All posts by Peter Peek

What’s in a word? (24)

In oktober 1986 onderging de heer Molzof in Madison, Wisconsin een longoperatie. Het liep niet goed af en de Molzofjes (of liever gezegd: mevrouw Molzof) begonnen een rechtszaak tegen het (staats)ziekenhuis. De staat aanvaardde aansprakelijkheid en alle onkosten
werden, volgens de regels, keurig vergoed. De staat van Wisconsin hield daarna echter op met betalen omdat anders sprake zou zijn van punitive damages (schadevergoeding als strafmaatregel), en staatsbedrijven zouden daarvoor onder de Federal Tort Claims Act (FTCA)  van zijn uitgesloten. Na zes jaar procederen kwam het Amerikaanse Supreme Court tot een andere beslissing: er moest wel degelijk betaald worden: niet als straf (punitive), maar for future medical expenses and for loss of enjoyment of life. En dit had het Amerikaanse congres, volgens het Supreme Court bij het goedkeuren van de FTCA kunnen weten. Met andere woorden: volgens het Supreme Court was het woord punitive NIET een zgn. Term of Art. (Molzof v. United States).

Op het slagveld waar voor- en tegenstanders van het gebruik van Plain English elkaar
treffen, kom je ze met enige regelmaat de zgn. Terms of Art tegen. Een Term of Art is een
woord of zin dat een specifieke (in dit geval: juridische) betekenis heeft. We zijn terms of art in deze blog al eens tegengekomen bij George Orwell, maar het voornaamste struikelblok is de vraag of je (juridische) Terms of Art wel of niet kan vervangen door “gewone” taal.

De voorstanders van het gebruik van Terms of Art beweren vooral dat veel woorden, zinnen en begrippen door de eeuwen heen door de rechterlijke en wetgevende machten zijn
gebruikt, ge(her)interpreteerd, aangescherpt, afgezwakt en genuanceerd en dat het niet meer gebruiken of veranderen, honderden jaren van jurisprudentie (case law) zou
betekenen. Deze voorstanders beweren dan steevast dat Terms of Art zo ‘precies’ en ‘duidelijk’zijn.

Tegenstanders van Terms of Art (en dat zijn niet in het minst de wetgevers, zie bijv. het
rapport van de Law Reform of Ireland , of die van de Australische State of Victoria stellen dat er inderdaad een aantal juridische (vooral:) concepten zijn die die als Terms of Art
kunnen gelden (bijv. ‘ne bis in idem’, ‘res ipsa loquitur‘ of ‘habeas corpus‘, maar dat het overgrote merendeel van wat als Terms of Art wordt gezien, ouderwets en achterhaald
jargon is. Zowel Ierland als Victoria citeren graag dé Legal Plain English-goeroe, David Mellinkoff: “Many of the words that lawyers traditionally use never have had any definite meaning. Foremost among these are the deliberately flexible and some of the archaic. Words like reasonable, substantial, and satisfactory blatantly flaunt their lack of precision. [They] have for so long been a part of a language described as precise it is easy to forget that lack of precision is their only reason for existence.” Mellinkoff heeft verder nog veel
behartigenswaardigs te zeggen over de woorden hereby en herein, ook te pas en te onpas gebruikte Terms of Art, maar daar komen we later graag nog eens op terug.

Ik wil hiermee maar zeggen dat de wetgevers overal in de (in ieder geval Engelssprekende) wereld bezig zijn om het Legalese zo veel mogelijk uit te bannen. En dat advocaten-
kantoren noodzakelijkerwijs wel moeten volgen. Er zullen altijd woorden blijven met een authentieke, dwz. puur juridische betekenis ( bijv. affidavit,habeas corpus, hearsay,
hereditaments, easement
of mandamus. En woorden die een bijzondere betekenis hebben in een juridische context (incapacity, dependant en tax-free threshold). Maar er zou bijv.
begonnen kunnen worden met het tussenhaakjesplaatsen van die woorden, zoals in een hypotheek-acte die ik niet lang geleden onder ogen kreeg: I waive my right to require the note holder to do certain things. Those things are: (1) to demand payment of amounts due (known as “presentment”); (2) to give notice that amounts due have not been paid (known as “notice of dishonour”); (3) to obtain an official certificate of non- payment (known as a “protest”). Een goed begin is vaak al het halve werk…

PS:
Een Term of Art heet ook wel: dictum. Alleen… in het Nederlands is een dictum meestal een uitspraak door een rechter, in het bijzonder het advies over de verdere voortgang van de Raad van State over een (wets)voorstel of algemene maatregel van bestuur. In het Brits-Engels een onschuldig terzijde van een rechter en in het Amerikaans-Engels een technische opmerking die een rechterlijke uitspraak verduidelijkt.

Plain English (16)

In de loop van de jaren hebben het hier al eerder gehad over het, juridisch moeizame,
gebruik van shall (hier en hier nog eens te lezen). Of over shall in Hongkong , of over shall in Europese wetgeving

In een notendop staan er twee kampen tegenover elkaar: de preciezen die zeggen dat, juist omdat shall al zo veel eeuwen in contracten en wetgeving wordt gebruikt, shall een uiterst precieze en wel-omschreven juridische betekenis heeft gekregen waar niet of nauwelijks aan getornd kan worden, en de  Plain English-beweging die vecht tegen iedere vorm van toe-eigening van woorden en begrippen door een specifieke (beroeps)groep.

De belangrijkste reden die het Plain English-kamp aanvoert, is dat dit kan leiden tot
verwarring. Want waarom zou een, weliswaar ouderwets maar toch “gewoon”, woord als shall een andere betekenis krijgen als het door juristen en wetgevers wordt gebruikt? Hoe dat tot verwarring kan leiden, laat een zeer recent Amerikaans voorbeeld zien.

Colin Kaepernick was in augustus vorig jaar de eerste American Football speler die uit protest tegen het politiegeweld tegen zwarte Amerikanen knielde tijdens het spelen van het volkslied. Steeds meer spelers volgden hem. President Trump, al sinds zijn tv-serie The Apprentice een liefhebber van ontslag op staande voet, zei twee weken geleden: “Get that son of a bitch off the field right now. Out. He’s fired. He’s FIRED!”. En hij voegde eraan toe dat de eerste clubeigenaar die zo’n knielende speler zou ontslaan the most popular person in this country zou worden. Jerry Jones, de eigenaar van de Dallas Cowboys, wilde dat wel. Hij beweerde tenminste vorige week dat spelers die weigeren om tijdens het spelen van het volkslied op te staan, niet meer opgesteld worden. Wade Rathke, leider van de vakbond van spelers, diende gelijk een klacht tegen hem in. Volgens de vakbond namelijk, staat “niet meer worden opgesteld” gelijk aan “ontslagen worden”.

Of dat zo is, laat ik hier graag even in het midden. Ook het vermeende recht op vrije meningsuiting, verankerd in het eerste amendement van de Constitution, is een heet
juridisch hangijzer in de zin dat dit amendement geldt voor burgers t.o.v. de overheid. Kaepernic c.s. mogen als burger knielen wat ze willen, of ze dat als werknemer van een
private onderneming (zoals football clubs) in clubtijd óók mogen, is een heel andere zaak. Michael McCann, de legal analyst van Sports Illustrated en verbonden aan de juridische faculteit van de University of New Hampshire Law School schrijft dat a player’s rights as an employee are largely determined by contract.

Zoals zo vaak in dit soort zaken gaat het om het semantische verschil tussen shall/should en must. Het handboek van de Amerikaanse National Football League (NFL) zegt namelijk: The National Anthem must be played prior to every NFL game, and all players must be on the sideline for the National Anthem. During the National Anthem, players on the field and bench area should stand at attention, face the flag, hold helmets in their left hand, and refrain from talking (dikgedrukt door mij).

Should is weliswaar de voorwaardelijke wijs (conditional) van shall, maar het gebruik ervan in reglementen (of om het even in welke juridische of semi-juridische documenten dan ook) geeft precies dezelfde problemen als shall. De “preciezen” zien het als een bindende regel, het andere kamp als een “morele aanwijzing”, ofwel: “should” means you don’t have to, “must” means you do. Of, zoals de  woordvoerder van de NFL, Brian McCarthy, in The Washington Post in weer andere bewoordingen zegt: players are encouraged but not
required to stand for the national anthem.

Hoe het ook zij: als u wilt dat uw tekst éénduidig is, wees dan net zo voorzichtig met should als met shall.  Er zijn genoeg manieren om een ander woord te gebruiken.

Clarity (16)

In 2002 kwam de zaak Atkins v. Virginia voor het Amerikaanse Supreme Court. Aan de orde was deze keer het 8e amendement over (o.a.) het opleggen van de doodstraf aan geestelijk gehandicapten, dit zou cruel and unusual punishment zijn. Deze Wikipedia-blz. vertelt u daar alles over, maar een korte samenvatting geven de openingszinnen van opperrechter Stevens en opperrechter Scalia (meer over Scalia in Clarity 6, hier te lezen).

Zowel Stevens als Scalia waren uitstekende schrijvers. Beiden kenden alle retorische trucs, beiden waren volledig op de hoogte van wetenschappelijk onderzoek naar lezers-verwachtingen. Het is niet moeilijk om te beslissen wie tegen (Stevens) en wie vóór (Scalia) de doodstraf was. Hoe kneedt het gebruik van taal de opinie? Een lesje in het bespelen van de lezer:

Stevens: At approximately midnight on August 16, 1996, Atkins and William Jones, armed with a semiautomatic handgun, abducted Eric Nesbitt, robbed him of the money on his
person, drove him to an automated teller machine in his pickup truck where cameras recorded their withdrawal of additional cash, then took him to an isolated location where he was shot eight times and killed.

Scalia: After spending the day drinking alcohol and smoking marijuana, petitioner Daryl
Renard Atkins and a partner in crime drove to a convenience store, intending to rob a
customer. Their victim was Eric Nesbitt, an airman from Langley Air Force Base, whom they abducted, drove to a nearby automated teller machine, and forced to withdraw $200. They then drove him to a deserted area, ignoring his pleas to leave him unharmed. According to the co-conspirator, whose testimony the jury evidently credited, Atkins ordered Nesbitt out of the vehicle and, after he had taken only a few steps, shot him
one, two, three, four, five, six, seven, eight times in the thorax, chest, abdomen, arms, and legs.

Ten eerste is de belangrijkste vraag van een lezer wiens verhaal verteld wordt. In de versie van Stevens is dat zonder meer dat van Atkins én Jones (zijn medeplichtige die tijdens het initiële proces in ruil voor strafvermindering Atkins als schutter aanduidde). Stevens zegt zelfs niet wié het wapen hanteerde. Scalia aan de andere kant, richt alle aandacht op Atkins (hij noemt niet eens zijn mededader) en op het slachtoffer, Nesbitt

Ten tweede: het gebruik van onderschikkende zinnen. Lezers verwachten daar minder
belangrijke informatie in aan te treffen. Stevens gebruikt het in zijn 61 woorden twee keer om voor deze zaak cruciale informatie in te verstoppen: … where cameras recorded their withdrawal en where he was shot eight times and killed. Scalia in zijn 120 woorden slechts één maal, voor, inderdaad, niet overdreven belangrijke informatie: … whose testimony the jury evidently credited.

Ten derde: het gebruik van werkwoorden. Lezers verwachten dat de actie in een zin wordt uitgedrukt d.m.v. werkwoorden. Scalia gebruikt maar liefst 12 actieve werkwoorden voor handelingen van Atkins. Stevens slechts 5, waarvan 1 (20%!) voor een actie van een beveiligingscamera. Daarnaast gebruikt hij ook nog eens 2 passieve vormen: he was shot and killed. Schrijvers gebruiken de passieve vorm om onzekerheid te creëren over wie nu eigenlijk de handelende persoon is.

Ten vierde: de lengte van het relaas. Stevens gebruikt slechts één zin van maar liefst 61
woorden. Een gemiddelde lengte van een zin zou zo’n 25 woorden moeten zijn. Lezers
kijken altijd uit naar het einde van een zin omdat ze daar belangrijke informatie verwachten én omdat er daarna een ‘mentale rustpauze’ is. Omdat Stevens alles in één zin zet, is er maar één mogelijkheid tot belangrijke informatie. Bovendien is de zin zó lang dat lezers het tegen het einde al lang best vinden allemaal. Scalia heeft maar liefst vier zinnen, ofwel vier mogelijkheden om (voor Scalia) belangrijke informatie naar voren te brengen. Let verder ook eens op het aantal gebruikte komma’s, ofwel secondaire rustpuntjes: 7 voor
hogesnelheidstrein Stevens en 21 voor het boemeltje Scalia.

Het tegenkamp “won” deze zaak met 6 tegen 3 stemmen. Navrant is echter dat Atkins
tijdens de behandeling van zijn zaak in 1996 een score van 59% had op een IQ-test, hetgeen hem dus in de categorie “geestelijk gehandicapt” plaatste. Bij zijn retrial in 2005 echter, scoorde hij 70%. Volgens de jury in Virginia doordat het voortdurende contact met zijn
advocaten hem veel intellectual stimulation verschafte. Dat was genoeg om hem niet meer als mentally retarded te bestempelen, en Atkins werd alsnog ter dood veroordeeld. Vraagt u zich nu nog maar eens af of juridische bijstand goed of slecht is voor een verdachte…

 

Courtesy (11)

Altijd gedacht dat de juridische branche redelijk immuun was voor zgn. management speak, ook wel office jargon genoemd. Houd me ten goede, maar volgens mij zijn er relatief weinig ballpark figures, moving goalposts, outside the box thinking en there is no I in teams bij grote advocatenkantoren. (Klik hier voor meer tranentrekkende voorbeelden). Dat wil natuurlijk niet zeggen dat juristen vrij zijn van “jargon”. Integendeel, eigenlijk, maar dat is dan vooral legal jargon. Dit ABC van Legal Jargon geeft een lawine aan voorbeelden. Het gebruik van management jargon, echter, was redelijk onder controle.

“Was”, schreef ik, want de laatste paar maanden zien wij in door Nederlandse advocaten geschreven Engelstalige e-mail verontrustend vaak de woorden reaching out opduiken: “We are happy to reach out to you regarding….”, “I thought I would reach out concerning…”. Waar komt dat plotseling vandaan?

Natuurlijk bestaat de uitdrukking to reach out in het Engels. Een snelle rondgang door de gezaghebbende woordenboeken leert ons: to show somebody that you are interested in them and/or want to help them (Oxford Dictionary), to try to communicate with a person, usually in order to help them (Cambridge), to offer to help someone/to aks someone for help (MacMillan). Het lijkt alsof to reach out een synoniem is van to contact, maar in alle gevallen gaat het om een significant standsverschil tussen de helper en de geholpene. De helper heeft alle troeven in handen, de geholpene is, inderdaad, totaal hulpeloos. Je steekt een hand uit naar een drenkeling (letterlijk: to reach out), en het lijkt me niet een goede situatie om uw clientèle als hulpeloze drenkelingen te zien, of andersom, u zelf als iemand in een hopeloze situatie te schilderen. “Wij zijn blij u een helpende hand te kunnen reiken in uw situatie”, zou u iets dergelijks in het Nederlands schrijven?

Gewoon niet doen, dus… reach out gebruiken in een e-mail. Al was het alleen maar omdat reach out een van de favoriete zegswijzen is van president Frank Underwood.

Behalve dat het gebruik van reach out nogal neerbuigend over kan komen, is er nóg een gevaar dat niet-Engelstaligen vaak over het hoofd zien. Het is namelijk vaak erg moeilijk om in een andere taal in te schatten wanneer iets serieus of ironisch of tongue-in-cheek, etc. wordt gebruikt. Moedertaalsprekers en -schrijvers weten dat (vaak) meteen, en zullen de rest van de email daar dan ook aan aanpassen. Zo is de kans veel groter dat zij het meer informele We’re happy to reach out… schrijven dan het formelere We are happy to reach out… Subtiele verschillen, maar voor een moedertaalschrijver een tweede natuur.

En nu we toch bezig zijn… (ik heb ze nog niet vaak gezien in door Nederlanders geschreven e-mails, maar ik waarschuw maar vast), schrijf ook niet I hope this email found you well als introductiezinnetje of… of… (klik hier voor meer).

PS
Een van de grappigste/meest huiveringwekkende (doorhalen wat niet van toepassing is) dingen die ik de laatste tijd las, is: We need to socialize this of How do we socialize this? Ofwel: twee mensen hebben een plan/strategie etc., maar moeten dat nog aan de rest van het kantoor vertellen: How do we socialize this? ’t Is dat George Orwell zich al talloze malen in z’n graf heeft omgedraaid, maar anders…

What’s in a language? (27)

Als vervolg op de workshops Legal English Writing Skills heeft Branch Out de workshop Contract Drafting – Best practices geschreven. Wij hebben deze workshop een aantal keer verzorgd voor internationaal opererende advocatenkantoren en hoewel het algemene niveau Engels behoorlijk hoog ligt, is ons een aantal dingen opgevallen. Hieronder volgt een korte bloemlezing:

Verreweg de meeste problemen ontstaan door een wildgroei aan Copy/Paste.  Hierdoor staan er vaak elkaar tegensprekende bepalingen in (door Nederlandse juristen geschreven) Engelstalige contracten. En de vraag rijst dan welke bepaling bij een eventuele rechtszaak door de rechtbank wordt geaccepteerd. Copy/Paste (plus het feit dat een contract vaak door verschillende mensen wordt geschreven) zorgt er verder voor dat er verschillende spellingen (Brits-Engels/Amerikaans-Engels) door elkaar heen worden gebruikt. En hoewel een rechter hier nog wel vergevingsgezind tegenover zal staan, kan dit voor de cliënt
verwarrend overkomen. Bovendien is het nog maar de vraag of een Engels woord dezelfde juridische lading heeft voor een Amerikaan of een Brit…

Verwarring, veroorzaakt door meerdere schrijvers, treedt ook vaak op bij verschillende schrijfstijlen. Regelmatig zien we (zelfs in één en dezelfde zin!) bijvoorbeeld de woorden: must en have to staan. En hoewel native speakers over het algemeen weten dat dit
synoniemen zijn, kan een niet-native speaker hier tamelijk van in de war raken.

Verder zijn juristen (Nederlandstalige én Engelstalige) dol op het woordje shall, en al
helemaal in contracten… Het vervelende aan shall echter, is dat het, naast het feit dat het tamelijk ouderwets is, zo veel kan betekenen. Veel beter (dwz. éénduidiger) is het als je shall gewoon vervangt door datgene wat je écht bedoelt, ofwel: will, may, must, of gewoon een tegenwoordige tijd. Nog erger is het als juristen in één zijn shall gebruiken en in de
volgende zin will, terwijl men toch hetzelfde bedoelt.

Grote ambiguïteit wordt veroorzaakt door het gebruik van de voorwaardelijke wijs (de
conditionals). Het Engels kent, i.t.t. het Nederlands, vier verschillende conditionals. Eentje om iets algemeens uit te drukken, eentje om een waarschijnlijkheid te geven, eentje om een hypothese naar voren te brengen (If I were rich man…) en eentje om een onmogelijke situatie te schilderen. U kunt zich waarschijnlijk wel voorstellen wat een verkeerd gebruik van zo’n conditional in een eventuele rechtszaak veroorzaakt…

Dan zijn er natuurlijk nog verschillende juridische concepten die afhankelijk zijn van de verschillende soorten rechtssystemen (over het algemeen: common law in overwegend
Angelsaksische landen en civil law in de overige landen). Is het Engelse woord voor
“ontbinden” bijvoorbeeld nou rescind, repudiate, terminate, dissolve of gewoon cancel? Allemaal woorden met een licht andere juridische lading. En heeft het eigenlijk überhaupt wel een juridische lading onder een ander rechtssysteem? Slechts weinigen weten de
subtiele verschillen (en daarom worden die woorden dan vaak ook tussen haakje gevolgd door het Nederlandse woord), maar helemaal ingewikkeld wordt het als de schrijver eerst
cancel gebruikt en even verderop terminate.

Wij zouden deze bloemlezing nog veel langer kunnen maken (bijv. het overmatige gebruik van if not ipv. unless) maar ten slotte willen wij hier alleen nog opmerken dat (mede door al dat plak- en knipwerk en eeuwig boilerplate-gebruik) door Nederlanders in het Engels geschreven contracten zo langzamerhand wel érg outdated overkomen. De herebys,
herewiths, en hereinafter referred tos
(etc. etc.) zijn niet van de lucht. Inderdaad,
allemaal woorden die je in door Engelstaligen geschreven contracten óók nog steeds tegenkomt, maar een modern kantoor probeert die vandaag de dag zo veel mogelijk te voorkomen. In de meeste (Engelstalige) wetgeving zijn ze zelfs al verboden, en is het
gebruik van Plain English verplicht. Nu de rest van de juridische wereld nog.

Kortom, ons (wees gerust: niet-bindende) oordeel: ambigue, ouderwets, wijdlopig en vaak verwarrend met, onder Nederlands recht, veel overbodigs. Dáár valt iets aan te doen…

Courtesy (10)

Please find attached…” is in het Engels een beleefde vorm om in een e-mail te zeggen dat er inderdaad een attachment is te vinden. In het Nederlands zou je echter niet zo snel lezen: “Vind alstublieft aangehecht…”. Maakt dat Nederlanders tot botte en onbeleefde horken?

Studies (blz.87-89) wijzen echter uit dat ook Amerikanen (die zich ook van het Engels
bedienen) veel minder gebruik maken van please dan de Britten. Nu zou je kunnen
beweren dat Amerikanen net zo bot en onbeleefd zijn als de Nederlanders, maar liever
beweer ik hier dat ‘taal’ veel meer cultureel gekleurd is dan wij (willen?) denken.

Het was al bekend dat in spreektaal de Britten ongeveer twee maal zo vaak please zeggen dan de Amerikanen. De boven aangehaalde studie vergelijkt 1.350 Amerikaanse en Britse zakelijke e-mailberichten waarin een verzoek stond. In de Britse verzoeken werd meer dan twee keer zo vaak please gebruikt. Wat opviel, was dat please in de Britse e-mailverzoeken met name vaak gebruikt werd in situaties waar er niet overdreven veel druk achterstond: please don’t hesitate to call if you need assistance, please note that tomorrow is a holiday of please accept our apologies. Verder viel het de onderzoekers op dat er in Amerikaanse
e-mailberichten nóóit please find attached stond.

Sterker nog, Amerikaanse zakelijk-schrijvers wordt zelfs afgeraden please te gebruiken: Bryan Garner schrijft in zijn standaardwerk Oxford Dictionary of American Usage and Style onder: enclosed please find; please find enclosed; enclosed herewith; enclosed herein het volgende: These phrases—common in commercial and legal correspondence—are archaic deadwood for: here are, enclosed is, I’ve enclosed, I am enclosing, or the like (mijn
onderstreping). Hij gaat nog verder door te zeggen dat de toverformule Please find
enclosed
een manier is om niet het vermaledijde woordje I te gebruiken, één van de sprookjesregels waar we het hier eerder over hebben gehad… (lees hier).

Amerikanen vinden dat please vaak zelfs onbeleefd, alleen te gebruiken in situaties waar je het recht hebt om mensen te commanderen (ofwel: alleen bij je kinderen), en Britten zijn van mening dat als je juist niét please gebruikt, je mensen commandeert; voor de een klinkt please “bossy”, voor de ander klinkt het “bossy” als je niét please zegt… In zijn
Dialect Blog schrijft M.L. Murphy zelfs voorzichtig dat de aanwezigheid van het woord please: has almost the opposite effect in American English. It can make a question sound
urgent, blunt, and even downright rude
, en geeft hij een aantal mogelijke alternatieven.

Please in e-maiberichten wordt gebruikt in ‘opmerkzaammaakverzoeken’ als “Please find attached…/I attach…”), maar ook in ‘directe verzoeken’ (als in: “Can/could you (please) send this to …?). Een kwart van de Amerikaanse directe verzoeken gebruikte please, in twee keer zoveel Britse directe verzoeken stond het woord please. Echter, om als het ware te laten zien dat de Amerikanen geen botte, onbehouwen vlegels waren, gebruikten zij wél veel vaker Can/Could/Will/Would (zonder please, dus) en verzachtende formuleringen als “If possible could you… “ of “When you get a chance…”.

Dat niet-gebruiken van please lijkt al heel wat meer op een Nederlandse situatie. En laat tegelijkertijd zien dat een directe vertaling van please naar ‘alstublieft’ (of andersom) niet kan zonder ook de culturele achtergrond in de gaten te houden. In Spanje wordt por favor veel minder gebruikt dan het Britse please. Britten die daar Spaans (proberen) te spreken, zeggen het echter zó vaak dat Engelsen door Spanjaarden ook wel Los por favores worden genoemd. In het Nederlands hebben we bijv. het woordje “even”, in bijv.: “Kan je dit bericht even naar X. sturen?”, wat misschien wel dicht in de buurt komt van het Brits-Engelse please.

Dit alles wil natuurlijk niet zeggen dat u nooit meer please mag gebruiken in uw
e-mailberichten. Houd alleen even in het achterhoofd tegen wie u please zegt… Het ene Engels is het andere niet.

Consistency (5)

“De vraag is of het Engelse recht, na Brexit, even belangrijk blijft. Wellicht wordt het Amerikaanse recht wel belangrijker”, merkt Pieter van Uchelen (partner en country head van Simmons & Simmons) op in een interview over Angelsaksische kantoren in Nederland (Mr. 7/8,  blz. 44-51). De vraag kan dan ook gelijk gesteld worden of het Amerikaans-Engels gaat prevaleren boven het Brits-Engels.

Dat is in ieder geval precies de angst die Matthew Engel uitspreekt in zijn nieuwste boek “That’s the Way It Crumbles: The American Conquest of English”  (Profile Books, ISBN: 9781781256688). De ellende (in zíjn ogen dan) begon toen Benjamin Franklin in het begin van de 19e eeuw aan de nationalist/lexicograaf Noah Webster de opdracht gaf om een lijst aan te leggen van typisch Amerikaanse woorden en typisch Amerikaanse spellingswijzes om zo de verspreiding van deze ‘barbarismen’ tegen te gaan.

Webster (aan wie wij vandaag de dag nog steeds de ‘Amerikaanse Van Dale’ te danken hebben: The Webster’s Dictionary) deed precies het omgekeerde. Webster geloofde dat “American and English would drift apart to become as different as Dutch and German” en wilde er eigenhandig voor zorgen dat proces enigszins te bespoedigen. Om de
onafhankelijkheid van Engeland zo definitief mogelijk te maken, zou dat ook in taal tot
uiting moeten komen, zo beargumenteerde hij. Daarnaast vond Webster dat de spelling van veel Brits-Engelse woorden veel te veel was beïnvloed door het Frans, en dacht hij dat woorden als center, theater, color, labor, defense etc. een veel puurdere vorm van Engels was dan centre, theatre, colour, labor, defence etc. (Meer over de eigenzinnige Webster in deze blog).

Het is eigenlijk behoorlijk grappig dat de weerzin tegen zgn. Americanisms die Engel
(overigens oud-correspondent Amerika van The Guardian) uitspreekt in zijn boek, grote gelijkenis vertoont met de vaak enigszins klaaglijke geluiden in Nederland over de
vermeende overname door de Engelse taal van ons Waar-de-Blanke Top-der-Duinen-communicatiemiddel: het Nederlands. Het kan dus altijd nóg erger: in Engeland neemt het Engels het Engels over…

De reactie op “That’s the Way It Crumbles…” waren niet mals. De voornaamste kritiek draaide om het feit dat veel voorbeelden die Engel aanleverde, eigenlijk helemaal geen Americanisms waren, maar veeleer (Brits-)Engelse woorden of (spellingswijzes etc.) die al vóór 1600 werden gebruikt, in de loop der eeuwen in Groot-Britannië in onbruik waren
geraakt en nu via het (vermeend) Amerikaans-Engels weer terugkwamen. Voorbeelden
hiervan: gotten ipv. got als het voltooid deelwoord van to get, fall ipv, autumn, mad ipv.
angry: allemaal woorden die al werden gebruikt voordat er zelfs maar sprake was van een Amerika, en nu toch als Americanisms worden gezien.

Veel belangrijker echter: het gebruik van (al dan niet vermeende) Americanisms voegt vaak juist iets toe aan de taal, : zo zijn movies die bewegende beelden uit Hollywood en films die intellectuele en kunstzinnige dingen die daar niét vandaan komen; er is een
verschil tussen de dunne en knapperige fries en de dikke, wat papperige chips, en een cookie kruimelt, ondanks de titel van Engels boek, een stuk anders dan een biscuit.

Op dezelfde manier voeten Engelse woorden (van welke geografische denominatie dan ook…) iets toe aan het Nederlands: sales in Nederlandse winkels is iets anders dan de ‘uitverkoop’, of wil in ieder geval een ander gevoel oproepen. En dergelijke voorbeelden zijn legio. Andersom geldt dat natuurlijk ook… als iemand het heeft over een
‘hefschroefvliegtuig’, weet je direct dat je met óf een Belg te maken hebt, óf met een taalfundamentalist.

Tien jaar geleden vroegen onze opdrachtgevers, veelal internationaal opererende
advocatenkantoren, om ons te concentreren op Brits-Engels. De laatste paar jaar is de vraag steeds vaker om óók aandacht te besteden aan de verschillen tussen Brits-Engels en Amerikaans-Engels. Ik laat het u weten als wij de vraag krijgen om trainingen in het Amerikaans-Engels te verzorgen… That’s the way the cookie really crumbles!

PS.
Meer over Amerikaans-Engels en Brits-Engels in deze blog in Consistency 3 en Consistency 4.

Correctness (21)

Net voor de vakantie behandelden wij hier de (vermeende) schrijfregels om nooit zinnen te beginnen met I, en om nooit zinnen te beginnen met een voegwoord (And…, But…,
Because…
etc.) (lees hier nog eens). Dit zijn sprookjesregels: regels die ooit eens door iets of iemand zijn verzonnen (zie onder) en daarna zo vaak zijn toegepast dat iedereen denkt dat dit de “standaardregel” is. Dergelijke zombie rules zorgen er echter wél voor dat veel mensen het moeilijk vinden om te schrijven.

Natuurlijk is het zo dat er in verschillende soorten teksten (e-mailberichten, formele
correspondentie, contracten, dagvaardingen, etc. etc.) verschillende conventies gelden, maar “fout” in de zin van “niet-correct” is het minder vaak dan u denkt. Vandaag
behandelen we nog eens vier van die taalsprookjes.

Gespleten infinitieven. Op de een of andere manier is er (óók, en vooral in het Nederlandse middelbare onderwijs) afgesproken dat er tussen to en het infinitief niets mag staan: bijv. He asked me to leave quietly ipv. He asked me to quietly leave, wat erg vaak “fout” gerekend wordt. Niets is echter minder waar. Bijwoorden dienen zo dicht mogelijk te staan bij de woorden waar ze op slaan. Koppig weigeren om infinitieven te splitsen kan vreemd en gekunsteld overkomen, en het kan zelfs tot ambiguïteiten leiden: He offered
personally to guarantee the loan that the Clintons needed to buy their house
maakt het
onduidelijk of het aanbod of de garantie persoonlijk is…  Als u nog steeds twijfelt: denk aan de mission statement van Captain Kirk en zijn Star Trek-bemanning: to boldly go where no man has gone before. Een prima zin, maar een gruwel voor de Taaltalibaan.

Zinnen eindigen met voorzetsels. Veel zombie rules (zoals hierboven) stammen uit de 17e eeuw toen het geschreven Engels serieus het geschreven Latijn begon te vervangen. Veel geleerden die zich in het Engels begonnen uit te drukken, vonden dat ze tenminste de
Latijnse zinsstructuren moesten behouden. Vandaar die terughoudendheid om infinitieven te splitsen…, want dat kon niet in het Latijn. Een andere taalsprookje is toen ook ontstaan: geen zinnen laten eindigen met een voorzetsel. De dichter John Dryden bijv. vond dat, juist omdat dit in het Latijn niet mogelijk was, het ook niet elegant was in het Engels. Hij begon zijn eigen gedichten te herschrijven: zo werd the end he aimed at: the end at which he aimed etc. Sla al deze onzin in de wind. Ofwel: “The power of saying ‘people worth talking to’ instead of ‘people with whom it is worthwhile to talk’ is not one to be lightly surrendered.”

Wees niet bang voor de gerund. Een gerund is een werkwoord dat eindigt op –ing en als een zelfstandig naamwoord wordt gebruikt. Bijv. I like swimming of Smoking is bad for you. We hebben in het hier al een aantal keer over de gerund gehad(zie bijv. hier of  hier), maar de taalpolitie valt vaak over een bezittelijk voornaamwoord in deze constructie; volgens “de regels” zou je namelijk eigenlijk (bijv.) my/our moeten gebruiken in He objected to my/our smoking in plaats van He objected to me/us smoking. Verreweg de meeste
Engelstaligen zeggen echter het tweede (de me/us-optie), dus maakt u zich geen zorgen als u dat ook doet…. Officieel is het “fout”, maar als je het altijd “correct” gebruikt, kan het ook nogal overdreven en pompeus overkomen.

None sense. Een duidelijk teken dát de taalpolitie aanwezig is, is als u gezegd wordt dat het woord none een afkorting is van no one, en dat none dus altijd enkelvoud is. Maar de “regel” dat none altijd het enkelvoud is, is pure onzin. De meervoudsvorm is niet alleen
acceptabel, maar klinkt ook vaak natuurlijker; no one/none of the current management team is good enough to… is natuurlijk correct. Alleen, als je zegt none of the
current management team are good enough to…
accentueert het gebruik van de meervoudsvorm are de incapabiliteit van alle afzonderlijke leden nóg meer.

Kortom, taalsprookjes te over. Het allerbelangrijkste is dat de schrijver zich blijft realiseren voor wie hij nu eigenlijk schrijft. Zo lang u dat in het achterhoofd blijft houden, eindigen sprookjes altijd met: “En zij leefden nog lang en gelukkig…”.

Clarity (15)

“Was ik nou maar…” Dankzij een tamelijk irritante (en daardoor misschien ook effectieve) marketingcampagne zullen veel Nederlanders deze zin afmaken met “… naar Specsavers gegaan”. Het Nederlandse reclamebureau had met “Was ik nu nou maar” wat meer
woorden nodig dan het Engelse origineel. Daar is het: “Should’ve gone to Specsavers”, maar dat Nederlandse teksten vaak meer woorden nodig hebben, hebben we hier al eens gezegd.

Allemaal tot daaraan toe, maar Specsavers schijnt nu ook Should’ve en zelfs Shouldve
(zonder apostrof) wettelijk geregistreerd te hebben. Dit leidde tot veel ophef, want waar eindigt het als ondernemingen alledaagse taal gaan registreren en wanneer gaan ze daarna over tot het aanklagen van gebruikers van Should’ve en Shouldve? Tania Clarke, partner in het in intellectual property gespecialiseerde kantoor Withers & Rogers, zei: “It is surprising the office has accepted this trademark for a single word, which is a verb in
common usage. This decision to approve the application could open the door to similar moves by other companies
”. Overigens haalde het Deense biermerk Carlsberg een aantal jaren geleden hetzelfde trucje uit door het woord probably te registreren: “Carlsberg,
probably the best lager in the world
”.

Hoe dat in Nederland (of eigenlijk: in het NederlandS) staat, ik weet het niet, maar ik hoor graag over een dergelijke registratie/zaak onder Nederlands recht. Veel interessanter is de registratie van Shouldve en de niet-registratie van Should have.

De apostrof is een weglatingsteken. Het weglaten van de ha in have in dit geval. Over het
algemeen wordt deze spelling (of liever gezegd: iedere spelling waarin de apostrof wordt gebruikt als weglatingsteken) geaccepteerd in niet-officiële of informele teksten. In ieder geval in Engeland met je in ieder geval in formele teksten eigenlijk altijd de apostrof weglaten als je ook het hele woord kan schrijven. Vandaar ook dat de Amerikaanse
juridische wereld de wenkbrauwen fronst als het nieuwste lid van de Supreme Court, Neil Gorsuch, als het ware onbekommerd apostrofjes rondstrooit… Lees hier in de Connecticut Law Tribune

Registratie van Should’ve is daarom nog tot daaraantoe. Reclametaal, en zo. Maar Shouldve? Is dit een teken dat die apostrof helemaal gaat verdwijnen? En komt daar dan geen weglatingsteken voor? Overigens lijkt het wel dat juist bedrijven en winkelketens grote apostrofweglaters zijn. Hoe vaak zie je niet Mens Departement, Childrens Toys etc. waar Men’s Department of Chidren’s Toys zou moeten staan? Of Harrods, Selfridges, of
Barclays waar een apostrof zou moeten staan, vgl. bijv. Sainsburry’s of MacDonald’s, waar die apostrof nog steeds staat waar die moet staan. De Apostrophe Protection Society heeft er zijn handen vol aan.

De meeste Nederlanders zullen geen moeite hebben met die apostrof in I’m, Could’ve etc. Anders wordt het met de ’s als het een bezit aangeeft. (Overigens hebben de Engelsen zelf hier ook grote moeite mee). Het boek van Willem wordt derhalve Willem’s book en niet “Willems boek” zoals in het Nederlands. Een makkelijk ezelsbruggetje is hier dat die
apostrof + s eigenlijk ook een weglating is, de weglating van hi in his: Willem his book wordt: Willem’s book. Dat dit ook voor vrouwen geldt, moeten we dan maar even op de koop toenemen, maar dat doen we in het Nederlands ook, dus dat zal niet al te veel moeite kosten.

Óók als het woord/naam op een -s (of een -x of een -z, of een -sh ) eindigt, kan je ’s
schrijven: Charles’s book, al wordt dat de laatste jaren enigszins ouderwets gevonden, en kiest men, speciaal weer in niet-officiële en informele teksten, voor alleen de apostrof: Charles’ book.

Het Amerikaanse Supreme Court heeft zich naar mijn weten nog niet over Gorsuch’
apostrofgebruik uitgelaten, maar is nog steeds sterk verdeeld over ’s of alleen een apostrof achter een naam die eindigt op een  -s. De opperrechters hadden in 2006 tenminste drie theorieën: Kansas’ capital sentencing statute provides… tegenover: Kansas’s capital
sentencing statute provides…
, duidelijk lijkt me. Maar als het een stomme, dus
onuitgesproken, –s behelst (bijv. in Illinois, of Arkansas), dan zou je verplicht moeten zijn -’s toe te voegen volgens sommige opperrechters. Altijd Arkansas’s capital sentencing statute provides…dus. Voor mensen die dit hilarische dispuut willen volgen: lees hier.

 

What’s in a language? (26)

“Branch Out werkt met het uitgangspunt dat ‘taal’ niet op zichzelf staat; we gebruiken een specifieke taal in specifieke omstandigheden voor specifieke doeleinden”. Dit schrijven we af en toe in advertenties.

Niet dat we denken dat onze advertenties ook in het Amerikaanse Congres worden gelezen, maar David Schweikert, Republikein en Amerikaans Congreslid, zei afgelopen donderdag in een radio-interview ongeveer hetzelfde. Hij gaf commentaar op een aantal uitspraken van de Amerikaanse president. “We have a President that’s not from the political class”, zei hij. En hij vervolgde met: “The learning of the disciplined use of language and what certain words mean in our context — if you’re not from this world you may not have
developed that discipline.” (hier te beluisteren)

En dan zijn we direct weer aangeland in de oude “goed-fout” discussie. Je kan alles nog zo  grammaticaal, lexicaal, spellingtechnisch enz. enz. correct zeggen/schrijven, maar datgene wat je zegt/schrijft moet wel in een bepaalde context worden gehoord/gelezen. En
misschien is die context nog wel belangrijker dan iets foutloos zeggen/schrijven. Politici spreken “Politieks”, juristen spreken “Juridisch”, bonsaiboomkwekers spreken… (vul zelf in).

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat al deze beroepen een andere “taal” spreken, de regels van het Engels gelden net zo voor Legal English als voor Bonsai Tree Growers English. Het zijn alleen de ‘ongeschreven regels’ die het lastig maken. En daar wil Congresman David Schweinkert nu juist de aandacht op richten…

Een drie jaar geleden verschenen blog  in het Nederlands Juristenblad van Geerke van den Bruggen en Margriet de Groot (nog steeds zeer lezenswaardig!) zegt nog eens dat juridische teksten niet per sé stukken toegankelijker worden en makkelijker te begrijpen zijn door het gebruik van ‘Jip-en-Janneketaal’. Zij stellen dat de opbouw van zinnen, alinea’s en hoofdstukken  veel belangrijker zijn dan het al dan niet gebruik van archaïsche woorden,
juridisch jargon, driedubbele ontkenningen en wat al niet meer.

Daarbij wil ik (samen met David Schweinkert) dan ook nog benadrukken dat je ook voortdurend de context en daarom ‘de ongeschreven (sociale, culturele, vakinhoudelijke etc.) regels in de gaten moet houden. Iets wat Van den Bruggen en De Groot hun lezers overigens ook voor ogen houden.

Dat wil natuurlijk allemaal niet zeggen dat iedereen maar in zijn of haar eigen kringetje moet rond blijven draven. Het is nog ‘vroeg dag’, maar de eerste berichten over de
schrijfsels van Neil Gorsuch, de door Trump benoemde nieuwe opperrechter in het Supreme Court beloven veel. Zijn schrijfstijl in zijn eerste Legal Opinions is (voor velen)
verrassend helder en down-to-earth. Hij gebruikt korte zinnen, vertelt een duidelijk
opgebouwd verhaal, schetst voor iedereen begrijpelijke achtergronden en gebruikt zelfs afkortingen als doesn’t en can’t in plaats van does not en can not! Ongehoord in Amerikaanse Supreme Court-kringen. Lees hier in de Connecticut Law Tribune.

Het is overigens maar weer de vraag of Amerikaanse juristen niet binnenkort aan gaan
voeren dat er een (juridisch) verschil is tussen die twee manieren van schrijven, we hebben wel gekker meegemaakt. Maar laten we hopen van niet…