervangen door Dear Sir or Madam. Tegelijkertijd beloofden ze dat ook te doen voor het Kantonees en het Mandarijn en alle Europese talen. Ik ga nog even navragen wat ze van plan zijn met het Nederlands… u hoort nog van me. Lees het artikel uit The Guardian hier.

Voor de Verenigde Staten, toch ook (nog steeds) een Engelstalig land, kiest Freshfields voor Dear Ladies and Gentlemen (meervoud). Wellicht was Sir weer wat al te rang- en standgevoelig voor de, oh zo egalitaire, Amerikanen en staat waarschijnlijk  Dear Lady or Gentleman (enkelvoud) ook weer wat raar.

Het waarom laat zich raden: steeds meer vrouwen bezetten posities die vroeger aan bijna uitsluitend mannen waren voorbehouden en Freshfields wil deze mensen niet voor het hoofd stoten door ze met Sirs aan te spreken. Een logische stap. “I hope it will shed light on other things that we might inadvertently be doing that risk alienating people we communicate with – not only people at Freshfields but clients and other professionals as well”, zegt managing partner Chris Pugh.

Het geeft ons in ieder geval nog een keer de kans om te zeggen hoe het ook alweer zit met de aanhef en met de interpunctie daarna… Kort en goed:

  • Dear Mr Jones voor mannen die Jones heten. Vergelijkbaar met het Nederlandse: Geachte heer Jones
  • Dear Mrs Williamson voor vrouwen die getrouwd zijn (al dan niet met de heer Williamson). Vergelijkbaar met het Nederlandse: Geachte mevrouw Williamson
  • Dear Ms Courtney [spreek uit: Muzz] voor vrouwen waarvan u weet dat Courtney de achternaam is, maar waarvan u NIET weet of ze nou wel of niet getrouwd is
  • Dear Miss Smith voor vrouwen die niet getrouwd zijn. Vergelijkbaar met het Nederlandse: Geachte juffrouw Smith.
  • Dear Sir or Madam (sinds afgelopen weekend op z;n Freshfields) of Dear Sirs bij (nog) veel andere kantoren als je weet dat het meer mensen zijn maar niet weet of het vrouwen of mannen zijn

In het Brits-Engels zijn de puntjes achter Dear Mr/Mrs/Ms EN de komma achter Dear Mr Jones/Dear Mrs Williamson/ Dear Ms Courtey/ Dear Miss Smith/ Dear Sir or Madam al lang afgeschaft. Als u of uw kantoor Brits-Engels als standaard gebruikt, raden wij u daarom aan om deze puntjes EN komma’s achterwege te laten. De Amerikanen daarentegen houden nog hardnekkig vast aan deze puntjes en komma’s. Het ene is dus niet “beter” dan de andere, maar blijf consequent! Geen puntjes achter Mr/Mrs/Ms en komma’s achter de volledige aanhef betekent dus óók colour, organise en surname en employment law in uw tekst. If you go British, go British all the way. Wél puntjes achter Mr./Mrs./Ms. en komma’s achter de volledige aanhef betekent dus óók color, organize en last name en labor law in uw tekst. If you go American, go American all the way. Als uw kantoor géén richtlijnen hiervoor heeft, denk dan aan de nationaliteit van uw klanten (Brits? Amerikaans?)

Overigens, de laatste jaren is het eigenlijk gebruikelijk om ALLEEN Mr en Ms te gebruiken (tenminste… als je de naam weet). Het Miss en Mrs wordt (net zoals het Nederlandse ‘mejuffrouw’ en ‘juffrouw’) als enigszins ouderwets, oubollig of zelfs seksistisch gevonden. Gebruik ze dus liever niet…

Wat wel weer erg handig is, is dat Freshfields kiest voor een verschil tussen Brits en Amerikaans Engels, oftewel: als je Dear Ladies and Gentlemen gebruikt, gebruik dan een komma, als Dear Sir or Madam: geen komma.

Afsluitend zijn ze in de afsluiting nou weer niet erg revolutionair bij Freshfields,  dat blijft gewoon:

  • Dear John/Nicola – wordt afgesloten met: Best regards (m.a.w. je kent de persoon zo goed dat je hem/haar informeel met de voornaam aanspreekt)
  • Dear Mr/Mrs/Ms/Miss Jones – wordt afgesloten met: Yours sincerely (m.a.w. je weet de achternaam van de persoon en wil hem/haar formeel aanspreken)
  • Dear Sirs (of Dear Sir or Madam in de Freshfield-variant) wordt afgesloten met: Yours faithfully (m.a.w. je kent de personen niet en wil ze daarom formeel aanspreken)

Er zijn natuurlijk allerlei varianten te verzinnen, maar zo zit je altijd goed…

Correctness (17)

In het rijtje “vergeten groenten”, “vergeten steden” (en weet ik wat er allemaal niet is
vergeten, de laatste tijd) nu ook het rijtje “vergeten werkwoordswijzen”; de subjunctief, of de aanvoegende wijs. Bijna vergeten in het Nederlands, maar in het Engels (en met name in het Legal English) nog vaak gebruikt!

Those of you who speak French, Spanish or Italian might be familiar with an area of
grammar called ‘the subjunctive’. Examples of the subjunctive include:

  • If I were you … Why don’t we say ‘If I was you’?
  • God save the King/Queen. Why don’t we say ‘God saves …’?
  • I suggest that he be admitted. Why don’t we say ‘I suggest that he is admitted’?

USE
In language, verbs are used in contexts known as moods. The subjunctive, along with the indicative and imperative, is one such mood. The subjunctive in English is used to form sentences that do not describe known objective facts. These include statements about one’s state of mind, such as opinion, belief, purpose, intention, or desire. The subjunctive mood is also used for statements that are contrary to fact, such as If I were a boy…as
distinguished from If I was a boy.

FORM
The subjunctive is formed with the infinitive (e.g. to be) form of the verb without the ‘to’ (e.g. be). The subjunctive is only noticeable in certain forms and tenses i.e. you would not notice it in the following: it is crucial that you sign the contract today. However, you would notice it in the following: it is crucial that he sign the contract today OR it is crucial that he be informed immediately.

The easiest way to master the subjunctive is to know after which verbs and expressions we use it. For example, we use the subjunctive after the verbs ‘advise’, ‘suggest’ and ‘recommend’:

  • We recommend that Mr Jones    sign    the contract today.
  • We advise  that the client    be    cautioned.
  • We suggest that Company X    reconsider    the offer.
     

Other verbs followed by the subjunctive :
to ask (that); to command (that); to demand (that); to desire (that); to insist (that);
to propose (that); to request (that); to urge (that).

 Expressions followed by the subjunctive:
It is best (that); it is crucial (that); it is desirable (that); it is essential (that); it is imperative (that); it is important (that); it is recommended (that); it is urgent (that); it is vital (that); it is a good idea (that); it is a bad idea (that).

The subjunctive with ‘if’ clauses
We use the subjunctive with ‘if’ clauses that are contrary to fact; for example:

  • If I were you, I would reconsider their proposal. (I am not you)
  • If my grandmother were still alive, she would have something to say about this. (She died)
  • If the CEO were in the office today, everyone would be nervous. (He is not in
    the office)

The verb you would have expected in the above sentences is ‘was’, but this would be
incorrect. It is important to point out that although most educated native speakers would use ‘were’ in the above sentences, ‘was’ is commonly heard; particularly by non-native speakers. Because English is an evolving language, ‘was’ is becoming more acceptable – but we’re not quite there yet for ‘was’ to be accepted in formal contexts.

Many language experts insist that the subjunctive in English is a dying form which might be the case. However, it is very common in formal writing; particularly legal writing.

If you feel like practicing with the subjunctive, please click here (it’s free). But remember that completing an exercise is always much easier than “the real thing”.

Plain English (12)

Het begint in Nederland steeds meer door te dringen: Klare Taal is belangrijk! Zie het redactionele stuk van Peter Louwerse in het septembernummer van Mr. en de hier al eerder aangehaalde blog van Maarten Feteris, president van de Hoge Raad.

In de Verenigde Staten woedt het debat al veel langer. Onlangs nog schreef de Amerikaanse hogerberoepsrechter Richard Posner in een recent arrest: To repeat what I said at the outset, I don’t disagree with the decision to affirm the district court. I disagree merely with the rhetorical envelope in which so many  judicial decisions are delivered to the reader. Judicial opinions are littered with stale, opaque, confusing jargon. There is no need for jargon, stale or fresh. Everything judges do can be explained in straightforward language – and should be, zo citeert de Wall Street Journal hem.

“Jargon”, we hadden het er vorige week ook al over (lees hier). Toen beweerde ik dat je een groot verschil moet maken tussen “jargon” aan de ene kant, en “vaktaal” aan de andere kant. En als je Posners arrest goed leest (blz. 17-22) is de eerbiedwaardige rechter in het geheel niet tegen het gebruik van “vaktaal”, maar juist heel erg tegen het gebruik van
archaïsche woorden/overbodigheden/al dan niet opzettelijke verdoezelingen/opbouw van zinnen/subsidiare grondslagen etc. eromheen: … but I have reservations about some of the verbal formulas in the majority opinion. I do not criticize the majority for reciting them,
because they are common, orthodox, even canonical. But they are also inessential and in some respects erroneous, and on both grounds ripe for re-examination.

ICT-jurist Arnoud Engelfriet schreef er in juni een lezenswaardige blog over (klik hier) Lezenwaardig, zeker, maar nog veel lezenswaardiger is de stortvloed aan reacties op deze blog. Uit de meeste reacties valt namelijk op te maken dat “jargon” telkens wordt verwisseld met “vaktaal”. Ja, in juridisch taalgebruik is er ongetwijfeld een (juridisch) verschil tussen ‘verboden’, ‘onrechtmatig’, en ‘wederrechterlijk’, en er zullen legio voorbeelden te geven zijn… Die verschillen (en de daaraan verbonden consequenties) zijn er in de loop van x jaren rechtsspraak ingeslopen. Vaktaal, dus. Gebruikt om juridische nuances aan te geven, nuances die in “gewone taal” (als zoiets al bestaat, tenmniste…) niet, of veel
minder, bestaan.

Het gaat Posner (en met hem de Plain English-beweging en de Nederlandse tegenhanger Begrijpelijk Nederlands) niet om het uitbannen van deze nuances, maar om het taalgebruik erom heen, dat dus wat onder “jargon” moet worden verstaan. Ik heb het hier al (veel) vaker gezegd: het is heel wel mogelijk om complexe materie (juridisch of niet) in Plain English/Begrijpelijk Nederlands uit te drukken… Gewoon een beetje je best doen! Daarnaast blijft het voor niet-Engelsen botweg stukken makkelijker om zich van Plain
English
te bedienen… twee vliegen in één klap.

In Engelfriets blog wordt nog even het Project Motiveringsverbetering in Strafvonnissen (Promis) aangehaald. Inderdaad een stap in de gewenste richting, maar nou niet precies van Neill Armstrong-achtige dimensies.

Waar Neill Armstrong eventueel een beetje trotser op zou kunnen zijn, is een recent
initiatief van de Europese Unie. De EU publiceerde onlangs een lijst van Engelse woorden die als “EU-jargon” worden aangezien en geeft daar een alternatief voor (klik hier)  (In deze ze lijst staat overigens ook dat het wellicht beter is om Holland te gebruiken dan
Netherlands, maar dit terzijde).

Maar opnieuw: het blijft bij “woorden”. Het gaat bij Plain English/Klare Taal om zo veel meer dan alleen de woorden, maar het is in ieder geval een beginnetje…

 

 

 

 

Plain English (11)

Twee jaar voor zijn roman 1984 schreef George Orwell zijn essay Politics and the English Language. Zijn uiteenzetting is nog steeds uiterst relevant, en al helemaal voor juristen. In de komende tijd zal ik op deze plaats regelmatig op dit essay terugkomen, geïllustreerd met recente juridische teksten en rechterlijke uitspraken. Vandaag Orwells Vijfde Regel: “Vermijd Jargon”.

Juristen worden vaak beschuldigd van het (te) veel gebruiken van “jargon”. Nu neemt men over het algemeen aan dat dit woord uit het Latijn stamt (gaggire) en “kletsen” betekent. Ook zijn er bronnen die zeggen dat het een Oudfrans woord is met als betekenis: “het
getsjilp van vogeltjes”. En hoewel advocaten af en toe worden vergeleken met vogels (maar dan de meer niet-tsjilpende, aas etende variant), kan ik me voorstellen dat u een dergelijke vergelijking minder op prijs stelt.

Een gebruikelijke omschrijving voor “jargon” is: het taalgebruik binnen een vakgebied of een groep mensen, dat voor buitenstaanders vaak moeilijk te volgen is. Als je deze
definitie aanhoudt, hebben echter alle vakgebieden te maken te hebben met het gebruik van jargon (‘wandcontactdoos’ ipv. ‘stopcontact’ voor elektriciens, ‘hemelwater’ voor al het vocht dat uit de lucht valt bij loodgieters enz. enz.). In dergelijke gevallen kan er beter gesproken worden over “vaktaal”. Hier ligt de nadruk op het verbeteren van de
communicatie tussen mensen in een bepaald vakgebied en het uitsluiten van misverstanden (hoewel kwaadwillenden en complottheoretici ook zouden kunnen denken aan het bemoeilijken van de communicatie met niet-vakgenoten en het met opzet vervagen van duidelijkheid bij diezelfde niet-vakgenoten, maar zo is er altijd wel wat…).

Juridisch taalgebruik staat letterlijk bol van vaktaal, en al helemaal in het Engels waar de Engelse taal (en alle in die taal gedane rechterlijke uitspraken) door het Common Law
systeem nóg belangrijker is dan het Nederlands in het Nederlandse Civil Law-systeem, waar het Haviltex-arrest óók de betekenis die partijen aan de tekst geven en wat ze over en weer van elkaar mogen verwachten,meeneemt (zie bijv. hier).

De overdaad aan vaktaal (in welk rechtssysteem dan ook) maakt het tegelijkertijd vaak ook ingewikkeld (of zelfs: onmogelijk) om adequate vertalingen voor een bepaald juridisch concept, louter en alleen omdat de juridische basis in verschillende rechtssystemen van elkaar verschilt, of soms zelfs helemaal niet bestaat (zoals we al zo vaak hebben gezien in de blogrubriek What’s in a Word).

Volgens Orwell zit het kwaad niet zo zeer in de juridische “vaktaal” (terms of art in het
Engels, ook wel: dictum), maar in het “jargon”, of in dit specifieke geval het Legalese of Lawyerisms. Voorbeelden hiervan: het gebruik van aformentioned, whereas, herein, hereinafter, forthwith, persuant to, notwithstanding, in lieu of en ga zo maar door, overbodige dubbelheden zoals null and void (zie……), willl and testament en driedubbelheden zoals rest, residue and remainder (klik hier voor een uitgebreide lijst).  Waarschijnlijk kunt u
zonder ook maar met uw ogen te knipperen een Nederlandse lijst maken van dit soort
juridisch jargon…

Maar vergis u niet: in ieder geval in de Verenigde Staten staan er steeds meer rechters op die deze “jargonauten” op allerlei manieren berispen. In een recente hoger beroepszaak bekritiseerden de rechters een trust document omdat het vergeven was nefarious and nonsensical legalese . In een andere zaak bepaalde de rechter dat This plea agreement is a monument to legalese . En toen een advocaat in een juridisch stuk effluxion gebruikte werd hij door de rechter op z’n plaats gezet door dit woord arcane and archaic legalese that should be abandoned te noemen: The phrase “expiration of time” would do nicely and would have the added benefit of being understood without recourse to Black’s (met Black’s wordt bedoeld Black’s Law Dictionary, het gezaghebbende Amerikaanse
juridische woordenboek, klik eens hier, het is gratis).

Rechterlijke macht – Jargonauten: 3-0. En dat al vóór de rust. Volgende week de tweede helft…

What’s in language? (22)

Zal ik, of zal ik niet? Dat wil zeggen: reageren op de zandkorrel die Martin Sommer in een vingerhoedje water liet vallen in de Volkskrant van 19 augustus: “Nee tegen stone coal
English”
(ofwel Engels als instructietaal op Nederlandse universiteiten). Nee, dacht ik eerst, laat maar, gaat wel weer over, het is zomer, en er zijn nog steeds geen rare spinnen, verdwaalde wolven en poema’s of ons vijandig gezinde buitenaardse wezens waar-
genomen. Maar het gemis van spinnen, wolven, poema’s en buitenaardsen zette daarna velen aan om een extra duit in het zakje te doen: talloze ingezonden brieven van voor- en tegenstanders; voorstander Willem B. Drees, hoogleraar filosofie in Tilburg ; op vrijdag 26 augustus breeduit op de voorpagina (de Volkskrant):“Engels rukt op in de collegezaal”  en op pagina 6 en 7 voor- en tegenstanders aan het woord en als tweede korreltje zand afgelopen zaterdag een tweede column van Sommer . Pfffft…..

De argumenten van voor- en tegenstanders van Engels als instructietaal aan Nederlandse universiteiten zijn makkelijk zelf ook te verzinnen, daar hoef ik hier geen woorden vuil over te maken, maar uit hoofde van mijn beroep zou ik graag enkele kanttekeningen willen maken. (Graag merk ik hier nog even op dat met name de tegenstanders zich haasten te zeggen dat zíj zich prima redden in het Engels…, “dáár ligt het dus niet aan…”).

Ten eerste: Het is jammer (voor de tegenstanders, dan) te moeten zeggen, maar het is domweg een feit dat je zonder Engels als voertaal op weinig plaatsen terecht kan.
Dergelijke discussies krijgen snel dezelfde trekjes als Plato die dacht dat “schrift” een uiterst schadelijke invloed zou krijgen op het vermogen van studenten dingen uit het hoofd te leren; middeleeuwse universiteiten die om min of meer dezelfde redenen vonden dat “boekdrukkunst” het einde betekende van ‘echte studie’; nog maar vijftig jaar geleden mensen die ervan overtuigd waren dat “stripboeken” het eind van ‘echt lezen’ betekende; even later gevolgd door mensen die in e-books het eind van ‘echte’ boeken en boekenwinkels zagen/zien; het Internet als het eind van zo’n beetje iedere intellectuele
inspanning en ga zo maar even door. Zwarte Pieten. Cultural Appropriation. Identiteits-
verlies. Vroeger was alles beter. Langs het tuinpad van mijn vader.

Ten tweede: “Zo hebben we een Duitse bestuurder aan een Nederlandse universiteit die meent dat Engels beter is”, schrijft Sommer. Hij doelt hier op zijn Duitse naamgenoot,
Martin Paul, bestuursvoorzitter van de Universiteit Maastricht. Lees alleen maar zijn blog (die van Martin Paul dus),  en beslis dan verder… (Overigens schrijft Paul, een voorstander dus, dat hij regelmatig flaters slaat in zijn Engels… “dáár ligt het dus niet aan…”).

Ten derde: Raar dat onder de tegenstanders zo veel classici zitten, bijv. Emilie van Opstall, classica aan de VU, en Piet Gerbrandy, classicus en dichter, UvA. De laatste hier nog eens uitgebreid aan het woord. In de middeleeuwen was op universiteiten namelijk juist Latijn het Engels van nu. Dat toen alle native speakers van die taal al lang en breed uitgestorven waren, en er dus geen standaard meer was om correctheid te toetsen, zal hier wel wat mee te maken hebben…

Ten vierde: Ja, er komt, ooit en ergens, een moment waarop de Britten de rest van de wereld niet meer kan verstaan als die rest van de wereld Engels spreekt (Globish, Dunglish, Euro-English, al eerder over geschreven, klik hier). Tenminste… als de Britten vast blijven houden aan het Engels dat ze nu spreken. Maar wat wij vaak vergeten (of zelfs helemaal niet zien), is dat het Brits- Engels net zo hard mee verandert, dus zo’n vaart zal het heus niet lopen.

Ten vijfde: De meeste tegenstanders zijn bang dat het gebruik van Engels ‘creativiteit’, ‘hartstocht’, ‘subtiliteit’ etc. in weg staat. Misschien is dit juist wel een pluspunt! Ik weet namelijk niet of lezers van wetenschappelijke teksten wel zo zitten te wachten op deze
zaken. Avoid elegant variation, is één van de regels waar wij in onze schrijfvaardigheids-
trainingen aan juristen keer op keer op hameren. Daarnaast wil ik nog even het, voor het Jonge Balie Congres 2016 geschreven stukje van Maarten Feteris, President van de Hoge Raad, aanhalen: “Doe maar normaal”: hoe overtuig je de rechter? Dit geldt net zo zeer voor het Engels…

Ten zesde: Martin Sommers schrijft: “Per slot is het Nederlands de taal waarin de meeste Nederlanders denken, en wie zijn taal niet goed beheerst, kan niet goed denken”. En ik ben bang dat dat inderdaad the crux of the matter is. Er zijn enorme aantallen studenten die hun eigen taal (Nederlands) slechts matig beheersen, en dat maakt het een stuk lastiger een andere taal (in dit geval: Engels) te gebruiken. Die zgn. matige beheersing van
het Engels ligt dan niét aan het gebruik van Engels als instructietaal.

Ironisch genoeg zijn het vooral de juridische faculteiten die de dans ontspringen… daar wordt het (begrijpelijkerwijs?) wel weer erg lastig om onderwijs in het Engels aan te bieden. En laat het nou juist dié faculteiten zijn die wel wat extra Engels kunnen
gebruiken…

Ach, had ik toch maar niet op de zandkorrel van de heer Sommers gereageerd.