All posts by Peter Peek

Clarity (38)

Eén van minst gebruikte leestekens in juridische stukken moet wel het uitroepteken zijn. Uitroeptekens voegen namelijk emotie toe aan teksten, en de algemene gedachte is wel dat emoties in legal writing zoveel mogelijk uitgebannen dienen te worden.

Nu hebben leestekens het sowieso al altijd moeilijk gehad in, met name, Engelstalige
juridische stukken. Het geloof onder advocaten, rechters en wetgevers in common law-jurisdicties was dat bij het opstellen van contracten, uitspraken en wetten de interpunctie onbelangrijk was; de betekenis van juridische documenten moet worden bepaald aan de hand van de woorden in het document en hun context in plaats van aan de hand van interpunctie. Bij het opstellen van juridische teksten werd daarom weinig of zelfs helemaal geen interpunctie gebruikt. Dit maakte de meeste juridische teksten uiterst moeilijk
leesbaar en vaak zeer dubbelzinnig.

Nog steeds is de juridische wereld spaarzaam met punten, komma’s, dubbele punten,
puntkomma’s etc., maar het exclamation mark (of exclamation point, zoals het teken in Amerikaans-Engels heet) komt er wel heel bekaaid vanaf. Vooral Amerikaanse rechters hebben er iets tegen. Het Illinois Appellate Court vond dat repeated use of exclamation points at the end of sentences […] are not appropriate for inclusion in an appellate brief (In Re Marriage of Sykes, 596). Het Texas Appeals Court berispte een rechter die in zijn vonnis schreef: The answer to the question is yes!, met een duidelijk: The exclamation point should not have been used and such use should be avoided in the future. (Grappig genoeg, typisch een zinnetje dat zou moeten eindigen met een uitroepteken, maar goed…)

Dit komt allemaal overeen met de bevindingen in het onderzoek The Role of Emotional Language in Briefs Before the U.S. Supreme Court. Partijen, zo wijst dit onderzoek uit, die minder emotionele taal in hun processtukken gebruiken, vergroten duidelijk hun geloofwaardigheid en hebben veel meer kans om de rechter aan hun kant te krijgen door afgemeten, objectieve taal te gebruiken. En daar horen uitroeptekens zeker niet bij.

Het feit dat geschreven tekst in common law-jurisdicties zo belangrijk is, stelt diezelfde common law-jurisdicties vaak nu nog voor problemen. Toen wetten en contracten door middeleeuwse advocaten nog met de hand werden geschreven en door kopiisten werden vermenigvuldigd, was een overschrijffoutje snel gemaakt, en welke “letter van de wet” moet dan worden gevolgd? Dat is waarschijnlijk nóg een reden waarom er zo weinig
mogelijk van leestekens gebruik werd gemaakt. Als case law (één van de pijlers van het common law-systeem) zo belangrijk is, kan bijvoorbeeld een, al dan niet goed overgeschreven, komma meer of minder in een bepaalde clausule in een contract een wereld van verschil maken.

Voor een jurisdictie die zo erg op tekst leunt, is het verder verbazingwekkend dat men maar nauwelijks bekijkt wat de invloed is van de beschikbare techniek om die tekst te (re)produceren. Uitroeptekens zijn een manier om extra aandacht te vragen, maar daar zijn met de opkomst van de schrijfmachine ook  andere manieren voor gekomen. HOOFDLETTERS, bijvoorbeeld, of onderstrepingen. Aardig is hier om te vermelden dat het een hele lange tijd heeft geduurd voordat het uitroepteken überhaupt op het toetsenbord van een schrijfmachine verscheen. Nog in 1973 legde D.H. Whalen in het hoofdstuk Typing Other Than Letters in  het onvolprezen The Secretary’s Handbook uit hoe je een uitroepteken moest typen (namelijk door eerst de accenttoets in te drukken, dan een spatie terug te gaan en vervolgens een punt te typen). En met de komst van de
tekstverwerker en Word (en aanverwante) werd het mogelijk om ook extra aandacht te
vragen door woorden en zinnen dikgedrukt of cursief te maken.

Het mooie is: aan al die verschillende manieren werd als bij toverslag ook een juridische “betekenis” vastgeplakt. Zo vereisen bijvoorbeeld de Arizona Revised Statutes dat bepaalde woorden in contracten in DIKGEDRUKTE HOOFDLETTERS worden weergegeven, en heeft eigenlijk iedere Amerikaanse staat weer andere regels…

Een ironische speling van het lot is dan weer dat volgens de algemeen aanvaarde theorie het uitroepteken juist te danken is aan die middeleeuwse advocaten en kopiisten; zij beëindigden zinnen soms met het Latijnse woord ”io” (=vreugde of hoera) als lofuiting of bewondering. De o werd wat kleiner en eindigde tenslotte onder de i die zijn uiteindelijk z’n puntje verloor.

 

 

 

What’s in a word? (42)

Natuurlijk is “taal” het belangrijkste instrument van een advocaat. Alleen, in sommige
landen (en met name landen met een common law-rechtssysteem, ofwel: de meeste Engelstalige landen) lijkt het nog een stuk belangrijker dan in landen met een civil law-systeem (ofwel: de meeste Europese, niet-Engelstalige, landen). Of anders gezegd: landen waar de “letter van de wet” prevaleert boven de “geest van de wet”.

In 2014 schreef ik al eens een blog over de explosieve toename van het gebruik van
woordenboeken bij het Amerikaanse Supreme Court (hier nog te lezen). Ik schreef toen dat o.a. de historische interpretatie van het woord marriage de acceptatie in de VS (en dus de juridische onderbouwing) van het homohuwelijk flink in de weg heeft gezeten.

Al in 1945 schreef Judge Learned Hand in zijn vonnis in Cabell v. Markham: It is one of the surest indexes of a mature and developed jurisprudence not to make a fortress out of the
dictionary.
(De zaak ging over hoe het woord associate  geïnterpreteerd diende te worden). Hoewel hij dit hoogstwaarschijnlijk niet zo bedoeld heeft, moeten Learned Hand’s
woorden een aantal mensen aan het denken hebben gezet in de richting van: “nee, alleen woordenboeken zijn niet genoeg”.

Aangezet door steeds grotere digitale mogelijkheden om teksten en archieven te doorzoeken, kwam rond 2010 de Law & Corpus Linguistics-beweging op stoom. Law & Corpus Linguistics (LCL) is nu een snel opkomende juridische discipline die de kracht van big data wil benutten om empirisch bewijs te leveren over de betekenis van woorden en zinnen in juridische instrumenten. De Brigham Young Law School begon in 2013 met een leergang law and corpus linguistics en steeds meer Amerikaanse universiteiten bieden nu deze
mogelijkheid.

In juli 2011 kwam de eerste rechterlijke mening in de Amerikaanse geschiedenis die
corpuslinguïstiek gebruikte om de betekenis van een juridische tekst te bepalen. In In re. the Adoption of Baby EZ (een adoptiezaak) ging het over het woord custody. Opperrechter Lee bekeek 500 gerandomiseerde voorbeeldzinnen uit het Corpus of Contemporary American English (COCA) en ontdekte dat de meest gebruikelijke opvatting van “voogdij” (custody, dus) lag in de context van echtscheiding in plaats van adoptie. Verder ontdekte hij dat “voogdij” tien keer vaker voorkwam in combinatie met “echtscheiding” dan met “adoptie”. Justice Lee concludeerde daaruit dat hij zou (moeten) vinden dat de voogdij-
procedures beperkt zouden moeten worden tot echtscheidingsprocedures, in plaats van een veel breder scala van voogdijprocedures.

Sindsdien vragen rechters steeds vaker om corpuslinguïstiek in te zetten. Wat moet je
bijvoorbeeld met het verbod to carry a firearm? Betekent dat écht een wapen op je lichaam te dragen, zoals vermoedelijk de bedoeling was toen die wet geschreven werd, of betekent het ook dat een wapen in je dashboardkastje van je auto onder to carry a firearm valt, zoals in Muscarello vs. United States aan de orde kwam?  Auto’s namelijk, laat staan dashboardkastjes, bestonden niet toen die wet van kracht werd. Het Supreme Court, overigens, meende dat hier geen verschil in was…

Corpuslinguïstiek wordt door Amerikaans rechtbanken momenteel regelmatig ingezet
zodat woorden in wetten hun “gewone” betekenis krijgen. De regel is gebaseerd op de veronderstelling dat de wetgever hoogstwaarschijnlijk heeft bedoeld dat de taal in hun gewone betekenis wordt begrepen, én op de veronderstelling (en: hoop) dat mensen die aan dergelijke wetten onderworpen zijn, zo beter hun rechten en plichten zullen begrijpen. Jammer genoeg zijn rechtbanken het echter niet eens als het erom gaat te bepalen welke van de beschikbare betekenissen van een term de “gewone” is. Beslissingen worden (gelukkig nog steeds) genomen op basis van 1) de linguïstische intuïtie van de rechter, 2) woordenboekdefinities, maar 3) verwijzingen naar linguïstische corpora worden steeds
belangrijker.

Op dit moment speelt een hoger beroep in Jones vs. Becerra  waar de rechters aanvullende informatie hebben aangevraagd. Jones vs. Becerra is een zaak betreffende de grondwettigheid van een Californisch statuut dat de verkoop van vuurwapens aan personen onder de 21 jaar verbiedt. Het gaat over de zinsneden in het Tweede Amendement van de Amerikaanse grondwet (uit het jaar 1791) of particulier wapenbezit nu wel of niet is
toegestaan. Wat betekenden, op het moment van schrijven, de zinsneden: a well regulated militia, the right of the people of shall not be infringed? En dus: wat was de bedoeling van de schrijvers van dat amendement?

Woorden betekenen écht iets in de Engelstalige rechtspraak! (Hoewel het feit, hoe je het wendt of keert, natuurlijk blijft hoe daarmee om te gaan…).

Clarity (37)

Rechtszaken óver poëzie zijn er natuurlijk genoeg. Denk nog maar eens aan de Schmähkritik van de Duitse komiek Jan Böhmermann waarmee hij de Turkse president Erdogan voor geitenneuker en pedofiel (en nog veel meer, zie hier) uitmaakte. Rechtszaken mét poëzie zijn moeilijker te vinden. Tenminste… in landen met een civil law-rechtssysteem. In Engeland en Amerika (met een common law-systeem) is dat anders.

A groom must expect matrimonial pandemonium/ When his spouse finds he’s given her
cubic zirconium”.
Zo begint een afwijkende mening van rechter J. Michael Eakin (één van de opperrechters van het Superior Court van de Amerikaanse staat Pennsylvania) in de zaak Porreco v.Porreco uit 2002, waarin werd ingegaan op de vraag of een vrouw redelijkerwijs mocht vertrouwen op de bewering van haar man dat een verlovingsring $ 21.000 waard was, terwijl de steen erin nep was (geen diamant maar zirkonium, dus).

En dat was zeker niet de eerste keer dat judge Eakin zijn poëtische gaven etaleerde. Zo schreef hij in een andere zaak (Bush v. Bush) een heel oordeel op rijm: A deal is a deal if fairly undertaken/ And we find disclosure was fair and unshaken. (Lees hier voor zijn hele, op rijm gestelde oordeel).

Zijn collega-opperrechters waren, op z’n zachtst gezegd, not amused. Judge Ralph Cappy zegt hier (o.a.) over: “every jurist has the right to express him or herself in a manner the jurist finds appropriate. I am concerned about the perception that the public might form when an opinion of the court is reduced to rhyme”. Zijn “baas” Chief Justice Stephen A. Zappala, voegde daar nog aan toe dat “an opinion that expresses itself in rhyme reflects poorly on the Supreme Court of Pennsylvania”.

Een beetje lafhartig misschien, maar Eakin haastte zich dan ook om te zeggen dat hij dit écht nimmer en nóóit zou doen bij ‘serieuze’ zaken: “I would never do it in a serious criminal case. The subject of the case has to call for a little ‘grin and bear’. You have an obligation as a judge to be right, but you have no obligation to be dull”

In Nederland zou hij daar niet zo maar mee wegkomen. Op het eind van een zittingsdag in de Klimopzaak (grootschalige vastgoedfraude) in 2011 vond rechter Rino Verpalen het een goed idee om de eerste acht regels van het gedicht “De Pruimenboom” van Hieronymus van Alphen te citeren (u kent het wel, die van “Jantje zag eens pruimen hangen“, zo niet: klik hier). Verpalen vond dat de poëzie paste bij de luchtige sfeer van dat moment, zo
verklaarde hij nadien. Hij werd prompt gewraakt. Volgens de wrakingskamer namelijk “had de voordracht in feite geen enkele functie” en de wrakingsrechters konden zich goed voorstellen dat de beide verdachten bang waren een partijdige rechtbankvoorzitter tegenover zich te hebben.

Verdachten krijgen tijdens een rechtszaak steeds vaker de gelegenheid om hun spijt of medeleven uit te spreken richting de slachtoffers. Maar toen Ergün S., de verdachte van de Pathé-moorden in Groningen, vorig jaar te kennen gaf dat hij een gedicht aan de nabestaanden wilde voordragen, stak de rechter hier een stokje voor. Spijt en excuses? Prima, maar dan wél in normaal proza, graag! Poëzie moet gewantrouwd worden!

Poëzie en rechterlijke opvattingen zijn strange bedfellows. Oordelen is normaal gesproken een prozaïsche taak: argumenten afwegen, juridische doctrines toetsen, feiten zoeken, conclusies formuleren, winnaars en verliezers verklaren, wetten schrijven en aankondigen enz. enz. Maar hoewel er hier en daar wat (Engelse en Amerikaanse) wenkbrauwen worden opgetrokken, komt in landen met een common law-rechtssysteem opmerkelijk veel vaker poëzie en literatuur voor. Of dat nu in de vorm is van zelfgefabriekt riimelarij (zoals dat van judge Eakin) of citaten uit bestaande gedichten of vergelijkingen uit romans, etc. (voor talrijke common law-voorbeelden: lees het essay Fiction and Poetry in Judgments). Dit laat opnieuw zien dat ‘taal’ een heel andere rol speelt in de Engelstalige juridische wereld. (Vorige week ook al opgemerkt).

Je kan natuurlijk verzinnen dat ‘rechtspraak’ in Engeland een hele andere ontwikkeling heeft gemaakt dan in Nederland; met veel vaker een innige band met de (koninklijke) machtshebbers. Heeft u zich bijv. wel eens afgevraagd waarom een rechtszaal in het Engels een courtroom heet? Een kamer dus aan het (koninklijke) hof, waar onder leiding van de koning recht werd gesproken? Koningen die zich ook graag lieten omringen met dichters, geschiedschrijvers etc., waardoor de kruisbestuiving tussen recht en poëzie optimaal was. En zelfs nu biedt vrijwel elke Amerikaanse en Britse universiteit het vak Law and Literature.

Al met al misschien de reden waarom de term “poetic justice” in het Engels een gevleugelde uitdrukking is en een Nederlands equivalent nauwelijks bestaat?

What’s in a language? (50)

Op deze plaats heb ik al een aantal malen geschreven over taalverandering en over hoe bang of juist hoe gelukkig we daarover moeten zijn. Lees bijv. hier of hier.  Nou is dat
natuurlijk niet alleen een Nederlands stokpaardje. In Engeland bijvoorbeeld waarschuwt  de voorzitter van de Plain English Campaigh, Marie Clair in the Daily Mail: “There is a
worrying trend of adults mimicking teen-speak. They are using slang words and ignoring grammar. Their language is deteriorating. They are lowering the bar. Our language is flying off at all tangents, without the anchor of a solid foundation
”. Ook de Queen’s English Society vecht al tientallen jaren voor het behoud van de Engelse taal zoals we die kennen: “Some changes would be wholly unacceptable, as they would cause confusion and the language would lose shades of meaning” schrijft de Society op haar, overigens erg vermakelijke en
informatieve, website.

Je kan makkelijk een aantal redenen bedenken waarom er, op het oog, meer Engelse verzuchtingen over zgn. taalverloedering zijn dan Nederlandse. Het Engels is ouder; in Engeland bestond er veel eerder een hofcultuur waar “taal” en “taalgebruik” veel
belangrijker werden gevonden; de Engelsen hadden veel meer last, dan wel profijt, van
talige invloed van hun koloniën; In Engeland is taal een stuk belangrijker in wetgeving en rechtspraak (“de letter van de wet”) dan in Nederland (waar “de geest van de wet” een veel grotere rol speelt); Engels als voertaal is veel belangrijker in de hele wereld; en ga zo nog maar even door.

Genoeg redenen dus om je op te winden over de teloorgang ervan. En zich opwinden over taalverloedering doen de Engelsen al minstens vanaf het jaar 1380 toen John Trevisa  een in het Latijn geschreven werk van de Benedictijner monnik Ranulf Higden  in het Engels vertaalde: “By intermingling and mixing, first with Danes and afterwards with Normans, in many people the language of the land is harmed, and some use strange inarticulate utterance, chattering, snarling, and harsh teeth-gnashing”.

Het was dan ook een echte ‘oogopener’ om het boek Don’t Believe a Word: The Surprising Truth About Language  van David Shariatmadari te lezen. Shariatmadari schrijft regelmatig voor de Britse krant The Guardian over taal en in dit boek weerlegt hij één voor één de sprookjes over vermeende taalverloedering. Eigenlijk komt het erop neer dat er niks te vrezen of te juichen valt: taal verandert, of je het nu leuk vindt of niet.

En taal verandert niet alleen omdat er andere woorden of uitdrukkingen ontstaan, maar ook omdat de grammatica verandert. Een mooi voorbeeld dat hij in het boek geeft, is het Engelse will, de (huidige) standaardaanduiding van de toekomende tijd in het Engels. Het gaf ooit verlangen en intentie aan. Het Engels I will betekende ooit “ik wil, ik wens” (als het Nederlandse “willen” dus). Nog steeds bestaat dat in het Engelse if you will (“als je wilt/
verlangt”). Maar omdat verlangens hoop voor de toekomst zijn, werd dit veel voorkomende werkwoord geleidelijk aan eenvoudigweg gezien als een toekomst-aanduider. Het verloor zijn échte betekenis en werd slechts een grammaticaal deeltje. De oorspronkelijk toekomst-aanduider, shall, verloor eveneens zijn betekenis en kreeg (of liever gezegd: zou, met name in juridische teksten als contracten e.d., moeten krijgen) meer de betekenis van “moeten”.

En daar ligt precies het probleem met een zichzelf steeds vernieuwende taal, of, meer in het bijzonder, een zichzelf steeds vernieuwend Engels. Engels is namelijk de taal van het common law-rechtssysteem; een systeem met een heel stelsel gewoonterecht waar
jurisprudentie leidend is; bij wetsvorming en rechtszaken wordt uitgegaan van eerder gedane gerechtelijke uitspraken in gelijksoortige zaken (de zgn. decisions). Bij iedere nieuw aangespannen rechtszaak wordt uitgegaan van het principe dat gelijksoortige rechtszaken behandeld moeten worden volgens consistente regels, zodat ze tot een gelijksoortig
resultaat leiden.

Maar wat nu als de taal verandert (wat-ie, volgens David Shariatmadari, voortdurend en onvermijdelijk doet), maar  in gerechtelijke beslissingen tegelijkertijd móét worden meegenomen wat de betekenis was vóór die veranderingen? Zie de, letterlijk honderden, rechtszaken over wat shall of will betekent in, bijvoorbeeld, contracten…

What’s in a language? (49)

Daar dacht u misschien dat u uw Legal English prima op orde had. De Engelse grammatica is onder knie. Uw Engelse zinsbouw is nagenoeg perfect. Uw woordkeuze is prima. U slaat de juiste toon aan bij de daarbij passende lezers. U kent de verschillende kenmerken van Civil Law en Common Law, dus weet u dat woorden er in het Legal English er meer toe doen dan in het Juridisch Nederlands. Uw interpunctie is in orde. U schrijft uw Letters of Recommendation informatief, kort, bondig en to the point. Uw Engelstalige contracten zijn éénduidig, nooit is daar maar één rechtszaak over aangespannen. En u heeft de laatste 257 Branch Out Legal English Blogs gelezen. Kortom, één dik, vet Facebookduimpje!

Maar dan beginnen ze over het lettertype!! Tenminste… “ze”? Het Hof van Beroep in het District of Columbia (zeg maar het centrum van de macht: Washington) ook wel de 9th Circuit genoemd, deed op 16 maart 2021 een belangrijke aankondiging aan procederende partijen: gebruik geen Garamond… (het lettertype, ja) maar liever Century of Times New Roman. Het is strikt genomen geen regel maar meer een “advies”, een advies dat u maar beter op kan volgen. Volgens deze aankondiging wordt het gebruik van het lettertype Garamond in juridische documenten “sterk ontmoedigd”, zeg maar: verboden.

Het probleem schijnt allereerst de leesbaarheid van het kleinere Garamond te zijn. Hoewel de federale regel van beroepsprocedure 32 (a) (5) al vereist dat alle lettertypes .14 moeten zijn. Anderen wijzen op de onleesbaarheid van cursivering in Garamond. Ook schijnt het paragraafsymbool (§) in Garamond moeilijk leesbaar te zijn en dat symbool wordt toevallig erg vaak gebruikt juridische stukken. Zo wordt Title 16 of the United States Code Section 580p in het kort: 16 U.S.C. § 580p.

Overigens is het hier misschien handig te vermelden dat het “§” in het Engels een section sign heet, en met paragraph (= het Nederlandse “alinea”) het ¶-teken wordt aangegeven en dan weer juist paragraph sign heet. Met andere woorden als Nederlanders zeggen “Artikel 12 van…” is dat in het Engels: Section 12.

Maar goed, paragraph, section, alinea of wat dan ook… Garamond is wél een stuk zuiniger in het gebruik. In 2014 stelde een student uit Pennsylvania het lettertype voor als een kostenbesparend, printerefficiënt lettertype waarmee de overheid ongeveer U$ 400 miljoen per jaar aan afdrukkosten zou kunnen besparen (lees hier).

Natuurlijk zijn lettertypes vaak het onderwerp van onderzoek is geweest. Zo leert een Princeton-studie uit 2010  dat lezers juist aanmerkelijk meer informatie onthielden als die informatie in een “lelijk”, of “ongebruikelijk” lettertype werd gepresenteerd, zoals bijv. Monotype Corsiva or Haettenschweiler (dit fenomeen wordt in de psychologie disfluency genoemd).

Ook zijn er genoeg onderzoeken (deze bijvoorbeeld) die uitwijzen dat lezers een tekst
serieuzer nemen als het in een “serieus” lettertype (zoals in het bijzonder: Baskerville) staat en een heel stuk minder als een minder serieus lettertype (zoals bijv. Comic Sans) wordt gebruikt.

En dan heb ik het nog niet eens over verder onderzoek naar lettertypes (schreef of
schreefloos, typeface, paginagrootte, inktkleur, de x-hoogte, basislijn, interlinie, marges. de hoeveelheid witruimte en lettergrootte. Ga hier naar een kort overzicht. Daar zie je
overigens ook een groot verschil tussen de VS en Europa; lettergrootte .14 is min of meer standaard in de VS, terwijl .12 in Europa al als zó groot wordt gezien dat die alleen voor kopjes in een tekst wordt aanbevolen…

In ieder geval heeft het Hof van Beroep in DC geen zin meer in die Garamond. Een échte
reden wordt niet gegeven, maar de complottheoretici hebben al een behoorlijk aantal
redenen gevonden: niet alleen de lettergrootte staat namelijk vast in juridische stukken (namelijk .14), ook het aantal pagina’s is aan restricties onderworpen, namelijk, afhankelijk van welk document: tussen de 15 en 35 pagina’s. ). En hoe minder er in zo’n juridisch
document staat, hoe makkelijker het wordt om een hoger beroep te verwerpen. Met Garamond kan je heel wat meer vertellen op 25 pagina’s dan met Times New Roman. (Ter vergelijking: een tekst die in Times New Roman 25 pagina’s in beslag neemt, kost in Garamond 21 pagina’s). Of anders, zo twittert Sean Marotta, partner van Hogan Lovells, de lettertypepositie van het DC Circuit is een subtiele manier om het personeel van de Civil Appellate van het Amerikaanse ministerie van Justitie (vaak de tegenstander in dit soort
zaken) voor gek te zetten, als een institutie die semi-famously uses Garamond in its briefs.

En als u nu mocht denken dat het een uniek verschijnsel is dat rechtbanken zich met lettertypes en –groottes bemoeien, dan heeft u het mis. Het Supreme Court vraagt advocaten hun stukken in Century aan te leveren; het Hof van Beroep voor het 7th Circuit (in de staten Illinois, Indiana en Wisconsin) heeft een hartgrondige hekel aan Times New Roman (a font useful only for “a quick read”. Lawyers don’t want their audience to read fast and throw the document away; they want to maximize retention). Lees hier. En dit terwijl het State Department (het Amerikaanse Ministerie BZ) juist besloot om alleen maar in Times New Roman te publiceren…

Dus ja, alleen maar perfect Legal English beheersen is lang niet genoeg. Er komt nog veel meer bij kijken! Diepe zucht…

Clarity (36)

Keer op keer wijzen we in deze blog op een (op het eerste oog verfrissend) kenmerk van het Common Law-systeem dat alles ligt besloten in de bewoordingen van een contract.  Rechters kunnen in een zaak alléén afgaan op de tekst zélf, en dus niet op de bedoelingen van wat er in zo’n contract overeengekomen is. Lees bijv. nog eens hier of hier .

Dat scheelt een hoop gedoe, zou je zo kunnen zeggen. Maar dan heb je niet gerekend met het feit dat veel van die teksten op verschillende manieren door verschillende partijen geïnterpreteerd kunnen worden. Eén van de redenen voor die verschillende interpretatie is het verschijnsel “syntactische ambiguïteit” (ook wel amfibolie). Syntactische ambiguïteit ontstaat wanneer een bepaalde reeks woorden kan worden opgevat als twee verschillende grammaticale structuren, elk geassocieerd met een andere betekenis.

Een zaak in Illinois (Regency Commercial Assocs., LLC v. Lopax, Inc., 2007 Ill.) is een goed voorbeeld van hoe zo’n syntactische ambiguïteit een mooie puinhoop kan maken van een contractuele relatie. Regency verkocht land aan Lopax om daar een Kentucky Fried Chicken-restaurant neer te zetten. Vervolgens wilde Regency een ander perceel grond in de buurt verhuren aan Pictor, een bedrijf dat van plan was een restaurant “Buffalo Wild Wings” te openen. (Buffalo Wings, overigens, zijn gebakken kippenvleugels met een hete saus. Klik hier als je dat superlekker lijkt…)

Lopax vreesde dat te veel KFC-klanten ook wel eens die Buffalo Wild Wings-lekkernij wilden proberen en diende een klacht in op basis van het contract waarmee zij de grond kochten. De rechtbank oordeelde dat de beperking betrekking had op fastfoodrestaurants die
voornamelijk kip serveren en oordeelde ook dat verder onderzoek nodig was om te bepalen of Buffalo Wild Wings een fastfoodrestaurant was of niet. Na een hoorzitting oordeelde de rechtbank dat Buffalo Wild Wings géén fastfoodrestaurant was en dus niet onder het beperkende convenant viel. Lopax ging in beroep, maar het hof bevestigde de eerdere uitspraak.

Het contract zegt: Seller will not after the date of this agreement sell, lease or permit to be occupied any real estate which Seller owns, manages or otherwise controls within one mile of the Land for the purpose of constructing, or having conducted thereon, any fast food [(quick service restaurant)] restaurant or restaurant facility whose principal food product is chicken on the bone, boneless chicken or chicken sandwiches.

En hier komt die syntactische ambiguïteit om de hoek kijken: de bepaling is dubbelzinnig, in die zin dat het niet duidelijk is of fast food alleen restaurant wijzigt of anders zowel restaurant áls restaurant facility. Syntactische ambiguïteit komt vaak voort uit de volgorde waarin woorden verschijnen en hoe ze zich tot elkaar verhouden.

Vanwege deze dubbelzinnigheid hadden Regency en Lopax een verschillende interpretatie van deze bepaling. Regency voerde aan dat de bedoeling van het contract was om andere fastfoodactiviteiten in de buurt die voornamelijk kip serveren, te verbieden, en dat, omdat het Buffalo Wild Wings-restaurant geen fastfoodrestaurant was, het niet in strijd was met die beperkende bepaling. Lopax daarentegen voerde aan dat alleen al het feit dat het
belangrijkste voedingsproduct van het Buffalo Wild Wings-restaurant kip was, genoeg was om die beperkende bepaling in het contract te schenden.

Het ironische is dat beide partijen genoeg mogelijkheden hadden om hun contract vóór ondertekening te modificeren. Om met Lopax te beginnen: Lopax zou vóór restaurant
facility
makkelijk het woordje any hebben kunnen toevoegen. En het standpunt van Lopax dat de bepaling in feite luidt any fast-food restaurant and any restaurant of any sort roept de vraag op waarom men überhaupt de moeite zou nemen om naar fastfoodrestaurants te verwijzen, aangezien die gewoon zouden vallen onder de meer algemene verwijzing naar restaurants. Aan de andere kant: om de interpretatie van Regency te laten werken, kunnen restaurant en restaurant facility geen synoniemen zijn. Regency voerde aan dat restaurant een op zichzelf staande faciliteit betekent, terwijl restaurant facility iets betekent dat je aantreft in een food court met meerdere verkooppunten, ingebed in een winkel, of anders niet een op zichzelf staande faciliteit. Het Hof van Illinois aanvaardde dat onderscheid.

Vermoedelijk hadden beide partijen er daarna genoeg van, maar je zou ook nog eens
kunnen argumenteren dat de laatste bepaling (ofwel: whose principal food product is chicken on the bone, boneless chicken or chicken sandwiches) eventueel mogelijkheden biedt tot nóg eens minstens vier verschillende interpretaties…

Syntactische ambiguïteit is een beetje als die tekeningen waarin je het gezicht van een zowel een jonge áls een oude vrouw kan zien, maar nooit tegelijk  (ook wel “kantelfiguur” genoemd). Het is dan vaak een kwestie van maar een paar dunne lijntjes extra toevoegen, en het is kristalhelder.

What’s in a word? (41)

Nog even terug naar de op 1 januari 2019 geopende Netherlands Commercial Court (NCC). De NCC behandelt zaken standaard in het Engels en doet in het Engels uitspraak. De
mogelijkheid om bij de NCC in het Engels te procederen betekent dat bewerkelijke
vertalingen niet meer nodig zijn. Naast het kostenvoordeel leidt dit ook tot meer
efficiëntie, duidelijkheid en transparantie. Hier al eens eerder over geschreven.

En zoals het NCC zijn er tientallen andere landen-overkoepelende instanties die het Engels gebruiken om internationale disputen op te lossen. Zoals bijvoorbeeld het Internationaal Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (International Centre for Settlement of Investment Disputes of ICSID), een zelfstandig onderdeel van de Wereldbank. Het ICSID werd opgericht om geschillen te beslechten met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten (veelal bedrijven).

Ook bij het ICSID wordt bijna altijd Engels als de voertaal gebruikt. Mooi. Prachtig. En lekker handig bovendien. Zou je zeggen. Alleen brengt een gemeenschappelijke taal (Engels of welke taal dan ook) tegelijkertijd ook het falen daarvan aan het licht.

Neem nu het geschil tussen Spanje en een aantal Engelse, Nederlandse en Luxemburgse investeerders. De eisers in deze zaak dienden een aantal claims tegen Spanje in als reactie op (Spaanse) wijzigingen in subsidieregelingen voor opwekkers van duurzame energie. Als gevolg hiervan verminderde de waarde van verschillende investeringen. De eisers beschuldigden Spanje van schending van een eerlijke en billijke behandeling met
betrekking tot die investeringen. Deze zaak staat bekend als Eiser Infrastructure Ltd v Kingdom of Spain. De bottom line is dat Spanje al in 2018 werd “veroordeeld” (als je dat mag zeggen in een geschillenbeslechting) tot het betalen van een schadevergoeding van € 128 miljoen.

Spanje betaalde niet. De behandeling van het geschil verhuisde prompt naar het Australian Centre for International Commercial Arbitration in Melbourne, Australië, waarmee ICSID een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten. (“Waarom helemaal daar?” kan je je
afvragen… simpel antwoord: Australië is gekozen omdat rechters aldaar meer dan
gemiddeld “welwillend” staan tegenover forse rente-vergoedingen voor niet-betaalde boetes).

Ook voor dit Australische Hof verloor Spanje en de zaak ligt nu voor het Australische High Court. Aan dit High Court nu de beslissing of er al dan niet een andere betekenis bestaat binnen de Spaanse, Franse en Engelse versies van de ICSID-voorschriften. Bij het noemen van de Spaanse en Franse terminologie wordt gesteld dat, afhankelijk van de context,
“ejecución” en “l’exécution” moeten worden begrepen als “handhaving” of “executie”. De belangrijkste vraag is of die woorden hetzelfde betekenen in drie talen (Engels, Frans, Spaans). Ofwel: wanneer betekent een “executie” van een door de rechtbank gelaste boete, de “tenuitvoerlegging” van dat bevel? De Australiërs stellen dat er op basis van de Spaanse en Franse versie van het Investeringsverdrag geen onderscheid is tussen aan de ene kant de erkenning en handhaving (recognition and enforcement) en aan de andere kant de tenuitvoerlegging (execution) van een vonnis.

Maar eigenlijk maakt het niet zo veel uit om welke woorden het nu precies gaat; de Amerikaans en de Britse juridische definities van het woord money bijvoorbeeld,
verschillen immers ook van elkaar (lees hierover verder). Het is namelijk heel goed
mogelijk dat de Spaanse wetgeving een juridisch verschil maakt tussen enforcement en
execution, maar ook dat dat verschil niet bestaat in de Luxemburgse en Nederlandse wetgeving. Ieder land z’n eigen juridische geschiedenis met z’n eigen juridische lading aan z’n eigen juridische begrippen. (Hier al eerder over geschreven).  Iets wat het, op z’n zachtst gezegd, “lastig” maakt om in een gemeenschappelijke taal (Engels in dit geval) onder
woorden te brengen.

Nu ligt de zaak dus voor het Australische High Court. De verwachting is dat het High Court de uitspraak van het Hof zal volgen en dat de Spanjaarden alsnog met het geld over de brug moeten komen, mét een forse rente, dat dan weer wel… Het Hof benadrukte namelijk ook nog eens dat de context van de gebruikte terminologie soms van groter belang kan zijn dan de formulering van die terminologie.

En dat is precies waar al die internationale geschillencommissies voor zijn opgericht.

(met dank aan Julien Luscuere en Alex Allwell van Maes Law)

Correctness (32)

We hebben het hier al vaak gezegd: er ligt veel meer betekenis in de Engelse grammatica dan in de Nederlandse grammatica. Neem bijvoorbeeld eens de verschillende tijden van Engelse werkwoorden. Als je schrijft I have worked for AKD for 5 years werk je er nog steeds, maar als je schrijft I worked for AKD for 5 years, dan werk je al lang ergens anders. Als je schrijft Company X is a problem of Company Z is being a problem, dan kan je maar beter met Company Z te maken hebben. Ga voor een uitleg en meer voorbeelden naar Correctness 5  of naar Correctness 6

Zo kan het ook gaan met de werkwoorden bij het enkelvoud en het meervoud van een
aantal woorden, en dan met name van zgn. ‘verzamelnamen’. Een verzamelnaam is een zelfstandig naamwoord – zoals team, commissie, jury, ploeg, orkest, publiek, publiek en familie – dat verwijst naar een groep individuen. Ook bekend als ‘groepsnaam’.

In het Nederlands gaat zo’n verzamelnaam altijd vergezeld van de enkelvoudsvorm van het werkwoord (“Het team wint een prijs”, “Het orkest speelde fantastisch”, etc.). Maar in het Engels kan je bij die collective nouns zowel de enkelvoudsvorm als de meervoudsvorm van het werkwoord gebruiken, afhankelijk van wat je ermee wilt zeggen.

Wanneer alle leden van zo’n collective noun iets als een eenheid presteren, gebruik je het enkelvoud (net als in het Nederlands). Dus: The chamber orchestra often plays at the Art Centre; The cast is celebrating the success of the play with a party after the performance; A wolf pack hunts as a group en The staff disagrees on the proposal. 

Maar wanneer de leden van het collective noun iets individueels doen, iets wat afwijkt van wat de anderen in zo’n groep doen, dan kan je gerust het meervoud gebruiken: The
orchestra are tuning their instruments; The cast have 
been practising their lines; The flock were running off in every direction en The staff disagree on the proposal.

Sommigen zeggen dat dit alleen in het Brits-Engels is toegestaan en niet in het Amerikaans-Engels. Dat is een beetje onzin, te meer daar er geen “officiële” grammaticale regels bestaan voor het Engels zoals wij in Nederland een Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) hebben met daarin de “officiële” Nederlandse
grammaticaregels en zelfs een “Groen Boekje” met daarin de “officiële” Nederlandse spellingsregels. Het kan best zijn dat het meervoud bij collective noun in het Amerikaans-Engels minder vaker voorkomt, maar het is niet pertinent fout.

Met zo’n enkelvoud-meervoudkeuze kan je een subtiel verschil maken in wat je wilt zeggen. Zo kan je zeggen: Management (of om het even: The jury, The councel, The panel etc.) is responsible for these mistakes, maar ook Management (en dus ook: The jury, The councel, The panel etc.) are responsible for these mistakes waarbij je dan, opnieuw: subtiel, opmerkt dat er wat jou betreft ook leden van het managementteam zijn die niet
verantwoordelijk zijn voor die fouten. Bryan Garner schrijft in Garner’s Dictionary of Legal Usage (hier geheel gratis te downloaden!): but if the emphasis is on the individuals in the group, the plural verb form is best. En Merriam-Webster’s English Usage Dictionary is het
hiermee eens:  When the group is considered as a unit, the singular verb is used; when it is thought of as a collection of individuals, the plural verb is used.

 Overigens zijn die dillema’s natuurlijk allemaal makkelijk te omzeilen als je de woordjes members of (The members of the jury… etc.) gebruikt. Dan is het natuurlijk altijd
meervoud…

Dan zijn er nog de namen van sportteams. Het is gebruikelijk dat de Britten hun teams laten optreden met behulp van een meervoudsvorm van het werkwoord: Liverpool are the greatest team, England win the European Championship, etc. Dat vinden vooral de Amerikanen raar, maar zelf doen ze het ook. Nu is het gros van de namen van Amerikaanse sportclubs toevallig al een meervoud (Boston Celtics, New York Yankees, Minnesota Vikings, Los Angeles Lakers etc.), maar ook de enkelvoudige namen zoals Oklahoma City Thunder of Utah Jazz gaan gepaard met meervoudsvormen van het werkwoord. Dat
vinden wij Nederlanders een beetje raar… “Ajax zijn de beste ploeg van de wereld”, “Feyenoord hebben weer gewonnen”, “Spanje winnen de finale”, dat soort werk.

Ook met een ander fenomeen, het plurale tantum, hebben Nederlanders wat moeite… Het zijn woorden die de vormkenmerken van een meervoud hebben, maar waarvan het
bijbehorende enkelvoud niet bestaat. We kennen allemaal glasses, scissors, trousers, maar door die meervoud -s aan het eind weten we dat er ook een meervoudsvorm van het werkwoord gebruikt moet worden.  Waar het bij Nederlanders alleen bijna altijd fout gaat is bij het plurale tantum police. The police were on time, The police are present on Saturday. Meervoud gebruiken, dus!

Plain English (26)

Er is nog steeds geen duidelijkheid of AstraZeneca nou genoeg van “onze” vaccins gaat
leveren of niet. Vorige week hadden we het in deze blog over de woorden reasonable best efforts in het contract tussen AstraZeneca en de Europese Unie. Juist die gebruikte
woorden openden een juridische doos van Pandora voor allerlei mogelijke juridische steekspelletjes.

Nu iedereen tijd heeft gehad om het openbaar gemaakte contract eens goed te lezen,
blijken er nog veel meer haken en ogen te zitten aan het taalgebruik in dit contract. Een
ander teer (dwz. juridisch omstreden) punt is bijv. hoofdstuk 13 in het bewuste contract, ofwel: Representations and Warranties.

Hoofdstuk 13.1 begint al gelijk met: AstraZeneca represents, warrants and covenants to the Commission and the Participating Member States that … De woorden represents, warrants and covenants worden vaak vertaald met “verklaart, garandeert en komt overeen”. Hét grote struikelblok is hier dat in één adem verschillende contracttaalcategorieën bij elkaar worden geveegd: the language of declararion, the language of obligation en the language of agreement (naar analogie van Kenneth Adams in A Manual of Style for Contract Drafting). Met alle mogelijke verwarring van dien. En “verwarring” moet, juist in contracten, zoveel mogelijk vermeden worden.

We hebben hier al eens geschreven over het werkwoord to warrant in een (common law)
juridische setting. We schreven toen “to warrant in het common law-contractenrecht betekent veel eerder: to promise, “beloven” dus. Het is dus heel pertinent niét een
contractuele voorwaarde. Als die belofte (warrant) om de een of andere reden niet wordt nagekomen, dan heeft de benadeelde partij eventueel recht op een zekere vorm van
compensatie (welke vorm, dat staat nog gerechtelijk te bezien), maar het contract kan niet worden verbroken”.

OPLOSSING/ALTERNATIEF: Je zou alles wat je ‘warrants’ wilt aangeven, gewoon samen kunnen voegen onder een nieuw hoofdstukje. Dit noem je dan ‘Warranties’ en daar schrijf je op wat de verkoper en de koper een goed idee vinden om te doen als ergens iets mis loopt.

Het werkwoord to represent betekent niets meer of minder dan gewoon een ‘vaststelling van een feit’, ‘een feitelijke verklaring’ (a statement of a fact). Sommige tekstverklaarders gaan zelfs uit dat het een positieve benaming is van de eerder bestaande term:
misrepresentation. Misrepresentation verwijst niet naar onbevoegde vertegenwoordiging maar is een mededeling die niet juist is, een beetje te vergelijken met onze ‘dwaling’ of zelfs (als het een fraudulent misrepresentation is) ‘bedrog’. (Overigens een uitstekend
voorbeeld van een zgn. False Friend)
. Paragraaf 13.1 (e), waar afstand genomen wordt van enige verantwoording waar iets fout kan gaan, botst met zo’n ‘feitelijke verklaring’. Een
feitelijke verklaring is óf juist óf onjuist – het kan niet onjuist wórden. Het kan natuurlijk dat AstraZeneca niet genoeg vaccins kan leveren (om welke reden dan ook), maar dat is een toekomstig feit en hoort hier niet onder respresentations.

OPLOSSING/ALTERNATIEF: Je zou represents zonder meer kunnen vervangen door welk werkwoord met dezelfde betekenis dan ook (bijv.  says, utters, proclaimes etc.), maar de meest voor de hand liggende zou zijn: states.

Het werkwoord to covenant (‘overeenkomen’) dat AstraZeneca er, als klap op de vuurpijl, ook nog eens aan toevoegt, is een woord dat al sinds mensenheugenis in contracten al helemaal nooit meer gebruikt wordt. Het is volledig overbodig en leeft eigenlijk alleen maar voort als sjiek zelfstandig naamwoord ‘covenant’ (ook in het Nederlands).

OPLOSSING/ ALTERNATIEF: vergeet dat extra werkwoord; het is al een contract, dus waarom zou je dat nog eens verklaren? Hetzelfde geldt overigens ook voor de woorden die je ook wel eens ziet: X represents, warrants, covenants and agrees that… (Een contract is geen thesaurus!)

Het grote struikelblok nu is dat álle bepalingen in een contract onder een kopje Representations and Warranties (dus ook in het AstraZeneca-contract, Hoofdstuk 13), tegelijkertijd beloftes áls een vaststelling van feiten zijn. Normaal gesproken zou dit niet veel problemen op hoeven te leveren: “zo is het toch altijd gegaan”….? Maar nu, in
coronatijden?

Het mooie (want tevens: onbegrijpelijke) aan dit soort taalgebruik is de hardnekkigheid waarmee iedereen maar steeds vast blijft houden aan traditionele bewoordingen als
represents, warrants and covenants of hoofdstukken met titels als Representations and Warranties. Advocaten en anderen die met contracten werken moeten in gedachten houden dat ze de kudde niet hoeven te volgen als het gaat om contracten. De enige mensen die u moet overtuigen, zijn degenen aan uw kant van de transactie en aan de
andere kant van de transactie. De uitdrukking Representations and Warranties wordt dan wel telkens te pas en te onpas klakkeloos  gebruikt, je kan contractuele bepalingen ook een stuk eenvoudiger en vooral: éénduidiger, maken en zo het contractproza naar een
moderne tijd brengen.

En wie weet, geeft alle commotie rond juist dít contract ook de Plain English Movement weer een zetje in de juiste richting. Nieuwe Tijden!

What’s in a word? (40)

Dat komt er nou van… In een eerdere blog schreven we al eens  dat de woorden “best
efforts
” in contracten tot de één van de most-litigated words in de Anglo-Amerikaanse rechtspraak behoren en in een burgerrechtelijke (civil law) omgeving verder van zeer geringe juridische waarde zijn. Daar schijnt het ook nu weer op uit te draaien met het Covid 19-vaccin van AstraZeneca (AZ) en de druk die door de Europese Commissie op AZ wordt uitgeoefend om die spullen nu eens te leveren.

De CEO van AZ zou hebben gezegd dat de leveringsverplichtingen van AZ beperkt zijn tot “best efforts“; AZ kan dit blijkbaar niet doen zonder de voorwaarden van het contract met de Britse regering te schenden. Op dit moment (zie hieronder) zijn de relevante contracten nog niet openbaar. Maar wél openbaar is een soortgelijk contract tussen de Europese Commissie en Curevac AG. Curevace is samen met Bayer bezig een  ander potentieel Covid 19-vaccin, Zorecimeran, te ontwikkelen. Het heeft de vorm van een raamcontract en er is een bestelformulier aan toegevoegd dat individuele EU-landen kunnen gebruiken om hun besteleisen bij de leverancier aan te scherpen (hier te vinden).

Laten we bij gebrek aan betere informatie aannemen dat de Europese Commissie
contracten heeft ondertekend met zeer vergelijkbare standaardvoorwaarden met al haar vaccinleveranciers, inclusief AZ, en dat ze allemaal volgens de Belgische wetgeving zijn opgesteld. Wat zegt het contract over leveringsverplichtingen?

De term die het meest relevant lijkt voor de inspanningsverplichtingen van AZ, staat in de tweede alinea van paragraaf 1.3 (van het Curevac-contract), Die luidt: On the basis of this APA, the contractor commits to use reasonable best efforts (i) to obtain EU marketing…[…]

 Op basis van deze APA (=Advance Purchase Agreement) verbindt de contractant zich ertoe om reasonable best efforts te leveren (i) om een ​​EU-handelsvergunning voor het product te verkrijgen en (ii) om voldoende productiecapaciteit te creëren om de productie en levering van de contractueel overeengekomen volumes van het product mogelijk te maken

Reasonable best efforts  worden gedefinieerd in sectie 1.2 (blz. 10), met daarin de woorden: ‘Reasonable best efforts’: a reasonable degree of best effort to accomplish a given task,
acknowledging that such things as, without limitation […];
contractor’s commitments to other purchasers of the Product; other reasons [….] etc.

Het contract is opgesteld naar Belgisch recht, een civil law-systeem dus. Het burgerlijk recht erkent meestal geen specifieke betekenis van best efforts of soortgelijke termen, maar geeft een voorkeur voor een onderscheid tussen zogenaamde “middelencontracten” en “resultatencontracten”  De eerste is vergelijkbaar met een inspanningsverplichting, waarbij de prestatie niet gegarandeerd is.

PS.
“Op dit moment zijn de relevante contracten nog niet openbaar”, schreef ik afgelopen
donderdagavond. De vrijdag daarop gaf de Europese Commissie dan toch, in samenspraak met AZ, het contract vrij (hoewel grote delen zijn weggelakt). Hier te vinden. En nu blijkt dat inderdaad de woorden best reasonable efforts ook hier zijn gebruikt. De definitie daarvan (op blz. 3) lijkt in het geheel niet op de definitie in het Curevac-contract maar Commissie voorzitter Ursula von der Leyen zegt in een radio-interview met de BBC ‘Best effort’ was valid while it was still unclear whether they could develop a vaccine. That time is behind us. The vaccine is there. AstraZeneca has also explicitly assured us in this contract that no other obligations would prevent the contract from being fulfilled.

Nog even afgezien van het feit dat het Curevac-contract spreekt van reasonable best efforts en het AZ-contract van best reasonable efforts (is daar eigenlijk een verschil tussen?), lijkt mij dit al met al een typisch staaltje van van elkaar verschillende rechtsopvattingen. We komen daar keer op keer weer op terug in deze blog: daar waar in common law-landen (zoals Engeland) vooral de Letter van de Wet (of het Contract) belangrijk is, prevaleert in de civil law-landen (de Europese Unie) de Geest van de Wet en wordt een beroep gedaan op de morele verplichtingen buiten het contract. (Lees bijv. ook hier).

Er zit waarschijnlijk niets anders op dan AstraZeneca maar even voor een jaartje of wat te
nationaliseren (maar dan wel in Europees verband, natuurlijk).