Correctness (35)

Tussen interpunctie en juristen heeft het nooit geboterd. Punctuation is not used in legal
instruments, for no one would wish the title to his estates to depend to the insertion of a comma or a full stop,
schrijft  Henry Kelly in The Draftsman uit 1881. Hoofdletters, dat kon dan nog wel, volgens Kelly: The commencement of sentences […] are rendered conspicuous of captitals. Al die andere leestekens leiden alleen maar af van de tekst.

In het zelfde spoor schrijft de jurist Urban A. Lavery  in 1923 in Punctuation in the LawIn the first place is the use of interpunction essentially feminine. That is, instead of a rugged and bold reliance on words to convey meaning, which would be the masculine way of doing things, the habit has grown up of dressing up a sentence with the lace and the ruffles of punctuation.

Met andere woorden: de tekst, de tekst en niets anders dan de tekst, dát is in, met name de Engelstalige, juridische wereld (in wetten, voorschriften, contracten etc.) altijd de leidraad geweest.

En dat terwijl het leven van de punt zo goed begon. In het oude Griekenland had men juist een behoorlijke afkeer van tekst. Plato schreef in de Phaidros dat de opkomst van het schrift zo ongeveer het einde van de totale menselijke beschaving zou inluiden. De ervaring van de rechtstreekse, mondelinge, overdracht van leermeester naar leerling zou verloren gaan als mensen maar zo’n beetje op eigen houtje via het bestuderen van teksten kennis zouden gaan vergaren. Toch kwam men erachter dat iets op schrift wel erg handig was. Om de mondelinge overlevering een handje te helpen en zo veel mogelijk na te bootsen, ontstonden er schriftelijke hoge (stigmḕ teleía), midden (stigmḕ mésē) en lage
(hypostigmḕ) punten om aan te geven dat er over iets resp. langer, iets korter of gewoon kort moest worden nagedacht. And the rest was (punctuation) history… culminerend in wat wij nu kennen als de punt, de puntkomma en de komma.

We zijn nu zo’n 2½ duizend jaar verder en intussen zijn de verschillen tussen Legal English en MSE (=Modern Standard English) in ieder geval op het gebied van de interpunctie
redelijk gelijk getrokken. En dus óók, met inachtneming van regionale verschillen, op het gebied van het gebruik van punten. Alleen… die regionale verschillen, dáár is nog wel het een en ander over op te merken. En als wij het hebben over regionale verschillen, dan hebben we het in grote lijnen over het verschil tussen Amerikaans Engels (AE) en MSE.

Het begint er al mee dat er verschillende woorden voor hetzelfde teken bestaan: waar het in het MSE een full stop is, is dat in het AE een period. Het lijkt er verder op dat het MSE de richtlijnen van Henry Kelly en Urban Lavery (c.s.) nog steeds niet is vergeten; het MSE
gebruikt veel minder punten dan het AE. Dit staat bekend als open punctuation en zorgt
ervoor dat punten niet (meer) gebruikt worden bij initialen (P Peek, en niet P. Peek), bij afkortingen (ie en eg, en niet: ie./i.e of e.g./eg. of etc en niet etc.), bij titels als Mr/Mrs etc. (dus niet: Mr./Mrs. etc.). Vandaar ook dat, als je een brief krijgt die begint met Dear Mr P Peek (ja, zelfs zonder komma!) je 99% zeker weet dat dit door een Britse schrijver is geschreven. Een Amerikaanse schrijver zou hebben geschreven: Dear Mr. P. Peek, (incl. komma!). Voor juristen is het dan weer mooi meegenomen dat ook in de European Case Law Identifier (ECLI) geen punten zijn toegestaan, en dat als je bijv. ziet: Atkins v. Simmons Pty. Ltd. 309 Md. 145 je alleen al door die punten weet dat het om een Amerikaanse zaak draait.

Overigens, die afkortingen ie/eg (MSE) en ie./i.e of e.g./eg. (AE) brengen nóg een verschil tussen MSE en AE aan het licht. Het AE zal die afkortingen altijd vooraf laten gaan én laten volgen door een komma: He trades in farm commodities, e.g., corn and sorghum terwijl het MSE schrijft: He trades in farm commodities, eg corn and sorghum. Lees hier wat Bryan A. Garner hierover te zeggen heeft.

Het zal verder niet 1-2-3 tot misverstanden leiden als u op de Amerikaanse manier Dear Mr. P. Peek, schrijft aan uw Britse klant, maar het staat wél een beetje raar als u in de rest van uw schrijven dan weer keurig de MSE-spelling aanhoudt. Voor alles: Wees Consistent! En verder, als u met What’s appt, SMS’t of wat dan ook met uw klant (Brits, Amerikaans, Nederlands): gebruik dan maar liever helemaal geen punt omdat punten in dergelijke
communicatievormen als onbeleefd en onoprecht kunnen worden geïnterpreteerd zoals we hier al eens eerder hebben geschreven.

Het lijkt erop dat iedereen inmiddels zijn zinnen met een punt eindigt. Wat daarná komt is echter nog steeds een heet hangijzer. Twee spaties voordat een nieuwe zin begint (=English spacing)? Of maar eentje (=French spacing)?  Deze discussie bestaat al sinds het
verschijnen van de typemachine. Typemachines geven namelijk niet alle letters evenveel ruimte waardoor het soms kan lijken dat er helemaal geen spatie meer is tussen de zinnen. Tekstverwerkers en computers geven letters wél allemaal precies dezelfde ruimte (behalve met het lettertype Courier) dus lijkt het geschil geslecht in het voordeel van French spacing. Ooit aangeleerde gewoontes zijn echter slecht af te leren, dus die strijd zal tot de dood van de laatste typemachinegebruiker nog wel even voortduren. Lees hier een kort
gepassioneerd stukje
ten faveure van French spacing.

 

 

Correctness (34)

In de serie blogs over Correctness heb ik het al eens eerder gehad over bijvoeglijke naamwoorden (adjectives) en bijwoorden (adverbs). Bijvoeglijke naamwoorden  zijn woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord (bijv. “groot” in “Dat is een groot huis”), of over een persoonlijk voornaamwoord (bijv. “mooi” als in “Jij bent mooi”). Bijwoorden zijn woorden die iets zeggen over andere woorden dan zelfstandige naamwoorden bijv. “heel” in “Dat is een heel groot huis”. Klik hier voor de Engelse grammaticale regels (en
uitzonderingen op die regels!) voor die dingen.

Engelse bijwoorden zijn vaak (maar niet altijd…) te herkennen door –ly achter een woord, als in That’s typically English. Engelse bijvoeglijke naamwoorden hebben die –ly (bijna…) nooit, als in He is a typical Englishman. In het Nederlands is er (heel vaak) geen of slechts een miniem verschil in hoe adverbs en adjectives eruit zien: “Dat is typisch Engels” en “Hij is een typische Engelsman”. (Voor degenen die zich afvragen waar die -e in “typische
vandaan komt: Engelsman is een “de-woord”, bij “het-woorden” verdwijnt die eind -e
helemaal).

Al die regels en uitzonderingen kan je natuurlijk leren en door ze vaak te gebruiken zal het langzaam maar zeker best wel steeds foutlozer worden, maar de vraag is veel meer of je adverbs eigenlijk überhaupt moet gebruiken. In zijn boek over zijn eigen vak, On Writing, schrijft de bestsellerschrijver Stephen King: The adverb is not your friend. Adverbs are words that modify verbs, adjectives, or other adverbs. I believe the road to hell is paved with
adverbs, and I will shout it from the rooftops
.

En dan schrijft hij nog over zijn romans, fictie, dus. De legal writing-experts zijn nog veel stelliger over adverbs: Bryan A. Garner in The Elements of Legal Style: Adverbs often weaken verbs. Think of the best single word instead of warming up a tepid one with a qualifier; John Trimble in Writing With Style: Minimize your adverbs . . . especially trite intensifiers like very, extremely, really, clearly, and terribly, which show a 90% failure rate; William Zinsser in On Writing Well: Most adverbs are unnecessary. You will clutter your sentences and annoy the reader if you choose a verb that has a specific meaning and then add an adverb that carries the same meaning. . . . Don’t use adverbs unless they do necessary work; en opperrechter Anthony M. Kennedy in een interview met Garner: I think adverbs are a cop-out. They’re a way for you to qualify, and if you don’t use them, it forces you to think through the conclusion of your sentence. And it forces you to confront the significance of your word choice, the
importance of your diction.

Een andere reden om erg voorzichtig te zijn met adverbs is dat het een sneeuwbaleffect kan veroorzaken. We hebben het hier al eens gehad over dat het bijna-standaard zinnetje best efforts in contracten (of best endeavours zoals vaak in Britse contracten) kan leiden tot veel verwarring en daaruit voortvloeiend juridisch gekrakeel. Laatst nog bij het covidvaccin van AstraZeneca . Dat best efforts-zinnetje, zo laat Ken Adams in een van z’n laatste blogs ons weten leidt tot steeds idiotere omschrijvingen als all reasonable efforts, all best efforts, all reasonable best efforts, all possible efforts, all commercially best efforts of best possible efforts. In UBH (Mechanical Services) Ltd v. Standard Life Assurance Co. T.L.R. oordeelde de rechtbank: The phrase ‘all reasonable endeavours’ is a middle position somewhere between the other two, implying something more than reasonable endeavours but less than best
endeavours
. En, case law-uitgangspunten in gedachten, kan dat alleen maar leiden tot steeds grotere excessen. Denk nu nog maar eens verder na over het gebruik van adverbs.

Als je als Nederlandstalige jurist desondanks tóch adverbs denkt te moeten gebruiken, doe het dan goed. Een greep uit wat  wij de afgelopen maand tegenkwamen in pre-Course Tasks die deelnemers aan onze Legal Writing-workshops schreven: … which I had attended prior (moet zijn: … which I had priorly attended (verschil tussen adverb en adjective); Probably my main weaknesses are that… (moet zijn: My main weaknesses are probably … NB. ná het werkwoord, want een vorm van to be); Subsequently, this allowed me to … (moet zijn: This subsequently allowed me to… (NB: vóór het werkwoord); …because I still was eager to … (moet zijn: …because I was still eager to… NB. ná het werkwoord, want een vorm van to be).

Maar ten slotte dan toch nog even dit: het citaat van Stephen King hierboven was nog niet afgelopen. Hij vervolgt zijn tirade tegen adverbs met: They’re the ones that usually end in -ly. With adverbs, the writer usually tells us he is afraid he isn’t expressing himself clearly, that he or she is not getting the point or the picture across. Voor de duidelijkheid heb ik de drie adverbs in deze twee daaropvolgende zinnen maar even dikgedrukt. Er is dus altijd nog ruimte tot verbetering…

Clarity (42)

Eind augustus verzuchtte de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland in een
procedure over een niet verlengde arbeidsovereenkomst
over de leesbaarheid en kwaliteit van de gedingstukken: “De goedwillende lezer geraakt hier in een ‘film noir’ waaruit ontsnapping slechts mogelijk is door diep te zuchten en het stuk enige tijd weg te leggen” om daaraan toe te voegen: “Wie mocht menen dat het voorgaande overdreven is en/of quasi-grappig bedoeld: geen van beide is het geval.”

Dit soort verzuchtingen worden natuurlijk niet alleen door Noord-Hollandse rechters
geslaakt. Engelstalige rechters doen dit zelfs zó vaak dat hier een woord voor is: The Mitsui principle, ofwel het principe dat hoe slechter de kwaliteit grammatica, woordkeus,
zinsbouw, interpunctie, opbouw, begrijpelijkheid (etc.) van een contract (de
gedingstukken, het pleidooi etc.) is, des te vrijer de rechtbank zich voelt om een beslissing te nemen. The Mitsui principle is vernoemd naar de zaak Mitsui Construction v Hong Kong waarin de rechter oordeelde: the poorer the quality of the drafting, the less willing any court should be to be driven by semantic niceties to attribute to the parties an improbable and
unbusinesslike intention.

In het Anglo-Amerikaanse (common law-)rechtssysteem namelijk, zal een rechter zich in de allereerste plaats houden aan datgene wat partijen in een geschreven contract (om het daar maar even bij te houden) met elkaar hebben afgesproken. De common law heeft namelijk geen, in een burgerlijk wetboek vastgelegde, regels die voor partijen als
uitgangspunt dienen bij het contracteren. Dit staat bekend als de parole evidence rule. (Lees hier meer over).

Pas als onenigheid tussen partijen ontstaat, kán de rechtbank bewijzen gaan zoeken buiten het contract om (= extrinsic evidence, (lees hier meer over). Maar de rechtbank kan óók beslissen om de ambiguïteit, de verkeerde zinsbouw, de warrigheid, de verkeerde spelling, de over-ingewikkelde zinsbouw (etc). te gebruiken in het nadeel van de opstellers van het contract. Of, in het geval van de Noord-Hollandse kantonrechter, in het nadeel van de indieners van de gedingstukken.

Gezien het feit dat in landen met een common law-rechtssysteem geen in een burgerlijk wetboek vastgelegde regels bestaan bij het contracteren, zal het u niet verbazen dat er vaak rechtszaken worden gevoerd over woorden: wat betekent het nou precies? En hoe
kijkt een rechter daar tegenaan? Lange tijd was het gebruikelijk om woorden waar
eenmaal een rechter over had beslist, als “veilig” te beschouwen. Eén van de pijlers onder een common law-systeem is immers case law, waarbij rechterlijke uitspraken uit het verleden juist wél garantie op de toekomst zouden moeten bieden.

Dat standpunt is inmiddels aan een behoorlijke verandering onderhevig. Waarom? Omdat het besef indaalt dat woorden en zinnen waar het vaakst in een rechtbank om is gestreden, eigenlijk per definitie onzeker zijn, hetgeen een goede reden is om die juist te vermijden als de pest. Omdat die woorden (opnieuw) per definitie flexibel en ambigue zijn, bijv. bij
reasonable efforts of in good faith: wat is reasonable? wat is good? En omdat een
rechterlijke uitspraak zwaar afhangt van de omstandigheden waarin woorden zijn
gebruikt; betekenis is namelijk voor een groot deel afhankelijk van de context waarin die woorden worden gebruikt. Ofwel, om David Mellinkoff nog maar eens te citeren uit zijn The Language of the Law: “Words or phrases are like soldiers who have been ‘in the army’, but not ‘in combat’”.  

In zijn bijzonder lezenswaardige artikel “Tried and Tested: The Myth Behind the Cliché” geeft Mark Adler een lange lijst voorbeelden van bepalingen in huurcontracten. Allemaal huurcontracten die gebruik maakten van tried and tested contractbepalingen uit het verleden waar de moderne rechtspraak (ultra)korte metten mee maakte. Hij sluit af met een
voorbeeld hoe hij denkt dat een huurcontract er, zonder verdere rechtspraak, óók uit had kunnen zien. Ik zal hier later nog wel eens op terugkomen.

Hoewel u nauwelijks tot geen risico zal lopen om met uw Engelstalige juridische teksten voor een Anglo-Amerikaanse rechtbank te moeten verschijnen, kunt u,  om allerlei
onaangenaamheden te vermijden, dus maar beter even opletten met wat u in het Engels produceert. Hoe dat te doen? U zou kunnen beginnen met een Branch Out-training Legal English Writing Skills, maar dat is verder maar een suggestie…

Conciseness (14)

Het Engels heeft de mogelijkheid om woorden samen te trekken: de zgn. contractions. Voorbeelden hiervan: don’t (voor: do not), isn’t (voor: is not), I’m (voor:  I am), let’s (voor: let us), we’re (voor:  we are), she’ll (voor:  she will), I’ve (voor: I have) en ga zo nog maar even door (voor een volledige lijst: klik hier). Reuze handig, misschien, maar de Engels-schrijvende juridische wereld is diep verdeeld over het wel of niet gebruiken van die
contractions.

Contractions worden namelijk in het algemeen gezien als “informeel” taalgebruik. En rechters, advocaten, wetgevende instanties etc. kunnen voor alles en nog wat worden
uitgemaakt, als het maar niet voor “informeel” is. De wet is immers voor iedereen gelijk en daar hoort een zekere formele distantie bij, en dus géén vriendelijk, informeel taalgebruik dat op “gewone” spreektaal lijkt.

De in  2016 overleden US Supreme Court opperrechter Antonin Scalia was daar kristalhelder over: het gebruik van contraction was voor hem: an affront to the dignity of the court. Zijn vriend, legal writing goeroe Bryan Garner, daarentegen is een stuk relaxter over het
gebruik van contractions. Zó relaxt zelfs dat het tot een hooglopende ruzie kwam tussen de twee boezemvrienden toen zij samen het boek Making Your Case schreven.

Garner is namelijk een groot voorstander van een meer conversationele schrijfstijl. Hij wil dat de rechter, de tegenpartij, de consument enz. zich meer aangesproken gaan voelen. Contractions can play a big role in creating an agreeable voice schrijft hij in het tijdschrift van de American Bar Association, the decision whether to use a contraction often boils down to this: do I want to sound natural, or do I want to sound stuffy? Here’s the test: If you would say it as a contraction, write it that way. If you wouldn’t then don’t

Onder invloed hiervan neemt het gebruik van contractions hand over hand toe. Het viel iedereen op toen de door Trump tot opperrechter benoemde Neil Gorsuch veel van die contractions begon te gebruiken (maar liefst 17 keer in zijn eerste Supreme Court advies: Henson v. Santander Consumer USA, Inc.)  En hoewel nog veel Legal Style Guides ten
sterkste afraden om samentrekkingen te allen tijde te vermijden, zien ook steeds meer rechters in dat de times, they are a-changing; Michael Raphael, rechter bij het California Court of Appeals vergelijkt contractions met een soort textuele ‘casual Friday’: One cannot “go wrong being formal,” but as the culture changes “overdressing might even seem
pretentious and out-of-place.

Niets mis dus met samentrekkingen. Het zorgt voor een wat meer informele sfeer waarbij de harde kantjes van een proces ietsje worden afgevlakt. Nederlandstalige inhetEngelsschrijvers moeten wél een beetje uitkijken met die dingen. Sta dus stil bij het feit dat uw contractions misschien als té familiair worden beschouwd en begin een eerste contact met een cliënt niet met een I’m writing you because… maar begin gewoon met I am writing you because… Als het contact later verstevigd is, dan pas staat een I’m writing you because… niemand meer in de weg. En, heel belangrijk, áls u eenmaal met I’m writing you because… bent gestart, wees dan consistent en gebruik later in uw tekst óók don’t, isn’t etc.

Wat het voor Nederlanders wel wat ingewikkeld kan maken is dat een …’s-contraction  voor veel verschillende (hulp)werkwoorden staan: does als in What’s he do there every day?; of is als in He’s in court at the moment; of ook has, als in She’s been there before. Of anders de ‘d-contraction waarbij de ‘d kan staan voor had als in He’d already left; of voor did als in Where’d she go?; of ook voor would als in We’d like to see the defendant.

Ook zijn er, zelfs in de wereld van contractions, daarom gradaties in acceptatie. De ‘d (voor: would) wordt over het algemeen met opgetrokken wenkbrauwen bekeken. Al helemaal bij een ‘supersamentrekking’ als I’d ‘ve gone… (voor: I would have gone…). En zo ook de ’s (voor: is) bij eigennamen: Garner’s an advocate of using contractions, want je hebt ook het bezittelijke Garner’s book is for sale. Overigens is die laatste bezittelijke ’s óók een
contraction!) dan juist weer iets wat Nederlandse inhetEngelsschrijvers veel en veel vaker moeten doen! Veel te vaak wordt er nog geschreven the book of Garner ipv. Garner’s book (lees hier nog eens over).

Maar, zoals bij alle kwesties over “stijl” of “toon”: het gaat om de context en om de teksten waarin contractions worden gebruikt. Ken Adams bijv. is voor het gebruik van contractions, maar dan weer heel pertinent niét in contracten: Now I’m all for contractions in insurance policies or car rental agreements. But business contracts? I think not. Contract prose is like computer code—it’s devoid of tone or life, unless it’s poorly done, in which case can be
redolent of pomposity. So the idea of using contractions in business contracts to achieve a natural, conversational rhythm seems bizarre.

Gebruik dus naar hartenlust samentrekkingen in uw Engelstalige teksten, maar weet dat die als informeel over kunnen komen en gebruik ze dus ook niet in erg formele, dan wel erg formalistische teksten. En nóg een klein voordeeltje: in veel Amerikaanse jurisdicties zijn advocaten gebonden aan een maximaal aantal woorden in hun (geschreven) pleidooien; contracties tellen als één woord…

 

 

What’s in a language? (53)

Twee weken geleden hadden we het op deze plaats over Christiaan Weijts’ essay in de NRC van Christiaan Weijts, getiteld: “Woorden voor het onbenoembare” . Hij haalde onder meer de Sapir-Whorfhypothese aan die, kort door de bocht, zegt dat de taal die je spreekt, de manier bepaalt waarop je de wereld bekijkt.

De mythe dat de Inuit in hun taal (het Inuktitut) wel heel erg veel woorden voor sneeuw hebben komt hieruit voort. In 1911 schrijft de linguïst en antropoloog Franz Boas dat de Inuit vier woorden voor sneeuw hebben, te weten: aput (“sneeuw op de grond”), gana (“vallende sneeuw”), piqsirpoq (“opwaaiende sneeuw”) en qimuqsuq (“sneeuwjacht”). Dat aantal is in de loop van de jaren behoorlijk gestegen, en we zitten nu al op enkele
honderden. In 1986 (toen de Inuit nog Eskimo’s heetten) wees de antropologe Laura Martin er in een artikel in American Anthropologist op dat de beweringen over Inuit-sneeuwwoorden en de conclusies die eraan verbonden werden, inmiddels sterk uiteen liepen en dat geen enkele wetenschapper het nodig scheen te vinden om de feiten te
controleren. Zij sluit haar artikel af met: Any conseqeunces that those grammatical
differences may have for perception or cognition remain undocumented.

Dezelfde 1000-woorden-voor-sneeuw-sprookjes zijn te vinden over waterhuishouding in het Nederlands, zand in het Arabisch, gezichtsbeharing in het Albanees (27 woorden voor snor en maar liefst 34 voor wenkbrauwen) en ga zo nog maar even verder. Iets om trots op te zijn, misschien, als Albanees, maar verder geen reden om er erg opgewonden van te raken.

Om die grammatical differences gaat het namelijk in bijna alle gevallen; het zijn de
(grammaticale) mogelijkheden die de taal geeft om de wereld te bekijken, niet andersom. Zó komen de Inuit op piqsirpoq en qimuqsuq. Zó komen de Italianen op culaccino en de Japanners op komorebi. En zo komen de Nederlanders op ‘hypotheekrenteaftrek’ en ‘koopkrachtplaatjes’; eerst kijken of er een woord nodig is, en daarna kijken of zo’n woord wel grammaticaal in die taal gemaakt kan worden, en dan wachten of het woord ook “aanslaat”. Esoterische bespiegelingen dat “de taal die je spreekt, de manier bepaalt waarop je de wereld bekijkt”, kunnen voor een groot gedeelte worden gereserveerd voor Dan Brown-romans. Benjamin Whorf, overigens, die van de Sapir-Whorfhypothese, was een Amerikaanse verzekeringsman met een linguïstische hobby, die aanvankelijk op zoek was naar de verborgen boodschappen in het Hebreeuws en de Kabbalistische ‘betekenissen’ in het Hebreeuws van het Oude Testament. Maar goed…

In het Legal English gaat dat niet anders (met één, niet geheel onbeduidende kanttekening, maar daarover hieronder meer). De meeste Engelstalige landen hebben een Common Law-rechtssysteem. Dit brengt met zich mee dat er behoorlijk wat rechtsconcepten zijn die in landen met een Civil Law-rechtssysteem botweg niet bestaan of totaal irrelevant zijn (en andersom, natuurlijk). Dientengevolge zijn er ook (vaak) geen vertalingen voor, en moet er bij vertalingen teruggegrepen worden op omschrijvingen, dan wel op tussenhaakjes
vermeldingen wat er eigenlijk (vaak: bij benadering) bedoeld wordt. Schrijf dus in een
contract bijv. gerust: “terminate (ontbinden)” in uw Engelstalige tekst of contract.

“Dat moet dan maar”, zult u zeggen, “verder geen probleem, toch?”. Alleen kom je binnen dat Engels, Legal English of niet, erg vaak weer nationale (of zelfs regionale!) verschillen tegen. Lawsuit, subpoena, attorney hoor je vaak gebruiken in Amerikaanse rechtbanken (of liever gezegd: in Amerikaanse rechtbanktelevisie-series). Als je dat in een Britse rechtbank doet, word je uitgelachen. Het Britse break clause is een Amerikaanse termination clause, amnesty (Br) is immunity (VS), attachment of earnings (Br) is garnishment of wages (VS), Britse annual returns zijn Amerikaanse annual reports en ga zo maar door. En dan hebben we nog Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland etc. Verder zijn er vaak ook nog eens
verschillen bínnen één en hetzelfde land; de Schotse wetgeving heeft heel andere woorden voor min of meer dezelfde begrippen dan de Engelse, de Amerikaanse staat Louisiana
geniet, qua woorden en begrippen, een uitzonderingspositie in het (natuurlijk geheel Engelstalige) Amerikaanse recht.

Legal English heeft natuurlijk zo z’n karakteristieken (lees bijv. hier), maar de vraag is of die karakteristieken écht nodig zijn of dat het uit een soort ouderwetse hang naar traditie voortkomt. Die “hang naar traditie” is in een Common Law-rechtssysteem een stuk sterker dan in een Civil Law-systeem gezien case law één van de bouwstenen is in een Common Law-rechtssysteem. In case law zijn rechterlijke uitspraken uit het verleden in gelijksoortige zaken van groot belang. En de taal (de woorden, de interpunctie, en soms zelfs de zinsbouw) in die uitspraken moet worden bewaard. In een (zeer gering) aantal gevallen hebben die woorden zich ontwikkeld in zgn. Terms of Art (hier bijv. al eens eerder besproken), maar ook die Terms of Art verschillen van geografische jurisdictie, in die zin dat een Britse Term of Art helemaal geen Amerikaanse Term of Art hoeft te zijn.

Kortom, er zijn nogal wat kanttekeningen te plaatsen (om het maar lichtelijk uit te drukken) bij de Sapir-Whorfhypothese dat de taal die je spreekt, de manier bepaalt waarop je de wereld bekijkt. Benieuwd naar het Branch Out-advies betreffende Legal English? Maak je in de eerste plaats druk over je English, je Legal hangt erg af van de rechts-
grondslag, het rechtsgebied, het rechtssysteem, het rechtsbereik, de rechtshistorie, de rechtsfilosofie en ga zo nog maar even door…

What’s in a language? (52)

Zo af en toe steekt het weer zijn lelijke hoofdje op: de notie dat er “in andere talen”
woorden bestaan die iets betekenen waar “wij” (de Nederlanders, denk ik) geen woorden voor hebben. Zoals afgelopen zaterdag weer in een essay (ook écht als zodanig aangekondigd!) in de NRC van Christiaan Weijts, getiteld: “Woorden voor het
onbenoembare”
.

En weer kunnen we het rijtje anderetaalwoorden lezen waar geen Nederlands equivalent voor zou zijn: het Portugese saudade, het Italiaanse culaccino, het Japanse komorebi, en, natuurlijk, het Deense hygge. Die lijst van woorden die alleen maar bestaan in je eigen taal is moeiteloos uit te breiden met nog eens 100.000 voorbeelden. Weijts noemt dit “een fenomeen waar zelf ook geen woord voor is”. Jammer voor hem, maar daar bestaat
natuurlijk wél een woord voor, en dat woord is gewoon ‘taalleemte’. Oftewel, volgens Wikipedia: “het ontbreken in de taal van een woord of standaarduitdrukking voor iets
concreets in de werkelijkheid of een bepaald concept. Een dergelijk gat in de taal valt met name op als er voor hetzelfde in een andere taal wel een specifieke term bestaat”.

Hier valt heel wat op af te dingen, en misschien kan je zelfs zeggen dat dergelijke
romantische ideetjes over taal gevaarlijk uit kunnen pakken…

Wat valt er dan op af te dingen? Ten eerste is het nog maar de vraag of de sprekers van de desbetreffende taal die woorden zélf wel kennen of gebruiken. Saudade en hygge zullen resp. Portugezen en Denen best wel bekend voorkomen, maar de vraag hier is of door die woorden telkens weer op dezelfde rijtjes terug te laten komen, internationale toeristische marketingstrategieën hier niet een belangrijke rol in spelen. En het is alweer een stuk
twijfelachtiger of een gemiddelde Italiaan ooit culaccino (=vermeend Italiaans voor het kringetje water dat een koel, beslagen glas op een tafel achterlaat) gebruikt. Komorebi (=vermeend Japans voor de zon die op een bepaalde manier door de bladeren schijnt) komt uit een roman uit 11e –eeuw: ‘Het Verhaal van Genji’. Ik durf er iets om te verwedden dat de gemiddelde Japanner er nog nooit van heeft gehoord. Veelzeggend overigens, is dat culaccino  óók een merk limoncello is, en komorebi een duur merk Belgische zonnebrillen, maar dit terzijde (Kip? Of ei?).

Ten tweede is het vaak simpelweg de structuur van een taal die ervoor kan zorgen dat er überhaupt dergelijke woorden kúnnen ontstaan. Zo zijn er agglutinerende talen waar
voor- en achtervoegsels aan een woord kunnen worden toegevoegd om de betekenis verder te specialiseren (zoals het Fins, het Turks en het Japans) en isolerende talen waar het een stuk moeilijker is om van twee (of meer) woorden een nieuw woord te maken. Het Engels is hier een (bescheiden) voorbeeld van. Daarom zie je ook veel meer Engelse dan Nederlandse woorden “los” van elkaar geschreven staan.

(Kleine Tip: dit is ook de voornaamste reden om in het Engels nóóit haakjes binnen hetzelfde woord te gebruiken! Wij zien vaak door Nederlanders geschreven Engelse woorden als (inter)national, (soil)pollution (im)patience etc. Schrijf in plaats daarvan: national and
international, polution and soil polution. patience and
impatience etc. Hier al eerder over geschreven).

En ten derde: als er geen anderstalige equivalenten voor woorden zijn, zal dat wel een
reden hebben. Een reden van bestaansrecht, bijvoorbeeld: waarom zouden de Engelsen een woord moeten hebben voor hypotheekrenteaftrek (overigens een mooi voorbeeld van iets agglutinerends) als ze dat niet hebben? Of een historische reden: het Oud-Engels had ooit een woord voor “niets-zeggen”: het woord swīgan (nauw verwant aan ons “zwijgen”, dus), maar dat is nu alweer een tijdje: to be silent. Of iets breder getrokken: wij horen vaak dat de Engelsen met zoveel omhaal van woorden zo beleefd en formeel zijn. Is dat
misschien ook omdat er in het Engels geen verschil (meer) is tussen “u” en “jij”, en dat dat op de een of andere manier gecompenseerd moet worden?

En waarom zou het zelfs gevaarlijk kunnen zijn om te denken dat andere talen een of
andere geheimzinnige voor ons niet te ontcijferen code bevatten? Omdat we dan het gevoel krijgen dat die mensen de wereld om hen heen op een heel andere manier bekijken. Omdat het dan nog maar een kleine stap is naar de gedachte dat die anderstaligen ook wel eens slecht en inferieur zouden kunnen zijn, met een voor “ons” onbekende kennis van dingen die ze ook wel eens tegen “ons” zouden kunnen gebruiken. Omdat het
“buitenlanders” zijn, een heel ander “soort” mensen.

De taal die je spreekt, bepaalt de manier waarop je de wereld bekijkt. Dat is, kort en bondig samengevat: de Sapir-Whorfhypothese (ook aangehaald door Christiaan Weijts in zijn NRC-essay). Moeten we deze hypothese serieus nemen? Betekent dit dat er inderdaad
“onvertaalbare” woorden zijn? En wat betekent dit voor Legal English? Volgende week meer hierover in Deel 2.

 

 

Clarity (41)

In het common law-systeem is het schriftelijke contract de enige bron van een overeenkomst. Deze zgn. Parol Evidence Rule sluit extrinsiek bewijs uit met betrekking tot de bedoeling van de partijen. Als gevolg daarvan heeft zich een heel rechtsstelsel
ontwikkeld dat zich bezighoudt met de interpretatie van contracten. Woorden hebben een specifieke betekenis en het onzorgvuldig opstellen van contracten kan tot onverwachte
resultaten leiden.

De eerste stelregel van juridisch schrijven is daarom: Never change your language unless you wish to change your meaning, and always change your language if you wish to change your meaning. Zo schreef reeds in 1859 de Engelse jurist/rechtsfilosoof Jeremy Bentham in zijn Essay on Language.

In de praktijk betekent dat dat je in een juridische tekst zo weinig mogelijk gebruik moet maken van synoniemen of gelijkbetekenende woorden. En zelfs deze laatste vier woorden (“synoniemen of gelijkbetekenende woorden”) is eigenlijk al taboe; heb je eenmaal het
woord “synoniem” gebruikt, blijf dat dan ook gebruiken en verander dat niet in de
volgende zin in “gelijkbetekenende woorden”.

Legal writing-experts noemen deze stelregel: Avoid Elegant Variation. Dat klinkt misschien een beetje vreemd, want elegant willen we allemaal wel zijn, en als we dat niet zijn dan willen we  wel zo schrijven, toch? Dit is een mooi voorbeeld van hoe woorden in de loop van de tijd van betekenis veranderen. Elegant werd in de tijd dat deze regel ontstond (opgeschreven door de broertjes Fowler in hun A Dictionary of Modern English Usage in 1926) opgevat als een verwerpelijk soort verwijfde Franse oververfijning. Echte mannen… nou ja, u begrijpt het al. De moderne legal writing-expert Bryan Garner bezigt in zijn Oxford Dictionary of American Usage and Style  daarom liever de stelregel: Avoid Inelegant Variation. Over Elegant Variation hebben we het in deze blog al eerder gehad (lees hier of ook hier). Maar onlangs vielen ons een aantal dingen in pre-Course Tasks op. (Een pre-Course Task is de voorbereidende opdracht die wij deelnemers aan onze training Legal English Writing Skills laten schrijven voor aanvang van hun training). Zo lazen wij bijvoorbeeld:

  • Each remedy has its own advantages and disadvantages. Each option is discussed
    below.
  • The right to levy tax will accrue to Singapore as the State of residence…. Singapore has the right to levy taxes as the State of employment.
  • Management board is required to keep records … Management board is obliged to file an officially certified copy of the changed articles of association at …
  • A right to compensation requires that X is in default of payment, unless compliance has already become permanently impossible pursuant to … As a result of X’s response, the fulfilment of the obligation has already become permanently impossible and the requirement of default does not apply. 
  • The rights of legatees close to the deceased and of creditors of the succession must be effectively guaranteed. In the event that there are several beneficiaries, …

Allemaal woorden of begrippen die hetzelfde betekenen maar om wille van het voorkómen van saaiheid of het tonen van eruditie, misschien niet direct juridische gevolgen hebben, maar in ieder geval verwarring veroorzaken. Niet doen, dus, die Elegant Variation. Ernstiger wordt het als iemand, hoogstwaarschijnlijk onbewust, twee termen gebruikt die een
andere (in een common law-systeem) betekenis hebben. To dissolve a contract en to rescind the contract betekent allebei “een contract ontbinden”, maar wél met hele andere
rechterlijke gevolgen. Als je dus schrijft:

  • Consequences of loss of value upon dissolution … If you choose to rescind the
    contract, an undoing of the agreement will follow.

kan dat grote juridische consequenties hebben.

In Harrison v University Hospitals NHS Trust van 2017 werd veel tijd (en moeite en geld) besteed aan het (vermeende) verschil tussen to commence, to start en to begin. Vermeend, omdat de rechter, Sir Terence Etherton tenslotte oordeelde: Further, it is impossible to
divine any sensible differentiation in this context between the word “commenced” and the word “started” or the word “begun”. They here mean the same thing
.

Om dan maar af te sluiten met de wijze woorden van Lord Diplock, expert op het gebied van contractenrecht: The habit of a legal draftsman is to eschew synonyms. He uses the same words throughout the document to express the same thing or concept, and
consequently if he uses different words the presumption is that he means a different thing or concept.
(uit Prestcold (Central) Ltd. V Minister of Labour [1969])

Correctness (33)

We kunnen er niet vaak genoeg op hameren, en daarom hanteren we die hamer hier nog maar weer eens: in het Engels is er een kolossaal verschil tussen if en when.

In de welbekende notendop: when gebruik je als wanneer je er, normaalgesproken, bijna zeker van bent dat iets gaat gebeuren: When Monday comes, the court will sit.  If gebruik je als een resultaat (nog) helemaal niet  zeker is: Please let us know if you have any problems with the attached. (Lees de blog  “Als als is indien, is als if! (1)” voor meer hierover).

 Het lastige voor Nederlanders die Engels gebruiken, zit ‘m in drie dingen:

  • When lijkt wel erg veel op ‘wanneer’;
  • Het Nederlands kent niet zo’n afgebakend betekenisverschil: ‘als’ en ‘wanneer’ kan je over het algemeen met elkaar verwisselen zonder dat het veel verschil maakt;
  • Het is niet zo zeer een grammaticaal verschil, als wel een betekenisverschil.

Om dat laatste puntje te illustreren: grammaticaal gezien kan je net zo goed zeggen If Monday comes, the court will sit, maar dan loop je rond met het apocalyptische gevoel dat de wereld vóór die maandag is vergaan. En zo kan je ook zeggen Please let us know when you have any problems with the attached, maar dan ga je ervan uit dat de ontvangende
partij zéker problemen gaat krijgen met het openen van het aangehechte document. Zeg dan ook nooit tegen een Engelstalige: He will call you if he comes back from his holiday, want dan suggereer je dat de kans groot is dat hij helemaal nooit meer terugkomt. Gebruik: when (tenzij hij op vakantie is in Kabul of aan het duiken is op een plek met veel witte haaien, natuurlijk).

En als een Engelssprekende Nederlander eenmaal doorheeft waar en wanneer hij if en when moet gebruiken, komt gelijk de volgende vaak-gemaakte fout bovendrijven: het
gebruik van het werkwoord will (en het daarvan afgeleide would) in zinsdelen die met if en when beginnen. Dus niet: When you will arrive tonight, we will go out for dinner, maar gewoon: When you arrive tonight, we will go out for dinner.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat wij dat niet héél erg vaak zien, maar bij zinsdelen die met if beginnen en gevolgd worden door would, juist des te vaker. Een aantal voorbeelden uit de praktijk van de laatste weken:

  • If I would have (moet zijn: have) to write a legal document in English, I would need help from someone who has more experience in writing in English.
  • If I would have chosen (moet zijn: had chosen) another Master’s program, such as European Law or International Law, I might have had more experience with writing in English.
  • If we would have been (moet zijn: had been) more thorough, we could have caught this issue.
  • If Party A wishes to enforce performance and this claim would be (moet zijn: is) allowed by the court, Party A will have to comply with all the agreements made. (NB: deze fout is extra jammer: If … wishes is prima, maar dat moet je dan wel voortzetten in het zinnetje na and (=nevenschikkend voegwoord) en daar dus ook een gewone tegenwoordige tijd van maken: is)

Een belangrijke tip derhalve: in een zin(sdeel) dat begint met if of when, gebruik NOOIT will of would!! (Met als enige uitzondering als when een vraagwoord is: When will I see you again?,  zongen de Three Degrees al, grammaticaal correct).

Waarschijnlijk is de oorzaak van deze fout het Nederlandse ‘zou’, dat op het gehoor zo lijkt op het Engelse would; in iedere zin hierboven proef je als het ware dat de schrijver wil zeggen: resp. ‘Als ik een Engels document zou moeten schrijven, dan…’, ‘Als ik een ander Master zou hebben moeten kiezen dan…’, ‘Als we nauwkeuriger zouden zijn geweest dan…’, etc.

Nog wat ifjes en whennetjes: je ziet nog steeds regelmatig de uitdrukking: if, and only if… of ook:  if, but only if… Dit gebruik wordt, met name in juridische teksten, met klem
afgeraden. Het voegt niets toe en meer woorden kunnen alleen maar verwarrend zijn. Als je in voorkomende gevallen al wat extra nadruk wil geven, dan zou only if al genoeg moeten zijn, maar ook dat wordt afgeraden, hetzij met wat minder klem.

Ook if and when komt nog regelmatig voor, maar ook if and when voegt uiterst zelden iets toe en kan, opnieuw, voor verwarring en ambiguïteit zorgen. Mocht je het toch nodig
vinden om iets dergelijks te benadrukken, gebruik dan as and when.

Conciseness (13)

Due and payable… dat lijkt weer eens op een  juridische dubbeling (legal doublet) waar het legal English vol van staat. (Zie bijv. hier in een eerdere blog).   

De “officiële” betekenis van due and payable is: Owed to another party and required to be settled straight away. Due and payable geeft aan dat een bepaald bedrag verschuldigd is, maar als er een datum bijstaat (Due and payable on … plus datum) botst dat dus met de betekenis.

Traditioneel bevatte due (=verschuldigd) een dubbelzinnigheid wanneer dat werd gebruikt in verband met een betaling omdat het twee dingen kan betekenen: nl. 1): ‘te betalen’,
‘verschuldigd zijn’ of ‘een schuld vormen’ en 2): ‘direct opeisbaar’. Betekenis (1) heeft
betrekking op het feit van schulden, betekenis (2) op het tijdstip van betaling. Vaak staan ​​op facturen aanvullende voorwaarden, zoals dat de betaling binnen 30 dagen moet
worden gedaan, anders wordt er een te-laat-vergoeding in rekening gebracht. De 30 dagen wachten op betaling is eigenlijk een verlenging van het krediet door het bedrijf aan de klant. Tegenwoordig is betekenis (2) bijna altijd de bedoelde betekenis.  Verder kan een schuld niet opeisbaar of verschuldigd (due) zijn zonder ook betaalbaar (payable) te zijn. De dubbeling due and payable is derhalve onnodig; payable volstaat. Echter, due and payable werd meestal geïnterpreteerd in de zin dat onmiddellijk moest worden betaald en met die 30-dagen regel zou dat ietwat vreemd overkomen…., maar als die betekenis inderdaad wordt bedoeld, is het beter om dat dan ook maar gewoon te zeggen/schrijven: payable
immediately
.

Due (dus zonder payable) wordt verder overigens héél soms gebruikt wanneer een schuld is ontstaan, maar de betaling niet hoeft plaats te vinden totdat er iets anders gebeurt. Ofwel het Latijnse juridische grondstelling: debitum in praesenti solvendum in futuro: de schuld is opeisbaar, maar niet betaalbaar tot in de toekomst.

De Words and Phrases Guide, A Guide to Plain Legal Language van de Australische overheid maakt korte metten met dat due and payable. Deze gids stelt de volgende veranderingen voor: voor 1) due and payable schrijf: payable (of payable immediately); voor 2) due for
payment
schrijf: payable; voor 3) payments due schrijf: amounts payable; voor 4) the amount of the levy is due and owing schrijf: the amount of the levy is payable; voor 5) debt due to … schrijf: debt payable to … etc.

Hoe gaan Nederlandstalige juristen hiermee om? Een korte blik op vertalingen “in een
context” bij Linguee zegt dat het Engelse due and payable vaak wordt “vertaald” met  ‘Opeisbaar’, ‘verschuldigd en betaalbaar’, ‘verschuldigd en opeisbaar’, ‘verschuldigd’,
‘verschuldigd en te betalen’ of ‘opeisbaar en terugbetaalbaar’. Opmerkelijk is verder dat opvalt dat bij de vertaling van due and payable meermalen sprake is van ‘onmiddellijk
betaalbaar’, zonder dat er in het Engels staat: immediately.

Kortom, Nederlandse juristen maakt het minder uit wat wel of niet precies due and payable betekent. Hoogstwaarschijnlijk is voor Nederlandse juristen de context belangrijker dan de exacte bewoording. En als dat een probleem gaat vormen, dan geeft de rechter daar wel een contextuele mening over. Heel wat anders dan in de Anglo-Amerikaanse rechtspraak waar de letter van het contract een stuk belangrijker is.

De term due and payable wordt al zó lang gebruikt dat het bijna een Term of Art-status heeft gekregen. Ten onrechte dus, volgens velen, waaronder de Linklaters advocaat Andrew Marshall. Hij schrijft in het artikel Is “due and payable” a magic phrase? in het Australische Insolvency Law Journal: Fortunately, some recent cases have extricated this phrase from the underlying conflict, showing that there is no relevant difference between “due” and “payable” in this context. The doublet should therefore be reduced to simply “payable”, creating a clearer test for insolvency in the Corporations Act and in the many
contracts that mimic it.

Zo zij het.

Clarity (40)

Vorige week kwam een deelnemer aan onze Drafting better contracts in English-training met een interessant puntje. Zij had een simpel Nederlandstalig arbeidscontract dat voor een niet-Nederlandstalige werknemer in het Engels moest worden opgesteld. Eén van de overwegingen in dat contract was: “Dit Contract vervangt alle eventueel eerder gesloten
contracten en gemaakte afspraken tussen Partijen”. Zij maakte hiervan: The Contract
replaces all employment contracts and other agreements formed and signed between the Parties.
Haar cliënt had problemen met de omissie van het Nederlandse woord “eventueel”. Hoe nu verder?

Na wat gehersenstorm kwamen zij op iets dat het woordje “eventueel” zou kunnen
opvangen: gebruik het hulpwerkwoord may, als in (bijv.): The Contract replaces all
employment contracts and other agreements which may have been formed and signed
previously between the Parties
. Nog afgezien van het feit dat dit een wat onnodig lange en onhandige zin is, komt hier nóg een probleempje om de hoek kijken: het gebruik van may.

We hebben het hier al eerder gehad over may in juridische teksten, maar als het heel
specifiek over contracten en de taal ín contracten gaat, kan het wel wat meer problemen opleveren dan voorzien. Alle Engelse hulpwerkwoorden (can, must, shall, ought, will en dus ook: may) zijn zgn. defective verbs, gebrekkige werkwoorden dus. Werkwoorden die geen vervoeging of andere tijden hebben en daarom ook niet “op eigen kracht” een bepaalde tijd, een bepaald aspect, of personen, geslachten of modaliteiten kunnen uitdrukken op de manier van werkwoorden die wel kunnen worden vervoegd, of een andere tijd (kunnen) hebben.

En omdat Engelse hulpwerkwoorden defective of “gebrekkig” zijn, en dus openstaan voor veel interpretatie, staat het gebruik ervan (in met name contracten) garant voor watervallen aan rechtszaken. En al helemaal in de Anglo-Amerikaanse rechtswereld omdat
sommige werkwoorden in de loop van de tijd alleen maar gebrekkiger worden. Het woord should bijvoorbeeld is etymologisch gezien de verleden tijd van shall, maar wordt al heel erg lang gebruikt als je een soort morele verplichting aan wil geven. Dat is met name in het Anglo-Amerikaanse rechtssysteem lastig omdat het “Woord van de Wet” daar zo
allesoverheersend belangrijk is (case law etc.)

Hele bibliotheken zijn volgeschreven over de betekenis (of misschien liever gezegd: de
interpretatie) van can, must, shall, ought, will en may en deze Branch Out Legal English Blog doet daar vrolijk aan mee. Om nu eens een eind te maken aan die voortdurende
interpretatie-oorlog in Anglo-Amerikaanse rechtbanken, is er een school van contract drafters die een bijna wiskundige oplossing voorstaat. Hulpwerkwoorden, zo stelt deze school, dienen ingedeeld te worden in een 10-tal categorieën waar je je streng aan moet houden; het vergroot de duidelijkheid en verkleint zodoende het risico op (juridische) onenigheid. Zo stelt Kenneth A. Adams in zijn  A Manuel of Style for Contract Drafting voor om ieder Engels hulpwerkwoord een eigen functie, een eigen categorie te geven. Zie voor deze categorieën hier in een eerdere blog.

En daar komt may ook weer tevoorschijn. Adams schrijft dat may (in ieder geval in
contracten!) behoort tot de categorie Language of Discretion, oftewel: language stating that a party has the discretion to take or not to take a specified action. Usually expressed through use of ‘may’ or ‘is entitled to’ (verrassend genoeg dus, als het Nederlandse ‘mag’ van ‘mogen’). En dat botst nogal met het door de cliënt van onze deelnemer voorgestelde […] and other agreements which may have been formed and signed […].

Daarnaast komt het ook nogal eens voor dat het woord may in contracten door rechters wordt geïnterpreteerd als must. Diverse legal style guides wijzen erop dat je dan beter
inderdaad gewoon must kan gebruiken, of, als je niét must bedoelt, dan het woordje may tussen haakjes nog te verduidelijken, zoals in may (but is not obliged to) of anders: may (but need not). Waar je het woord may buiten contracten verder allemaal voor wil gebruiken, moet je natuurlijk zelf weten, het gaat hier alléén over de taal die je in contracten gebruikt.

En net zoals should oorspronkelijk de verleden tijd was van shall, was might (opnieuw:
etymologisch gezien) de verleden tijd van may. De algehele tendens op dit moment is dat (buiten contracten om, dus) may een mogelijkheid of waarschijnlijkheid uitdrukt, maar dat might weer wat vraagtekens zet bij die mogelijkheid of waarschijnlijkheid en het ietsje
onwaarschijnlijker maakt.

Tenslotte dan: hoe heeft onze deelnemer de zaak opgelost? Heel simpel eigenlijk, namelijk door te kijken naar het Nederlandse origineel. Daar staat inderdaad het woordje “eventueel”. Maar wat doet dat woord daar? En waarom staat het daar? Het voegt niets toe aan “Dit Contract vervangt alle eventueel (sic!) eerder gesloten contracten en gemaakte
afspraken tussen Partijen”, dus dat had je er net zo goed uit kunnen laten. En als het er niet staat, hoef je ook niet te zoeken naar een Engels equivalent te zoeken. Kijken naar het
origineel… misschien iets wat mensen vaker zouden moeten doen? Case closed.