Correctness (21)

Net voor de vakantie behandelden wij hier de (vermeende) schrijfregels om nooit zinnen te beginnen met I, en om nooit zinnen te beginnen met een voegwoord (And…, But…,
Because…
etc.) (lees hier nog eens). Dit zijn sprookjesregels: regels die ooit eens door iets of iemand zijn verzonnen (zie onder) en daarna zo vaak zijn toegepast dat iedereen denkt dat dit de “standaardregel” is. Dergelijke zombie rules zorgen er echter wél voor dat veel mensen het moeilijk vinden om te schrijven.

Natuurlijk is het zo dat er in verschillende soorten teksten (e-mailberichten, formele
correspondentie, contracten, dagvaardingen, etc. etc.) verschillende conventies gelden, maar “fout” in de zin van “niet-correct” is het minder vaak dan u denkt. Vandaag
behandelen we nog eens vier van die taalsprookjes.

Gespleten infinitieven. Op de een of andere manier is er (óók, en vooral in het Nederlandse middelbare onderwijs) afgesproken dat er tussen to en het infinitief niets mag staan: bijv. He asked me to leave quietly ipv. He asked me to quietly leave, wat erg vaak “fout” gerekend wordt. Niets is echter minder waar. Bijwoorden dienen zo dicht mogelijk te staan bij de woorden waar ze op slaan. Koppig weigeren om infinitieven te splitsen kan vreemd en gekunsteld overkomen, en het kan zelfs tot ambiguïteiten leiden: He offered
personally to guarantee the loan that the Clintons needed to buy their house
maakt het
onduidelijk of het aanbod of de garantie persoonlijk is…  Als u nog steeds twijfelt: denk aan de mission statement van Captain Kirk en zijn Star Trek-bemanning: to boldly go where no man has gone before. Een prima zin, maar een gruwel voor de Taaltalibaan.

Zinnen eindigen met voorzetsels. Veel zombie rules (zoals hierboven) stammen uit de 17e eeuw toen het geschreven Engels serieus het geschreven Latijn begon te vervangen. Veel geleerden die zich in het Engels begonnen uit te drukken, vonden dat ze tenminste de
Latijnse zinsstructuren moesten behouden. Vandaar die terughoudendheid om infinitieven te splitsen…, want dat kon niet in het Latijn. Een andere taalsprookje is toen ook ontstaan: geen zinnen laten eindigen met een voorzetsel. De dichter John Dryden bijv. vond dat, juist omdat dit in het Latijn niet mogelijk was, het ook niet elegant was in het Engels. Hij begon zijn eigen gedichten te herschrijven: zo werd the end he aimed at: the end at which he aimed etc. Sla al deze onzin in de wind. Ofwel: “The power of saying ‘people worth talking to’ instead of ‘people with whom it is worthwhile to talk’ is not one to be lightly surrendered.”

Wees niet bang voor de gerund. Een gerund is een werkwoord dat eindigt op –ing en als een zelfstandig naamwoord wordt gebruikt. Bijv. I like swimming of Smoking is bad for you. We hebben in het hier al een aantal keer over de gerund gehad(zie bijv. hier of  hier), maar de taalpolitie valt vaak over een bezittelijk voornaamwoord in deze constructie; volgens “de regels” zou je namelijk eigenlijk (bijv.) my/our moeten gebruiken in He objected to my/our smoking in plaats van He objected to me/us smoking. Verreweg de meeste
Engelstaligen zeggen echter het tweede (de me/us-optie), dus maakt u zich geen zorgen als u dat ook doet…. Officieel is het “fout”, maar als je het altijd “correct” gebruikt, kan het ook nogal overdreven en pompeus overkomen.

None sense. Een duidelijk teken dát de taalpolitie aanwezig is, is als u gezegd wordt dat het woord none een afkorting is van no one, en dat none dus altijd enkelvoud is. Maar de “regel” dat none altijd het enkelvoud is, is pure onzin. De meervoudsvorm is niet alleen
acceptabel, maar klinkt ook vaak natuurlijker; no one/none of the current management team is good enough to… is natuurlijk correct. Alleen, als je zegt none of the
current management team are good enough to…
accentueert het gebruik van de meervoudsvorm are de incapabiliteit van alle afzonderlijke leden nóg meer.

Kortom, taalsprookjes te over. Het allerbelangrijkste is dat de schrijver zich blijft realiseren voor wie hij nu eigenlijk schrijft. Zo lang u dat in het achterhoofd blijft houden, eindigen sprookjes altijd met: “En zij leefden nog lang en gelukkig…”.

Clarity (15)

“Was ik nou maar…” Dankzij een tamelijk irritante (en daardoor misschien ook effectieve) marketingcampagne zullen veel Nederlanders deze zin afmaken met “… naar Specsavers gegaan”. Het Nederlandse reclamebureau had met “Was ik nu nou maar” wat meer
woorden nodig dan het Engelse origineel. Daar is het: “Should’ve gone to Specsavers”, maar dat Nederlandse teksten vaak meer woorden nodig hebben, hebben we hier al eens gezegd.

Allemaal tot daaraan toe, maar Specsavers schijnt nu ook Should’ve en zelfs Shouldve
(zonder apostrof) wettelijk geregistreerd te hebben. Dit leidde tot veel ophef, want waar eindigt het als ondernemingen alledaagse taal gaan registreren en wanneer gaan ze daarna over tot het aanklagen van gebruikers van Should’ve en Shouldve? Tania Clarke, partner in het in intellectual property gespecialiseerde kantoor Withers & Rogers, zei: “It is surprising the office has accepted this trademark for a single word, which is a verb in
common usage. This decision to approve the application could open the door to similar moves by other companies
”. Overigens haalde het Deense biermerk Carlsberg een aantal jaren geleden hetzelfde trucje uit door het woord probably te registreren: “Carlsberg,
probably the best lager in the world
”.

Hoe dat in Nederland (of eigenlijk: in het NederlandS) staat, ik weet het niet, maar ik hoor graag over een dergelijke registratie/zaak onder Nederlands recht. Veel interessanter is de registratie van Shouldve en de niet-registratie van Should have.

De apostrof is een weglatingsteken. Het weglaten van de ha in have in dit geval. Over het
algemeen wordt deze spelling (of liever gezegd: iedere spelling waarin de apostrof wordt gebruikt als weglatingsteken) geaccepteerd in niet-officiële of informele teksten. In ieder geval in Engeland met je in ieder geval in formele teksten eigenlijk altijd de apostrof weglaten als je ook het hele woord kan schrijven. Vandaar ook dat de Amerikaanse
juridische wereld de wenkbrauwen fronst als het nieuwste lid van de Supreme Court, Neil Gorsuch, als het ware onbekommerd apostrofjes rondstrooit… Lees hier in de Connecticut Law Tribune

Registratie van Should’ve is daarom nog tot daaraantoe. Reclametaal, en zo. Maar Shouldve? Is dit een teken dat die apostrof helemaal gaat verdwijnen? En komt daar dan geen weglatingsteken voor? Overigens lijkt het wel dat juist bedrijven en winkelketens grote apostrofweglaters zijn. Hoe vaak zie je niet Mens Departement, Childrens Toys etc. waar Men’s Department of Chidren’s Toys zou moeten staan? Of Harrods, Selfridges, of
Barclays waar een apostrof zou moeten staan, vgl. bijv. Sainsburry’s of MacDonald’s, waar die apostrof nog steeds staat waar die moet staan. De Apostrophe Protection Society heeft er zijn handen vol aan.

De meeste Nederlanders zullen geen moeite hebben met die apostrof in I’m, Could’ve etc. Anders wordt het met de ’s als het een bezit aangeeft. (Overigens hebben de Engelsen zelf hier ook grote moeite mee). Het boek van Willem wordt derhalve Willem’s book en niet “Willems boek” zoals in het Nederlands. Een makkelijk ezelsbruggetje is hier dat die
apostrof + s eigenlijk ook een weglating is, de weglating van hi in his: Willem his book wordt: Willem’s book. Dat dit ook voor vrouwen geldt, moeten we dan maar even op de koop toenemen, maar dat doen we in het Nederlands ook, dus dat zal niet al te veel moeite kosten.

Óók als het woord/naam op een -s (of een -x of een -z, of een -sh ) eindigt, kan je ’s
schrijven: Charles’s book, al wordt dat de laatste jaren enigszins ouderwets gevonden, en kiest men, speciaal weer in niet-officiële en informele teksten, voor alleen de apostrof: Charles’ book.

Het Amerikaanse Supreme Court heeft zich naar mijn weten nog niet over Gorsuch’
apostrofgebruik uitgelaten, maar is nog steeds sterk verdeeld over ’s of alleen een apostrof achter een naam die eindigt op een  -s. De opperrechters hadden in 2006 tenminste drie theorieën: Kansas’ capital sentencing statute provides… tegenover: Kansas’s capital
sentencing statute provides…
, duidelijk lijkt me. Maar als het een stomme, dus
onuitgesproken, –s behelst (bijv. in Illinois, of Arkansas), dan zou je verplicht moeten zijn -’s toe te voegen volgens sommige opperrechters. Altijd Arkansas’s capital sentencing statute provides…dus. Voor mensen die dit hilarische dispuut willen volgen: lees hier.

 

What’s in a language? (26)

“Branch Out werkt met het uitgangspunt dat ‘taal’ niet op zichzelf staat; we gebruiken een specifieke taal in specifieke omstandigheden voor specifieke doeleinden”. Dit schrijven we af en toe in advertenties.

Niet dat we denken dat onze advertenties ook in het Amerikaanse Congres worden gelezen, maar David Schweikert, Republikein en Amerikaans Congreslid, zei afgelopen donderdag in een radio-interview ongeveer hetzelfde. Hij gaf commentaar op een aantal uitspraken van de Amerikaanse president. “We have a President that’s not from the political class”, zei hij. En hij vervolgde met: “The learning of the disciplined use of language and what certain words mean in our context — if you’re not from this world you may not have
developed that discipline.” (hier te beluisteren)

En dan zijn we direct weer aangeland in de oude “goed-fout” discussie. Je kan alles nog zo  grammaticaal, lexicaal, spellingtechnisch enz. enz. correct zeggen/schrijven, maar datgene wat je zegt/schrijft moet wel in een bepaalde context worden gehoord/gelezen. En
misschien is die context nog wel belangrijker dan iets foutloos zeggen/schrijven. Politici spreken “Politieks”, juristen spreken “Juridisch”, bonsaiboomkwekers spreken… (vul zelf in).

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat al deze beroepen een andere “taal” spreken, de regels van het Engels gelden net zo voor Legal English als voor Bonsai Tree Growers English. Het zijn alleen de ‘ongeschreven regels’ die het lastig maken. En daar wil Congresman David Schweinkert nu juist de aandacht op richten…

Een drie jaar geleden verschenen blog  in het Nederlands Juristenblad van Geerke van den Bruggen en Margriet de Groot (nog steeds zeer lezenswaardig!) zegt nog eens dat juridische teksten niet per sé stukken toegankelijker worden en makkelijker te begrijpen zijn door het gebruik van ‘Jip-en-Janneketaal’. Zij stellen dat de opbouw van zinnen, alinea’s en hoofdstukken  veel belangrijker zijn dan het al dan niet gebruik van archaïsche woorden,
juridisch jargon, driedubbele ontkenningen en wat al niet meer.

Daarbij wil ik (samen met David Schweinkert) dan ook nog benadrukken dat je ook voortdurend de context en daarom ‘de ongeschreven (sociale, culturele, vakinhoudelijke etc.) regels in de gaten moet houden. Iets wat Van den Bruggen en De Groot hun lezers overigens ook voor ogen houden.

Dat wil natuurlijk allemaal niet zeggen dat iedereen maar in zijn of haar eigen kringetje moet rond blijven draven. Het is nog ‘vroeg dag’, maar de eerste berichten over de
schrijfsels van Neil Gorsuch, de door Trump benoemde nieuwe opperrechter in het Supreme Court beloven veel. Zijn schrijfstijl in zijn eerste Legal Opinions is (voor velen)
verrassend helder en down-to-earth. Hij gebruikt korte zinnen, vertelt een duidelijk
opgebouwd verhaal, schetst voor iedereen begrijpelijke achtergronden en gebruikt zelfs afkortingen als doesn’t en can’t in plaats van does not en can not! Ongehoord in Amerikaanse Supreme Court-kringen. Lees hier in de Connecticut Law Tribune.

Het is overigens maar weer de vraag of Amerikaanse juristen niet binnenkort aan gaan
voeren dat er een (juridisch) verschil is tussen die twee manieren van schrijven, we hebben wel gekker meegemaakt. Maar laten we hopen van niet…

 

Plain English (15)

Ha! En wij hier maar iedere week een lans breken voor helder taalgebruik (Begrijpelijk
Nederlands, Plain English, geef het beestje een naampje). Maar pas op! Helder taalgebruik kan ook je baan kosten… Vorige week namelijk werd de hoofdeconoom van de Wereldbank, Paul Romer, een vaakgefluisterde naam voor de Nobelprijs, ontheven van zijn taak als baas van de onderzoeksafdeling. De reden? Hij dreigde de door zijn afdeling geschreven rapporten te blokkeren als het woord “and” meer dan 2,6% van de tekst zou innemen. (Lees hier het artikel uit de Volkskrant)

Dat was tenminste de catchy headline in de pers. Nu de achtergrond. Paul Romer  is pas sinds oktober 2016 hoofdeconoom bij de Wereldbank. Een van de eerste dingen die hij deed, was onderzoeken hoeveel  Wereldbankrapportages eigenlijk werden gelezen. Het
resultaat: van de 1.611 in dat jaar op Internet gepubliceerde Wereldbank-onderzoeken werd maar liefst 32% nooit door iemand gedownload…

Toevallig (?) publiceerde het Literary Lab van Stanford University in maart 2015 een
rapport: Pamflet 9, Bankspeak: The Language of World Bank Reports, 1946-2012 (hier te lezen). De conclusie van dit rapport was dat de taal die de Wereldbank “has become more
‘codified, self-referential, and detached from everyday language since the bank’s board of governors held their inaugural meeting in 1946
”. En dat met name in de laatste 20 jaar.
Pamflet 9 (etc.) muntte de term: “Bankspeak,” ofwel “a vague ‘technical code’ that
symbolized the lender’s organizational drift
.

De schrijvers van Pamflet 9 (etc.), de heren Franco Moretti (literatuurwetenschapper) en
Dominique Pestre (geschiedeniswetenschapper) tonen op overtuigende wijze aan dat het taalgebruik in de Wereldbankrapporten in (met name) de laatste 20 jaar rigoureus is
veranderd. Om wat voorbeelden te noemen:

  •  Oorzaak en gevolg: in de eerste 40 jaar rapporteerde de Wereldbank voornamelijk bestaande situaties, gevolgd door de nodige stappen om tot verandering te komen en de resultaten van de genomen acties. Feiten dus. De laatste 20 jaar wordt er nog maar zelden een “verhaal” verteld en is dit (volgens de schrijvers:) ‘verworden’ tot ondoordringbaar managementspeak.
  • Nominalisaties: de schrijvers van Pamflet 9 (etc.) geven in figuur 8 van hun rapport een goed beeld van de explosie van nominalisaties in de laatste 20 jaar, vergeleken met de eerste 40 jaar. Nominalisaties zijn zelfstandig gemaakte werkwoorden, vaak te herkennen aan -(t)ion of -ment op het einde van een woord (provision, formulation, reduction, management etc.). Actie en handelingen worden door nominalisaties als het ware geabsorbeerd in een zelfstandig naamwoord en het resultaat is een
    abstracte één-dimensionale wereld; als je het hebt over “managers” kun je er in ieder geval nog handelende personen bij voorstellen, “management” is een activiteit die al vooraf in het woord zélf vastgelegd is.
  •  En…en…en: en ja, natuurlijk komt de lawine van ands ook ter sprake. Figuur 10 in het artikel laat zien dat in 2015 maar liefst 7% van Wereldbankrapporten uit het
    woord and bestond, vergeleken met 2,6% in de jaren 1945-1965. Na de ontheffing uit zijn functie van onderzoeksafdelingbaasje zei Romer dat zijn limiet aan het woord and slechts een gimmick was: “They’ve worked it down to 3.4 percent. We’re getting there”.

Dit waren slechts drie voorbeelden uit Pamflet 9 (etc.). Er staan er nog veel meer in. Als de Wereldbank (of om het even wie of wat) wil dat hun rapporten vaker worden gelezen, moeten ze beter worden geschreven, is (was?) de simpele boodschap van Romer. En om dat te onderstrepen besloot Romer na zijn ontslag zijn interne blogs over dit onderwerp openbaar te stellen. Vooral deze is de moeite waard eens te lezen.

What’s in a language? (25)

Er bestaan nogal wat sprookjes als het over schrijven gaat. En het vervelende van
sprookjes is dat ze zo lang blijven bestaan; mensen geloven van alles; als het gaat om
schrijven, en al helemaal als het gaat om schrijven in een andere taal. Hieronder twee van die taalsprookjes: 1) zinnen beginnen met “I” en 2) zinnen beginnen met “And” of “But”.

Begin een zin gerust met I/We.
Veel (vooral Nederlandstalige) cursisten denken dat het verkeerd is om een brief (of e-mail) te beginnen met I. Valse bescheidenheid! Of laten we het ‘terughoudendheid’ noemen. Is dat niet beginnen met ‘ik’ in het Nederlands al behoorlijk achterhaald (lees bijv. dit
taaladvies van het Genootschap Onze Taal ), in het Engels is het nooit een punt geweest. Probeer het maar eens te googelen.

Ik moet hierbij vermelden dat de Nederlandse inversie (omdraaien van Onderwerp en
Persoonsvorm: “In De Telegraaf van afgelopen zaterdag las ik uw artikel over…” ipv. “In de Telegraaf van afgelopen zaterdag ik las uw artikel over…”) het iets makkelijker maakt om niet met “ik” te beginnen. Iets dat je in het Engels niet hebt. Engels is veel meer een SVOMPT-taal (Subject-Verb-Object-Manner-Time) dan Nederlands. En afwijkingen van die volgorde doen al snel gekunsteld aan.

Een tweede (botte) reden om I/We te beginnen is dat je een zin doorgaans met het
belangrijkste moet beginnen (en dat geldt ook voor het Nederlands!): IK las in De Telegraaf van afgelopen etc…

Begin een zin gerust met And/But etc.
Nog zo’n heilige regel waarmee alle schoolkinderen in de eerste helt van de vorige eeuw mee om de oren werden geslagen. Er is geen enkele reden waarom u dit niet zou doen. Hoogstwaarschijnlijk is deze regel verzonnen omdat woorden als and, but, because, or, etc. allemaal voegwoorden zijn en voegwoorden dienen twee (hoofd- en/of bij)zinnen ‘samen te voegen’. En hoe doe je dat als je met een ‘voeg’woord begint? In veel gevallen echter maakt u uw teksten juist levendiger door met een voegwoord te beginnen; de zinnen
worden korter, u schept meer verband tussen zinnen en het doet wonderen aan het ritme en de cadans van uw tekst.

Ook hier geldt dat discussies over het al dan niet beginnen van zinnen met voegwoorden veel meer in het Nederlands spelen dan in het Engels. In het Nederlands namelijk bestaan er neven- en onderschikkende voegwoorden. Onderschikkende voegwoorden (dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, etc.) zorgen voor de vorming van een bijzin waarbij het werkwoord naar achteren verhuist (… omdat ik dat boek al jarengeleden aan hem heb teruggegeven). Alles volgens de verwachting van de lezer. Bij nevenschikkende
voegwoorden (en, maar, dus want etc.), echter, gebeurt er iets raars en onverwachts: je zet namelijk iets vóór het (grammaticale) onderwerp en er gebeurt verder niets met de woordvolgorde: geen inversie, geen naar achteren verschuiven van het werkwoord, helemaal
niets! Dit is zó ongebruikelijk dat de meeste mensen daarom denken dat je met die
woorden geen zin kan (en mag) beginnen. Een zelfverzonnen regel, maar daarom niet
minder hardnekkig. Spooksprookjes.

Tóch gebeurt er in het Engels ook iets (iets kleins) als je een zin met de woorden And of But begint: er volgt namelijk geen komma, iets wat wél altijd gebeurt als je een zin niét met het (grammaticale) onderwerp begint. (vergelijk: And I told him to go to London met: However, I told him to go to London).

Sprookje 1 heeft een culturele achtergrond (bescheidenheid/terughoudendheid). Sprookje 2 heeft een grammaticale achtergrond. Maar het zijn beide voorbeelden van hoe makkelijk mensen geloven dat (al dan niet écht bestaande) grammaticale regels in de ene taal óók bestaan (of eigenlijk: ‘zouden moeten bestaan’) in de andere. Regels waar je je in het
Nederlands aan moet houden (of niet), hoeven helemaal niet te tellen in het Engels.

Clarity (14)

Veel mensen denken dat je als moedertaalspreker ‘automatisch beter’ schrijft dan als niet-moedertaalspreker. Dat is lang niet altijd het geval, en de redacteuren van het wetenschappelijke tijdschrift Nature menen zelfs het tegenovergestelde. Hoeveel Nederlanders kent u namelijk niet waarvan u en uw kantoorgenoten denken “jee, wat schrijft hij slecht”? En dan hebben we het over Nederlandse teksten die door een volbloed-Nederlander zijn geschreven. Makkelijker wordt het plotseling als die volbloed-Nederlander een (zeg even) Turkse achtergrond heeft, want dan is een excuus alweer snel gevonden (lees What’s in language 12).

Natuurlijk hebben moedertaalsprekers een streepje voor. Je mag bijv. verwachten dat Nederlanders minder spelfouten maken dan niet-Nederlanders die immers niet jarenlang op school met de –t en de –dt om de oren zijn geslagen (en omgekeerd). Maar als u die, vaak cosmetische, (spellings)hindernissen heeft genomen, gaat het om denkprocessen, rekening houden met de verwachtingen van de lezer, heldere en logische uiteenzettingen enz. En behoudens een cultureel bepaald dingetje hier en daar, verschilt het dan niet zo veel of u in het Engels of in het Nederlands schrijft. Met andere woorden: iemand die
warrig Nederlands schrijft, zal ook warrig Engels schrijven (en andersom).

Neem bijv. nog eens die gerund (‘gerundium’ in het Nederlands). In blog Correctness 10 hebben we daar al de “regels” uiteengezet. En er zullen inderdaad niet veel Engelstalige schrijvers de volgende zinnen schrijven:
1. We expect entering negotiations next quarter
2. We recommend to accept their proposal
3. I look forward to meet you in February
4. We refuse paying the penalty the American judge told us to pay
Louter en alleen omdat ze allemaal (grammaticaal) fout zijn. Waarom? Ga naar
Correctness 10. Maar dit soort zaken liggen allemaal in die –t en –dt categorie.

Hoewel de gerund grammaticaal razendcorrect is (of kán zijn), stelt die gerund lezers namelijk voor een drietal problemen:

Ten eerste nodigen gerunds uit om ze te interpreteren als werkwoord (zijn ze in principe ook, alleen eindigen ze op –ing), maar zijn het eigenlijk zelfstandige naamwoorden. Dus eerst nodigen ze ons uit om ze als werkwoorden te zien, maar ze “werken” niet en daarom moeten we een heel stuk verder lezen om te zien waar het échte werkwoord van de zin staat. Lees bijv. Listening to his client complaining about the weather, the lawyer concluded that…waar de lezer zich eerst een weg moet banen door maar liefst twee andere
werkwoorden (listening, complaining) voordat hij tot het échte WERKwoord (concluded) komt. Overigens, let op de plaats van de komma (alles vóór het Subject laten volgen door een komma). Deze helpt de lezer een stuk op weg.

Ten tweede neemt een gerund vaak de plaats in van het lijdend voorwerp (Object). Neem het Engelse werkwoord to like. Het enige werkwoord waar je, zonder verschil in betekenis kan zeggen: I like swimming en I like to swim. (zie, opnieuw: Correctness 10). Om lezers
(bewust of onbewust) niet in verwarring te brengen, zouden wij altijd opteren voor: I like to swim. Enkel en alleen omdat de lezer dat ‘verwacht.

Ten derde, en waarschijnlijk de belangrijkste, gerunds dagen de schrijver uit om een enorme hoeveelheid informatie te spuien voordat hij tot de kern van de zin komt: Listening to his badly shaved ill-tempered and reeking after two days’ alcohol consumption (vul zelf aan) somewhat imbued client complaining about the (vul zelf aan) weather, which (vul zelf aan), the lawyer concluded that

Met andere woorden: als u schrijft, kom dan zo snel mogelijk met het (grammaticale)
onderwerp van de zin (the lawyer, in bovenstaand voorbeeld), en laat die dan zo snel
mogelijk volgen door de persoonsvorm (concluded, in hetzelfde voorbeeld). Kom daarna pas met uw stortvloed aan overige informatie! Als u dat niet doet, kunt u voor rare dingen komen te staan.

Een mooi voorbeeld van hoe het mis kan gaan, hebben we al eens gegeven in What’s in a language (20)  waar veel te veel informatie vóór het (grammaticale) onderwerp ervoor heeft gezorgd dat de officiële Engels vertaling van het NVB beslaggarantie model o.i. niet meer klopt. Dat komt er nou van.

Clarity (13)

Als u in de verte hoefgetrappel hoort, dan verwacht u binnenkort één of meer paarden te zien. Geen kudde zebra’s (tenzij u op de Serengeti rondloopt, dan). Verwachting, dáár gaat het om. Ook als u een tekst leest, wilt u liever niet voor verrassingen geplaatst worden, want anders moet u die zin vaak nóg een keer lezen, en u heeft nog wel meer te doen.
Iemand heeft die zin geschreven. Waarom stelt die schrijver mij dan voor die vervelende verrassingen? En waarom zou u dat eigenlijk willen doen als u zelf een tekst schrijft?

We hadden het hier al eerder over SVOMPT (bijv. hier): Subject-Verb-Object-Manner-Place-Time, ofwel de “gebruikelijke” woordvolgorde in een Engelse zin. Iedere afwijking van SVOMPT stelt de (Engelstalige) lezer voor een (al dan niet milde) verrassing. Eén van meest karakteristieke kenmerken van door Nederlanders geschreven Engelstalige teksten is de neiging om M(anner), P(lace) of T(ime) aan het begin van een zin te plaatsen. Dit is niet per sé “fout” maar veeleer “ongebruikelijk” en derhalve “verrassend”, of af en toe
misschien wel “verwarrend”. En tenzij dat uw bedoeling is natuurlijk: probeer het zo veel mogelijk te voorkomen. En áls u dat al doet (want anders worden uw teksten een beetje saai…), bedenk dan ook dat er (bijna) altijd een komma komt voor het onderwerp van de zin (Yesterday, I went to see my laywer). Die komma is er niet voor niets, want het helpt de lezer te laten zien dat hier iets “ongebruikelijks” aan de hand is (“niks aan de hand, we hebben die komma nu gehad, nu komt het belangrijkste in de zin, namelijk het S(ubject) gevolgd door de V(erb).

Ergens is het wel logisch dat in het Engels schrijvende Nederlanders zinnen vaak beginnen met een reeks woorden die niet het onderwerp van de zin is; Nederlandse zinnen kúnnen namelijk beginnen met een M(anner), P(lace) of T(ime). Áls dat gebeurt namelijk, dan hebben wij de ‘inversie’: het S(ubject) en de V(erb) worden dan omgedraaid. Op die manier wordt de lezer dan als het ware gerustgesteld: “niks aan de hand, kijk maar: alles onder controle”), en wordt de te verwachten P(of M of T)-V-S-O.

Tip 1 daarom: probeer, als u in het Engels schrijft, zo weinig mogelijk (liefst niets, eigenlijk) vóór het S(ubject) te plaatsen.

Als bovenstaande in de Top-10 op Nr. 1 staat, dan is Nr. 2 (met stip!) zeker het gebruik van There is/There are… aan het begin van een zin. In uw mondelinge Engels kunt u dat zeker gebruiken, maar er zijn wel meer dingen die u in uw mondelinge Engels kan doen maar niet in uw schriftelijke Engels. En ja… There is a house in New Orleans… etc., maar vergeet niet dat dit een (blues)lied is, bedoeld dus om te zíngen, en géén geschreven tekst.
There is/There are brengt lezers in een staat van lichte paniek. Niet alleen begint zo’n zin NIET met het S(ubject) maar tot overmaat van ramp is is (of are) ook niet de belangrijkste V(erb) in de zin. Waarschijnlijk stamt deze constructie uit het Frans, van na de
Normandische invasie in 1066 toen geletterde Normandiërs de half-analfabete
Anglosaksen op meer dan één manier een lesje kwamen leren.

Il-y-a mag in het Frans dan een handige manier zijn om een verandering in tijd of setting aan te geven, en ‘Er is/Er zijn…’ mag in het Nederlands een handige manier zijn om een statement te maken (overigens is het Engelse there iets heel anders dan het Nederlandse ‘er’, ooit namelijk wel eens afgevraagd bijv. waarom Engels sprookjes altijd beginnen met Once upon time… ipv. There was once…?), maar in het (geschreven) Engels breekt There is/there are… met een heel scala aan lezersverwachtingen. Atypical sentence structure slows down readers’ processing of the sentence’s components and their meaning, toonden Fereirra en Clifton al aan in Journal of Memory and Language (1986)

Tip 2 daarom: als u een tekst in het Engels heeft geschreven, doe dan even Ctrl+F en zoek naar iedere There is en There are. Vervang dit door iets anders. There are two ways to solve this problem wordt dan bijv. We can think of two ways to solve this problem. Niet alleen beantwoordt dit aan de verwachtingen van de lezer, de zin is ook nog een stuk actiever.

Trippeltrappeltrippeltrap, het is het paard van Sinterklaasje, en niet zijn zebra.

Plain English (14)

Juridische taal die van het ene naar het andere document wordt gekopieerd, heet boilerplate language: bijv. zinnen die zonder aanpassingen van het ene contract in het andere kunnen worden hergebruikt. Vaak vind je ze ergens aan het eind van een document zonder enige samenhang bij elkaar geveegd omdat ze “toch ergens moeten staan”. De “kleine
lettertjes” die volgens de opsteller toch niet belangrijk zijn, dus “wilt u hier maar even tekenen”. Dezelfde opsteller die vervolgens moord en brand gaat schreeuwen als u alles doorstreept met hetzelfde “het is toch niet belangrijk”-argument.

In het Common Law-systeem zijn de partijen in een contract volkomen vrij om elkaars
contractuele verhouding te definiëren. Boilerplatebepalingen en –clausules zijn er speciaal om juist deze verhoudingen vast te leggen, dus ze zijn zeker nuttig. Waarom zijn ze dan zo vaak zo nodeloos vermoeiend om te lezen? Juist het gebruik van boilerplate language namelijk, strijkt de niet-jurist tegen de haren. Dat is in het Nederlands al vaak het geval, in het Engels gaat dat nog veel verder. Als je Engelstalige contracten leest, kom je nog altijd zinnen tegen die in de allereerste druk van de Statenbijbel niet zouden misstaan. Daar is een (drog)reden voor, maar daarover later. Eerst wat voorbeeldjes, altijd leuk…

In veel lease- en verzekeringscontracten kom je bijv. witnesseth tegen, een Oudengelse vorm van het werkwoord to witness, als in: Witnesseth: the lessor agrees to lease said
property.
Peter Tiersma hoogleraar aan de Loyola University in Chicago, schrijft in zijn boek Legal Language (University of Chicago Press, 1999) dat de woorden: This policy witnesseth that.. waarmee contracten vaak beginnen, slechts “…a totemic signal” is, it  means: “This is a legal contract; the following are its terms”.

Iets moderner (namelijk Middelengels, ruwweg tussen de Jaren 1100 en 1500) zijn samenstellingen als notwithstanding, whereby, whereas, wherefore, whereunder, wherehence, whereafterwards, etc. en hetzelfde rijtje, maar dan met here– ipv. where. Nog altijd lees je standaard: I hereby certify that, ipv I certify that… waarmee wordt aangegeven dat ik het ben die nu en met dit document verklaart dat …etc. Alsof daar ook maar een spoortje van twijfel over kan bestaan… Het gebruik van deze woorden wordt vaak goedgepraat met
redenen als “it never hurts to emphasise this fact” of “words such as hereby and herein
demand the respect of the reader”.
Dit moeten dan dezelfde mensen zijn die zeggen: I intend to perambulate to an adjacent hostelry for a frosty libation in plaats van I’m going to the corner for a beer…

Ik kan hier nog tientallen andere voorbeelden van geven, en dat zullen we (o.m. met
behulp van Tiersma’s boek) ook zeker doen, maar behalve dat dergelijk archaïsch taal-
gebruik “dingen benadrukt”, of “preciezer” is, of “respect afdwingt”, ligt de reden vooral in de taalkundige benadering van de wet in het Common Law-systeem. Na het jaar 1500, met de opkomst van de drukpers, kregen advocaten toegang tot gedrukte precedenten: gebeurtenissen en rechterlijke uitspraken waarop men zich kan beroepen als een nieuw dergelijk geval zich voordoet om er hetzelfde gevolg aan te geven.

Ontelbare juridische zegswijzen verander(d)en in een soort in beton gegoten tover-
formules; nog maar enkele jaren geleden probeerde een corporate executive in Australië de woorden commence en expire in standaardcontracten van het bedrijf (als in: The
Agreement shall commence on… and expire on…
) te veranderen in start en finish. Nu hebben we het hier nog niet eens over het enigszins dubieuze gebruik van shall, maar de juristen van het bedrijf staken hier een stokje voor met de reden dat de woorden start en finishdo not have yet established meaning in law”. Kortom, je kan maar beter ‘veilige’
woorden gebruiken…

Wilt u meer lezen over boilerplate language? Ga, voor een Anglo-Amerikaanse kijk op de zaak, naar deze blog van Clifford Chance-partner Andrew Whan (Hong Kong). Of vanuit een vaderlandse invalshoek met een schuin oog naar eventuele gevolgen van het klakkeloos overnemen en/of vertalen van boilierplateclausules naar de blog van Jones Day-partner Coen Drion, of ook naar de blog van (oud-)Berntsen Mulder)advocaat Lucas Daum.

Correctness (20)

Bijna alle Nederlandse rechters doen hun best in de rechtszaal Algemeen Beschaafd
Nederlands te spreken. Maar wat als een rechter dat niet doet? In de Verenigde Staten, als immigratieland toch niet een land waar iedereen alle woorden op precies dezelfde manier uitspreekt, is er regelmatig onrust over hoe rechters bepaalde woorden uitspreken en hoe advocaten daarmee om moeten gaan.

Bekend is bijv. de zaak uit 1993 van advocaat Michael H. Gottesman voor de Amerikaanse Supreme Court waarin opperrechter William H. Rehnquist consequent de naam van Gottesmans cliënt, Daubert, uitsprak als DAWburth ipv. als het Franse dohBAIR. Gottesman was zo slim om Rehnquist niet te corrigeren. In deze zaak overigens, werd de Daubert (spreek dus uit: Dawburth)-standaard vastgesteld waarin enkele regels werden neergelegd die als toetssteen moeten dienen voor het toelaten van wetenschappelijk bewijs.

Het is sowieso niet verstandig om (opper)rechters in Amerika te corrigeren; in het uit 2010 stammende werkje Guide for Counsel in Cases to be argued before the Supreme Court of the United States staat (op blz. 9): “Do not ‘correct’ a Justice unless the matter is essential”. Om Amerikanen een beetje op weg te helpen hoe toch al die moeilijke buitenlandse namen uitgesproken dienen te worden (of in ieder geval: hoe de Supreme Court die uitsprak), heeft de rechtenfaculteit van Yale Law School een Supreme Court pronouncing dictionary online gezet, mét audio-files! Ongetwijfeld serieus bedoeld, maar toch tamelijk hilarisch. Het Nederlandse ‘Berghuis’ wordt hier overigens onvermijdelijk BUHdzjis.

Onlangs nog in Lockhart v. United States sprak opperrechter Elena Kegan het woord
antecedent een aantal malen uit als “an-TESS-a-dent” ipv. het gebruikelijke “an-te-CEE-dent”. James Duane, hoogleraar aan de Regent University School of Law, vertelde zijn studenten later dat de vreemde uitspraak van dit woord Lockharts advocatenteam in een bijna onmogelijke tactische positie bracht: meegaan in de uitspraak met Kegan, of het
woord helemaal niet gebruiken.

En dit terwijl opperrechter Kegan toch vaak zo op haar uitspraak let. Dezelfde James Duane namelijk schreef in 2014 het vermakelijke The Proper Pronunciation of Certiorari, The Supreme Court’s Surprising Six Ways Split over de uitspraak van het woord certiorari (= verzoek tot herziening van het vonnis). Hij komt daar, gezien over de laatste 60 jaar, tot maar liefst ZES verschillende vormen; alle gedaan door de opperrechters van de Supreme Court: sershee-or-RARH-ree (rijmt op Ferrari), sershee-or-RARE-eye (rijmt op fair guy), serhee-or-RARE-ee (rijmt op dairy), sershee-or-ARR-eye (rijmt op far cry) en shersee-ARR-ee (daarbij een hele lettergreep uit het oog verliezend). Alleen Elena Kegan heeft dit in de gaten, en zegt voor certiorari uiterst consequent kortweg: cert.

Ik heb geen idee waar die obsessie over uitspraak van woorden vandaan komt. Ik kan alleen maar gissen dat dit ontstaan is uit de tekstuele traditie van de Amerikaanse rechtspraak: de wet is bedoeld zoals die is geschreven, en dus ook, vermoedelijk, hoe die werd uitgesproken. Alleen raar dat we dan eigenlijk zouden moeten teruggaan naar de tijd waarin Latijn werd geschreven…

Voor de liefhebbers ten slotte twee uitspraak-quizzen: wat is de juist (Amerikaanse) uitspaak van de volgende (2 x 30) juridische woorden. Quiz 1 en Quiz 2. Veel plezier!

PS:
Voor degenen die het nog niet wisten: de juiste uitspraak van het Engelse woord
pronunciation is proNUHNciation…, en niet proNOUNciation zoals wij vaak horen.

Cohesion (2)

Teksten schrijven kunt u beschouwen als het openen van een hele reeks deuren. Deuren met naambordjes “spelling”, “grammatica”, “interpunctie”, “woordkeus”, “toon” of “stijl”. U zoekt de kamer met het juiste opschrift, klopt aan, wacht op toestemming om binnen te komen, luistert eerbiedig wat er tegen u gezegd wordt, verwerkt die informatie, past het toe en vertrekt weer, de deur zachtjes achter u sluitend. Mission accomplished.

Maar voordat u bij deze deurengallerij bent aangekomen, bent u vaak al door een heel voorportaal heen gewalst. In onze Legal English Writing Skills-trainingen noemen wij dat voorportaal: the Writing Process. In het kort: 1) Establish your purpose, 2) Consider the reader, 3) Gather information,  4) Decide what to write, 5) Organise your information, 6) Start writing,  7) Do the first draft, 8) Evaluate and review,  9) Do further drafts, en 10) Proof-read

Dit klinkt als een hele serie al lang en breed af- en ingetrapte open deuren. Maar soms is het uiterst zinvol om eens te bekijken wat er achter die ingetrapte deuren verscholen zit.

De wetenschapper/schrijver Yellowlees Douglas van de Universiteit van Florida doet in haar boek The Reader’s Brain. How Neuroscience can make you a Better Writer (Cambridge University Press, 2015) nou juist dat: kijken wat er eigenlijk achter die open deuren zit. We zullen in latere blogs nog op haar boek terugkomen, maar haar belangrijkste punt is dat lezers verwachten dat de informatie die zij tot zich nemen, in een bepaalde volgorde wordt gepresenteerd. Een volgorde die ervoor zorgt dat zij niet de hele tijd hoeven te zoeken naar het juiste (grammaticale) onderwerp van een zin; of bij welk werkwoord het voorzetsel past; of zich door een woud van, voor die zin, onnodige informatie hoeven te worstelen etc. Moeilijke woorden waaronder jargon, zo schrijft ze, zijn makkelijk op te zoeken. Maar bij armzalig gestructureerde zinnen en teksten, sta je er helemaal alleen voor…

De structuur (en daarmee het begrip) van een zin of een tekst verbetert aanmerkelijk als je af en toe de open deuren van het schrijfproces voorzichtig sluit en, na aankloppen, met enige omhaal weer opent. Waarom gebeurt dat niet vaker? Douglas vermoedt dat een eerste versie van veel wetenschappelijke en juridische teksten (contracten, Memoranda of Advice, etc.) geschreven worden door junior leden van wetenschappelijke teams en
advocaat-stagiaires, die daarbij ook nog eens graag gebruik maken van reeds lang bestaande boilerplate language. Bij gebrek aan hoe-het–ook-zou-kunnen-teksten worden oude teksten vaak in eerste instantie gekopieerd en daar “they see the jargon and
complexity as markers of what passes as good scientific/legal writing
”.

Dit is ook onze indruk bij veel advocatenkantoren in Nederland. Wij pleiten ervoor dat alle advocaat-stagiaires de mogelijkheid krijgen tenminste één keer per jaar een stuk ‘als nieuw’ te schrijven zónder al die historische ballast en zgn.‘goede’ voorbeelden. Ik weet niet wat de partners van het kantoor hiervan vinden, maar ik kan er wel naar raden…

Wat meer zij, de deuren waar nu eerbiedig wordt aangeklopt (die met de bordjes “spelling’, “grammatica”, “interpunctie”, “woordkeus”, “toon” of “stijl”) verschillen vaak per taal; het bovenstaande Writing Process lijkt tamelijk universeel te zijn. Vandaar ook de ondertitel van haar boek (met karakteristiek Amerikaanse hoofdletters): How Neuroscience can make you a Better Writer.

Een redactionele opmerking van het (ook Amerikaanse) tijdschrift Nature over door het
tijdschrift ontvangen wetenschappelijke artikelen,  onderschrijft dit: “the authors of the clearest manuscripts we receive are often those whose first language is not English, and who have been taught English the old-fashioned way. Their papers are the most enjoyable. And they are the most likely to win an editor’s favour, emerging as they do like bright buttons from a larger pile of lexical sludge written in the customarily dreadful manner”.

Open deuren zijn vaak niet voor niets open; er zijn al heel veel mensen doorheen gelopen. Sluit ze eens. Al was het alleen maar om ze daarna weer voorzichtig te kunnen openen.